Examenvragen Hematologie
1. De kinetiek van beenmerg en bloed
Beenmerg:
- Er is een proliferatiecompartiment waar mitosen plaatsvinden tot het myelocytenstadium
- Daarnaast ook een uitrijping/bewaarcompartiment: cellen zullen verder uitrijpen tot
segmentkernige maar niet meer delen
- Er is ook een reservepool: waar de uitgerijpte neutrofielen naar toe gaan, bevat veel meer
neutrofielen dan normaal circuleren in bloed
Bloed:
- Marginale neutrofielen pool: dit zijn de niet-circulerende neutrofielen die adhereren aan
kleine bloedvaten (kunnen ook rechtstreeks migreren naar weefsel o.i.v.
membraangebonden adhesieproteïnen, bij infecties worden deze geactiveerd en w
neutrofielen vlakker en spreiden over endotheeloppervlak)
- Circulerende pool: de vrije neutrofielen
2. NK-cellen
= cytotoxische T-lymfocyten die behoren tot het aangeboren immuunsysteem.
- Ze kunnen schadelijke cellen uitschakelen zonder herkenningspunt (via radarsysteem)
- Ze zijn afkomstig uit het merg (= large granulated lymfocytes)
- Zorgt voor natuurlijke weerstand tegen infecties
3. Koude bloedgroepsystemen met antigenen en antistoffen
- Auto-antistoffen die beter reageren bij 0° (schadelijk reageren bij >30°)
- Onschadelijke:
o Bij meeste mensen kan aangetoond worden, verder onschadelijk
o Vooral bij heel lage T en bijna altijd van Anti-I type
- Schadelijke:
o In staat om RBC af te breken en bij koude T RBC te agglutineren en zo bloedvaten te
occluderen, gevolg dikwijls AIHA
o IgM, zijn monoclonaal en komen voor in serum
4. Vader is B+ en moeder is AB- welke bloedgroep heeft het kind dan?
- Het kind heeft kans op drie verschillende bloedgroepen. Bloedgroep A,B of AB
5. Wat zijn D-dimeren?
- Dit is het voornaamste afbraakproduct van fibrine bij fibrinolyse.
- En kunnen op 2 manieren bepaalde worden:
o ELISA-test (gevoeliger, gebruikt om diep veneuze trombose of longembolie uit te
sluiten)
o LATEX-test (latexpartikels gecoat met AL hiertegen, citraatplasma gemengd en dan
agglutinatie aflezen)
6. Wat zijn Allo-antistoffen?
- Dit zijn antistoffen gericht tegen een antigen dat men zelf niet bezit
- Onregelmatige antistoffen die ontstaan na contact met lichaamsvreemde antigenen (bv bij
transfusie of zwangerschap)
, 7. Hoe bepaal je de sluitingstijd
- Met PFA-200
- Vooraan in toestel zijn 2 openingen waar je cartridges kan plaatsen
o Cartridge 1 bevat membraan gecoat met een mengsel collageen en epinefrine
o Cartridge 2 bevat collageen en ADP
- In normale omstandigheden zal dan t.h.v de apertuur een kleine prop ontstaan, de tijd die
nodig is om de apertuur te sluiten is de sluitingstijd
- Gebeurt in citraatbuisjes (geen bepaling op hemolytisch bloed)
8. Wat is het verschil tussen gefractioneerde en ongefractioneerde heparine?
- Ongefractioneerde heparine wordt opgevolgd met een APTT-test (= high molecular weight
heparine) meer suikers aanwezig
- Gefractioneerde heparine wordt niet gecontroleerd (= low molecular weight heparine)
Heeft een langere halveringstijd, meer voorspelbaar en minder bijwerkingen
9. Hoeveel % van de bevolking heeft K en Cellano?
- K: 90%
- k: 10%
10. Wat zijn de referentiewaarden voor hemoglobine bij volwassenen?
- Mannen: 13,6 – 17,7 g/dL
- Vrouwen: 12,0 – 16,0 g/dL
11. Welke bloedgroep heb je als je secretor Lewis hebt?
- Fuctose hecht op galactose door Se
- Fuctose hecht op N-acetylglucosamine door Le
- H-keten door Se
12. Wat is GM-CSF
- Dit betekend Granulocyten- Macrocyten Colony Stimulating Factor
- Dit zijn groeifactoren, stimuleert het beenmerg om meer WBC aan te maken
13. Wat zijn reactieve lymfocyten?
- Dit zijn middelgrote tot grote lymfocyten die in het bloed verschijnen als reactie op infectie
met micro-organismen, vooral virussen
- Het zijn geactiveerde T-lymfocyten die reageren met geïnfecteerde B-lymfocyten
o Hebben donkerblauw cytoplasma en zijn groter dan normale
o Kern is mooi afgelijnd en blauw lijntje aan cytoplasma (worden ook virocyten
genoemd)
14. Welke stollingsfactoren zijn intrinsiek? (FI, FII, FVII, FX)
- FXII, FXI, FIX, FVIII, FX, FV, FII en FI
15. Immunogeniciteit: ABO, Kell, Kidd, Duffy, Rh
- A,B
- D
- K
- C, E
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LouisePeeters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.66. You're not tied to anything after your purchase.