Handbook of Psychological Assessment, Sixth Edition
In deze samenvatting heb ik alle hoofdstukken voor de master klinische forensische psychologie samengevat! In deze samenvatting staan H1,H2,H3,H4,H5,H8,H10,H12,H13 en H14
H1,h2,h3,h4,h5,h8,h10,h12,h13 en h14
December 8, 2022
42
2022/2023
Summary
Subjects
diagnostiek
behandeling
assessment interview
behavioral assessment
wais iv
wisc v
persoonlijkheidstesten
neo p i
neuropsychology
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
HANDBOOK OF PSYCHOLOGICAL ASSESSMENT Sixth Edition
Study guidelines 2nd exam Handbook of Psychological Assessment
Handbook of psychological assessment
All for this textbook (4)
Written for
Tilburg University (UVT)
Master Klinische Forensische Psychologie
Diagnostiek (500806M6)
All documents for this subject (18)
Seller
Follow
Maria078
Reviews received
Content preview
Diagnostiek
Hoofdstuk 1: Introductie
Role of the clinican
è Ken de centrale rol van de clinicus en hoe deze rol te vervullen
De centrale rol van clinici die beoordelingen uitvoeren is het beantwoorden van specifieke
vragen en om duidelijk, specifieke en redelijke aanbevelingen te doen om het functioneren
van een individu te verbeteren. Hiervoor moeten clinici een breed scala aan data en informatie
integreren en zich focussen op verschillende gebieden van kennis.
Een belangrijk onderscheid wordt er gemaakt tussen een psychometrist en een clinicus die
psychologische beoordelingen uitvoert.
è Psychometrist: een psychometrist gebruiken test vaak alleen om data te verkrijgen.
Vaak wordt hun taak ook gezien als het benadrukken van de technische en
administratieve aspecten van het testen. De aanpak is vaak data-georiënteerd en het
eindproduct is vaak een reeks van vaardigheden of eigenschappen beschrijvingen.
Deze beschrijvingen zijn vaak niet gerelateerd aan de algemene context van de
persoon en behandelen ook geen unieke problemen.
è Clinicus: een clinicus probeert vaak het individu te evalueren in de probleemsituatie
om zo informatie uit de beoordeling te verkrijgen die het individu bij het probleem
kan helpen. De testscores zijn een verzameling van data en geen eindproduct. Bij deze
manier ligt de nadruk op gegevens in een breed perspectief zetten, probleem oplossen
en besluitvorming.
De historische en methodologische redenen voor de ontwikkeling van de psychometrische
benadering: vroeger leken groepsmetingen voor intelligentie een succes, omdat individuele
interviews vaak te duur waren. Een voordeel van deze data-georiënteerde testen was dus dat
ze objectief waren en de interview bias zouden verminderen. Verder kwam de ontwikkeling
van een testbatterij, waarbij werd gedacht dat een reeks aan testen een totaalbeeld van de
persoon zouden geven. Het doel was hierbij het ontwikkelen van een globale definitieve
beschrijving voor de persoon te geven op basis van objectieve methodes. Achter deze
benadering lagen de concepten individuele verschillen en trait psychologie, deze concepten
stelde dat de beste manier om de verschillen tussen personen te beschrijven het meten van de
sterke en zwakke punten met betrekking tot verschillende eigenschappen. Dus de duidelijkste
manier om persoonlijkheid te onderzoeken was het ontwikkelen van een relevante taxonomie
van eigenschappen en daarbij testen te creëren om deze eigenschappen te meten. Ook hierbij
lag de nadruk vooral op het gebruik van instrumenten.
De objectieve psychometrische benadering is het meest geschikt voor capaciteitentesten zoals
het meten van intelligentie of mechanische vaardigheden, hoewel het nut afneemt wanneer het
gebruikt wordt om persoonlijkheidskenmerken zoals afhankelijkheid, autoritarisme of angst te
beoordelen. Deze kenmerken zijn erg complexen en moeten gevalideerd worden op basis
geschiedenis, gedragsobservaties en interpersoonlijke relaties. Dus het gebruik van de
objectieve psychometrische manier voor de evaluatie van problemen in het leven, is het
twijfelachtig. Deze scores moeten in verband worden gebracht met elkaar en met de context
waarin de scores ontstaande.
