Week 2 Anatomie en Fysiologie cel en weefselleer week 2 (Hoofdstuk 1 - 3)
Samenvatting aan de hand van de doelstellingen en PowerPoint
Doelstellingen
1. Aan de hand van een zelfgemaakte schematische afbeelding de bouw van de lichaamscel als
kleinste, zelfstandig levende eenheid van het menselijk organisme beschrijven. Daarbij kan de
student tevens van de verschillende celorganellen de functie weergeven.
2. De opbouw van de mens beschrijven vanuit cellen, weefsels, organen en orgaan- of
functiesystemen.
3. De functiesystemen beschrijven, die bij meercellige organismen (zoals de mens) noodzakelijk zijn
om te leven en te overleven.
De cel is de kleinste, zelfstandig levende eenheid van de mens
Kernelementen:
Kleinst niet met bloot oog te zien
Zelfstandig levend
,Van ééncelligheid naar meercelligheid
Eicel levensduur van max. 4 dagen in het lichaam, is dus niet zelfstandig levend, zaadcel ook niet.
Een bevruchte eicel is wel zelfstandig levend.
Bevruchtte eicel gaat groeien (delen) 2 dezelfde cellen die scheiden: 1 eiige tweeling. Het kan niet zo
zijn dat er 4 cellen zich scheiden er een vier eiige vierling komt.
Zygote = het menselijk lichaam ontstaat zich uit deze ene cel. Ontstaan met samenwerking
van het ovum (vrouwelijke eicel) en het spermatozoön (mannelijke zaadcel)
Differentiatie
= elke cel heeft zijn eigen taak orgaanstelsel/zenuw.
Definitie: proces waarbij iets zich in verschillende richtingen ontwikkeld.
Differentiatie van cellen naar aangepaste celtypes met bepaalde structurele en functionele
kenmerken treedt op in een vroeg stadium van de foetale ontwikkeling, zoals epitheelcellen die
andere kenmerken ontwikkelen dan lymfocyten.
Omnipotent
= nog in staat alle organen te vormen, uit 1 cel bestaat alles, cel waar alles nog uit gemaakt kan
worden.
Pluripotent
= een cel die al een specifiek doel heeft, bijvoorbeeld het aanleggen van een skelet.
Oligopotent
= stamcellen, is in staat om nog zichzelf te veranderen.
Unipotent
= gespecialiseerde cellen beperkt in ontwikkeling (niet de stamcellen).
, De lichaamscel: onderdelen
Cel bestaat uit:
1. Plasma celmembraan
2. Celkern
3. Cytoplasma met inhoud
1. Plasma celmembraan = het omhulsel
Bestaat uit 2 lagen fosfolipiden (= vetachtige stoffen), met eiwit- en suikermoleculen.
Bestaat uit lipide cholesterol
Fosfolipiden moleculen hebben een kop en een staart:
De kop : heeft een elektrische lading = hydrofiel (wateraantrekkend)
De staart : geen lading = hydrofoob (waterafstotend)
De koppen liggen naar buiten.
Vormsels --> toegangswegen door de celmembraan, bijv. receptor
Functies plasmacelmembraan:
Begrenzing
Transport
Opvangen van signalen doorgeven aan de cel
Omzetting bepaalde stoffen
Goede vorm houden vd cel
Geneesmiddelen moet op een receptor passen
Bijvoorbeeld: Metformine op insuline producerende cellen
2. Celkern (nucleus) ‘’de regiekamer’’
DNA
Iedere cel heeft actieve erfelijkheidsfactoren
Nucleolus:
Binnen de kern bevindt zich een ronde structuur, die betrokken is bij de productie (synthese)
en samenstelling van de elementen van ribosomen.
, 3. Cytoplasma ‘de fabriek’
Celvloeistof
Celorganellen
- Elk celorganel heeft een eigen specialistische functie.
- ‘’kleine organen’’
Voorbeelden celorganellen:
Kern (nucleus)
Met DNA en Nucleolus.
Mitochondriën
Functie: energiecentrale van de cel.
De activiste celtypen hebben de meeste mitochondriën: levercellen, spiercellen en spermatozoa.
Ribosomen
Functie: maken eiwitten.
Een ribosoom is het onderdeel van de cel dat eiwitten maakt. Ribosomen zijn zelf opgebouwd uit
eiwitten en rRNA, en bestaan elk uit een groot en een klein deel die tijdens de eiwitsynthese bij
elkaar komen. Alle levende cellen hebben ribosomen.
Ribosomen komen zowel in vrije vorm voor, in het cytoplasma, als gebonden. In het laatste geval zijn
ze gebonden aan het membraan van het ruw endoplasmatisch reticulum (ER) of het membraan van
de celkern.
Vrije ribosomen : maken eiwitten die hun functie vervullen in het cytoplasma
Gebonden ribosomen : maken eiwitten die in het celmembraan terechtkomen, of
getransporteerd worden via lysosomen.
Endoplasmatisch reticulum
= grote reeks geschakelde kanaaltjes in het cytoplasma.
Glad: maakt lipiden en steroïdhormonen + ontgifting van bepaalde (genees-)middelen.
Ruw: is beslagen met ribosomen. Worden eiwitten gemaakt, sommige worden buiten de cel geëxporteerd.
Golgi-apparaat
= stapels dicht opgevouwen platte membraneuze zakjes.
- Komt in elke cel voor, maar is groter als een cel eiwitten aanmaakt en exporteert.
- De eiwitten gaan in transportvesikels van het endoplasmatisch reticulum naar het Golgi-apparaat
waar de worden ‘’ingepakt’’ in membraangebonden blaasjes: secretoire granula.
- Deze blaasjes worden opgeslagen en als er vraag is naar de eiwitten, gaan ze naar de
plasmamembraan en fuseren ermee.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melaniekalis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.