Schenk , erf , en overdrachtsbelasting II (JUR4SCHENKERF2)
All documents for this subject (10)
Seller
Follow
s-kers
Reviews received
Content preview
Literatuur schenk- erf, en overdrachtsbelasting II.
Week 1.
Geen literatuur.
Week 2.
Ook het uitvoeren van een uiterste wilsbeschikking is i.b. een rechtshandeling in de zin van
art. 10 SW 1956. Dit is uitgemaakt in het turbotestamentarrest (HR 19 juni 2009, BNB
2009/224).
De Hoge Raad ziet in geval van een turbotestament drie ingrediënten die deze erfrechtelijke
rechtsfiguur, waarbij de langstlevende het vruchtgebruik behoudt, onder de werking van art.
10 SW 1956 brengen:
1. De aanvaarding van het legaat;
2. De uitvoering van de last;
3. En het verkrijgen ten laste van het vermogen van de langstlevende.
Deze door de Hoge Raad gegeven trias is de basis voor het antwoord op de vraag welke
erfrechtelijke rechtshandelingen onder art. 10 SW 1956 vallen en welke niet. Dit is
vervolgens in art. 10 lid 5 tot en met 9 SW 1956 genuanceerd.
Turboverdeling = alle goederen die deel uitmaken van een huwelijksgemeenschap worden
na het overlijden van de eerststervende toebedeeld aan de nalatenschap, waarna de
langstlevende een vordering wegens onderbedeling verkrijgt. Vervolgens wordt aan de
langstlevende (om niet) het vruchtgebruik van de nalatenschap afgegeven. De Hoge Raad
heeft op 8 februari 1995, BNB 1995/105 beslist dat deze rechtshandelingen niet onder art.
10 SW 1956 vallen. Hier worden eigendomsrechten niet omgezet in een vruchtgebruik, maar
in eigendomsrechten ten aanzien van een vordering. Het ontstaan van deze vordering is het
principiële verschil met het turbotestament en maakt dat op de BNB 1995/105-verdeling art.
10 SW 1956 niet van toepassing is. Bij de turboverdeling wordt het vermogen van de
langstlevende door de veredelingshandelingen niet verkleind. Dit arrest geldt blijkens de
parlementaire geschiedenis ook voor het nieuwe art. 10 SW 1956.
Superturbotestament = In een superturbotestament wordt de BNB 1995/105-verdeling bij
wijze van verblijvensbeding neergelegd in huwelijkse voorwaarden. De goederen verblijven
dan aan de erfgenamen van de eerststervende. In de nalatenschap zit dan een schuld
wegens overbedeling aan de langstlevende. De crux is dat in een flankerend testament aan
de langstlevende het vruchtgebruik wordt gelegateerd onder de verplichting om de
betreffende vordering wegens overbedeling voor zijn/haar rekening te nemen. De vordering
wegens overbedeling valt vervolgens door vermenging weg tegen de in het testament
opgenomen verplichting. Door de in art. 10 lid 1 SW 1956 opgenomen frase ‘samenstel van
rechtshandelingen’ kan het uiteindelijke resultaat van alle rechtshandelingen onder de loep
genomen worden. De optelsom van huwelijkse voorwaarden en het verplichtende
vruchtgebruiktestament maakt dat art. 10 SW 1956 op het superturbotestament van
toepassing is.
Ik-opa-testament = opa legt aan de kinderen de last op om aan de kleinkinderen een bedrag
schuldig te erkennen, dat pas opeisbaar is bij het overlijden van hun ouders. Wordt belast
o.g.v. art. 10 Sw. Het fiscale voordeel dat men wenst te bereiken uit zich op twee manieren
(HR 19 december 1990, BNB 1991/121):
, - Bij het overlijden van opa wordt de nalatenschap gespreid over meerdere personen;
en
- Bij het overlijden van de ouders wordt de betreffende schuld tegen de nominale
waarde in aftrek gebracht, terwijl in eerste instantie slechts de contante waarde in de
heffing betrokken is geweest.
Het eerste aspect van het ik-opa-testament wordt successierechtelijk niet bestreden. Het
tweede echter wel. Aangezien het kind (ter uitvoering van de door opa opgelegde
verplichting) schuldig erkent aan het kleinkind onder voorbehoud van genot valt deze
rechtshandeling onder art. 10 SW 1956. Dit brengt met zich dat de in civielrechtelijke zin (in
de nalatenschap van het kind) aftrekbare schuld aan het kleinkind door de al-wat-benadering
de facto fiscaal genegeerd wordt.
Ook creatieve testamentaire varianten op de ik-opa-testamenten worden bestreden, en wel
met art. 10 lid 9 SW 1956, een fictie met een nuancering van de al-wat-benadering van art.
10 lid 1 SW 1956. In art. 10 lid 9 SW 1956 is bepaald dat de fictie van art. 10 SW 1956 ook
van toepassing is als tot het vermogen van de erflater:
- Een schuld behoort, die is ontstaan als gevolg van een
uiterste wil;
- Maar slechts voor zover de nominale waarde van die schuld
meer bedraagt dan de waarde van hetgeen die erflater krachtens erfrecht heeft
verkregen van degene die de uiterste wil heeft opgemaakt;
- Waarbij voor de bepaling van de laatstbedoelde waarde de betreffende schuld buiten
beschouwing wordt gelaten.
Op grond van art. 10 lid 1 SW 1956 wordt het gehele aan de rechtshandeling onderworpen
vermogensbestanddeel in de heffing betrokken, terwijl op grond van art. 10 lid 9 SW 1956
slechts het erfrechtelijk surplus oftewel het bedrag waarmee het erfrechtelijk budget
overschreden wordt in de heffing betrokken wordt (een beperkte ‘al-wat-benadering’).
De wetgever gaat ervan uit dat de ik-opa-varianten gebaseerd op een lastbepaling onder art.
10 lid 1 SW 1956 vallen en de ik-opa-varianten in de vorm van een legaat onder art. 10 lid 9
SW 1956. Het belang van dit onderscheid is groot. Op grond van art. 10 lid 1 SW 1956 geldt
een al-wat-benadering en op grond van art. 10 lid 9 SW 1956 geldt dat slechts het
erfrechtelijk surplus belast is. Hierbij moet men zich realiseren dat de notaris in oudere
testamenten vaak het woord last gebruikt heeft, terwijl men wel degelijk de bevoordeelde
een vorderingsrecht (lees: een legaat) wilde geven in de zin van art. 4:117 BW. Deze uitleg
werd gehanteerd door Hof Leeuwarden 26 januari 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BL2814.
In een combinatietestament wordt een eigendomsvariant (deel A), zoals een ouderlijke
boedelverdeling of een wettelijke verdeling gecombineerd met een vruchtgebruikvariant
(deel B). Als door middel van rechtshandelingen zoals een beroep doen op een ontbindende
voorwaarde (tenzij-clausule), een ongedaanmaking of een verwerping, de overstap wordt
gemaakt van deel A in het testament naar deel B, wordt in beginsel eigendom omgezet in
vruchtgebruik. Het afleggen van de betreffende erfrechtelijke verklaringen is een
rechtshandeling in de zin van art. 10 SW 1956. De verkrijging gaat slechts ten laste van een
gedeelte van het vermogen van de langstlevende. Art. 10 SW 1956 is slechts van
toepassing op de omvang van het erfdeel, bijvoorbeeld op het kindsdeel van de
langstlevende of bijvoorbeeld slechts op een erfdeel van 1/100. Het feit dat de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s-kers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.