è De benadering in dit boek is consistent met die van psychologische beoordeling:
clinici moeten niet alleen kennis hebben van traditionele inhoudsgebieden in de
, psychologie en de verschillende contexten van beoordeling, maar ook in staat zijn de
testgegevens te integreren in een relevante beschrijving van de persoon. Deze
beschrijving, hoewel gericht op het individu, moet rekening houden met de
complexiteit van zijn of haar sociale omgeving, persoonlijke geschiedenis en
gedragsobservaties. Het doel is echter niet alleen om de persoon te beschrijven, maar
veeleer om relevante antwoorden op specifieke vragen te ontwikkelen en duidelijke,
specifieke en redelijke aanbevelingen te presenteren die helpen bij het oplossen van
problemen en het nemen van beslissingen.
Patterns of test usage in clinical assessment
Vergeleken met vroeger is het aantal uren dat besteed wordt aan het beoordelen afgenomen,
dit komt doordat de rol van de psycholoog veel breder is geworden dan alleen het beoordelen
of het afnemen van testen. Psychologische beoordeling omvat een breed scala aan activiteiten
zoals: het voeren van gestructureerde en ongestructureerde interviews, gedragsobservaties in
een neutrale setting, observaties van interpersoonlijke interacties, neuropsychologische
beoordelingen, gedragsbeoordeling en het gebruik van alle bevindingen.
Een van de veranderingen op het gebied van testpraktijken is een afname van het gebruik van
projectieve technieken. De kritieken die hier op waren hadden vooral betrekken op het te
complexe scoresysteem, de twijfelachtige normen, het slechte voorspellende nut van de test
en een slechte validiteit. Hoewel er een afname is blijken de TAT en de Rorschach nog wel
gebruikt te worden in de klinische praktijk, dit komt vooral omdat er vaak weinig tijd is om
nieuwe technieken te leren, er een verwachting is dat stagiairs weten hoe ze de test moeten
gebruiken en er vaak geen andere alternatieven zijn.
è Er blijkt dus een afstand te zijn tussen het kwantitatieve, theoretische veld van de
academische wereld en de praktische probleemgerichte wereld van de beoefenaar. Er
blijkt dus weinig verband te zijn tussen het aantal onderzoeken dat is gedaan naar
beoordelingsinstrumenten, de attitudes van de academische faculteiten en de de
psychometrische kwaliteit van de test.
De eerste vormen van beoordeling waren via een klinisch interview. Hierbij werd
vaak een ongestructureerde interacties gebruikt om informatie te verkrijgen over de
geschiedenis, diagnose en onderliggende structuur van de persoonlijkheid. Later
gebruikte de clinici patronen van testgebruik aan de hand van de te bespreken
onderwerpen. In de jaren 70 kwam er veel kritiek op het gebruik van interviews,
omdat het werd gezien als onbetrouwbaar en zonder empirische validatie.
In de jaren 1980-1990 werd het gestructureerde interview populair. Dit bleken vaak
wel valide en betrouwbare indicatoren voor het functioneren van de cliënt te zijn.
Hierna kwam de trend van neuropsychologische beoordeling. Deze manier is een
synthese tussen gedragsneurologie en psychometrie en is ontstaan vanuit de behoefte
om vragen te beantwoorden over de aard van iemand tekorten, lokalisatie, de ernst en
verschil tussen organische en functionele stoornissen. In de neuropsychologische
beoordeling zijn twee benaderingen: de pathogonomische en psychometrische
benadering.
In de jaren 1960-1970 werd gedragstherapie veel gebruikt. Gedragsbeoordelingen
kunnen metingen van beweging, fysiologische reacties of zelfrapportage omvatten.
,Evaluating psychological tests
è Ken en verklaar de vijf belangrijke punten bij het evalueren van psychologische tests
Theoretische oriëntatie: clinici moeten voor het afnemen van de test weten wat de
test meet en hoe de test dit meet.
Praktische overwegingen: degene die de test maakt moet in staat zijn de test te lezen
en begrijpen. Ook moet de test niet te lang zijn, dit kan zorgen voor frustratie of het
maar half invullen van de test.
Standaardisatie: hierbij wordt er vooral gekeken of er een vergelijking kan worden
gemaakt tussen het individu dat getest wordt en de gestandaardiseerde sample. Ook
heeft de standaardisatie betrekking op de afnameprocedure, de instructies moeten dus
duidelijk genoeg zijn dat de test door iedereen op dezelfde manier wordt uitgevoerd.
Betrouwbaarheid: heeft betrekking op de mate van stabiliteit, consistentie en
voorspelbaarheid. Het is dus belangrijk dat wanneer een individu nog een keer getest
wordt door dezelfde test op een ander moment er nog steeds dezelfde score wordt
behaald. De vier belangrijkste methoden om betrouwbaarheid te verkrijgen zijn: test-
retest, alternate forms, internal consistency en de interscorer.
o Test-retest betrouwbaarheid: hierbij wordt er gekeken wat de correlatie is
tussen de score op moment 1 en moment 2. Bij een hoge correlatie betekent het
dat de resultaten te generaliseren zijn en de resultaten niet komen door random
fluctuaties of door de testomgeving.
o Alternate forms: hierbij wordt een eigenschap gemeten aan de hand van
parallelle vormen van de test. De mate van overeenkomst tussen de scores
geeft de mate van betrouwbaarheid aan.
o Internal consistency/ coefficient alpha: hierbij wordt de test 1x afgenomen. De
test wordt in twee delen gesplitst en wordt de consistentie van de test items
bekeken.
o Interscorer betrouwbaarheid: hierbij wordt er gekeken of de scores van twee
clinici dichtbij elkaar in de buurt liggen. Dus de testresultaten worden door
twee personen gescoord en geïnterpreteerd.
Validiteit: er wordt gekeken of de test meet wat het ook zou moeten meten.
o Content validiteit: verwijst naar de representativiteit en relevantie van het
beoordelingsinstrument voor het te beoordelen construct.
Criteria validiteit: wordt bepaald door testscores te vergelijken met een soort prestatie op een
externe meting (bijv intelligentie en het cijfer
voor school). Er zijn twee soorten criteria
validiteit: voorspellende en concurrente
validiteit.
o Construct validiteit: hierbij wordt
er gekeken naar drie dingen: wat
houdt de eigenschap in, met
welke andere variabelen relateert
de eigenschap sterk en daarna
kijkt de ontwerper van de test of
de deze relaties echt bestaan. Dit
is de beste manier om de
validiteit te onderzoeken.
, Validiteit in de klinische praktijk
- Incrementele validiteit: houdt in dat de test nauwkeurige resultaten oplevert die
verder gaan dan de resultaten die met gemak worden verkregen (vragen aan iemand
over bepaalde eigenschappen bijvoorbeeld)
- Conceptuele validiteit: focust zich vooral op het individu en zijn unieke gedragingen.
Hierbij worden de testresultaten geïntegreerd en geëvalueerd zodat de clinicus
uitspraken kan doen over het individu. Er wordt dus gekeken naar een relatie tussen
een construct en het individu.
Clinical judgment
è Begrijpen hoe de ontoereikendheid om rekening te houden met het basispercentage, de
bevestigende vooringenomenheid en de vooringenomenheid achteraf het klinische
oordeel beïnvloeden
Het klinische oordeel houdt in dat de clinicus op basis van alle beschikbare bronnen een zo
accuraat mogelijke beschrijving van de cliënt kan geven. Dit kan op basis van test data,
casusgeschiedenis, medische rapporten, persoonlijke rapporten en verbale en non-verbale
observaties van gedrag.
Processen die bij het klinische oordeel komen kijken zijn: data verzamelen, data synthese, de
relatieve nauwkeurigheid van klinische versus statistische/actuariële beschrijvingen en
beoordeling bij het bepalen wat in een psychologisch rapport moet worden opgenomen.
- Data verzamelen en synthese: vaak gaat het verzamelen van gegevens via een
interview (gestructureerd of ongestructureerd) en op basis van wat de cliënt vertelt
maakt de clinicus een hypothese. Wel is hier een gevoeligheid voor bias bij het
verzamelen van gegevens op deze manier (de manier van vragen stellen bijvoorbeeld)
- Accuraatheid van klinisch oordeel: de accuraatheid van het oordeel van de clinicus
kan dus niet altijd even accuraat zijn. Vaak kunnen er fouten worden gemaakt door
biases. Er worden vaak fouten gemaakt door: het niet in acht nemen van de base rate,
er vaak geen feedback gegeven wordt, er vaak meer aandacht wordt besteed aan de
gegevens die eerder zijn behaald dan de informatie die later verkregen wordt (primacy
effect).
- Klinische versus actuariële voorspelling: de voorspelling van een clinicus versus de
voorspelling op basis van actuariële instrumenten (grafiek etc)
- Psychologisch rapport: duidelijke taal, verhelderen wat ze denken en interpreteren
Fases in klinische beoordeling
- Evalueren van de verwijsvraag: de
clinicus moet de verwijsvraag verhelderen
en evalueren of deze geschikt is voor
psychologische assessment. Ook is het
vaak nodig om te onderzoeken welke
problemen er gerelateerd zijn aan de
verwijsvraag.
- Data verzamelen: gebruik maken van
geschikte testen en interviews voeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Maria078. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.88. You're not tied to anything after your purchase.