10 tijdvakken:
Prehistorie (-30.000 V.Chr. t/m -3000 Tijd van de jagers en boeren
v.Chr.)
Oudheid (-3000 v.Chr. t/m 500 na Chr.) Tijd van de Grieken en Romeinen
Middeleeuwen (500 t/m 1500) Tijd van de monniken en ridders (500- 1000)
Tijd van de steden en staten (1000- 1500)
16e eeuw (1500 t/m 1600) Tijd van de ontdekkers en hervormers
17 eeuw (1600 t/m 1700)
e
Tijd van de regenten en vorsten
18e eeuw (1700 t/m 1800) Tijd van pruiken en revoluties
19e eeuw (1800 t/m 1900) Tijd van burgers en stoommachines
20 eeuw (1900 t/m 2000)
e
Tijd van de wereldoorlogen en holocaust (1900-
1945)
Tijd van televisie en computer (1945- heden)
21e eeuw (nu) Nu
Historische bron= bronnen van alle overblijfselen uit het verleden, die
informatie geven.
Verleden= de tijd, die voorbij is
Heden= het steeds opschuivende moment waarin nu geleefd
wordt, nu Decennium= een periode van 10 jaar
Eeuw= een periode van 100 jaar
Oorzaken= een mogelijke verklaring voor een gebeurtenis
Gevolgen= een ontwikkeling die voorkomt uit een bepaalde gebeurtenis
➢ Tijd van jagers en boeren
Prehistorie= de tijd waaruit geen geschreven bronnen bewaard
zijn Afrika= de mens heeft zich vanuit hier over andere
werelddelen verspreid.
➢ Mens leefde als jager-verzamelaar
➢ Leefwijze wordt sterk beïnvloed door het heersende klimaat
➢ In Oost-Afrika leefden 5 tot 4 miljoen jaar geleden al mensachtigen
De Neanderthaler= in Europa ontwikkelde zich uit de homo erectus een
plaatselijk mensensoort
De homo sapiens= (de denkende mens) tegenwoordig bestaat nog één soort mens
Jagen en verzamelen is voor mensen de oudste vorm van bestaan.
De nomadische samenleving= mensen hebben geen vaste woonplaats,
,maar trekken rond en leven van wat de natuur te bieden heeft.
,Het Tropische klimaat= heeft een permanent seizoen.
Rendierjagers= zij leefden als nomaden, om dat ze grote afstanden
moesten afleggen om de kuddes rendieren te kunnen volgen in hun
levensonderhoud te voorzien.
➢ Rond 13.000 v Chr. trokken zij rond
➢ Hadden minder bezittingen dan boeren doordat ze steeds
moesten rondtrekken
Toendraklimaat= een boomloos gebied met grassen, mossen en
dwergstruiken in koude streken.
De belangrijkste hulpmiddelen bij rendierjagers= vuur
➢ Het vuur zorgde ervoor dat ze in koudere gebieden konden overleven
➢ Met vuur kon slecht verteerbaar voedsel eetbaar gemaakt worden
➢ Het vuur hield roofdieren op
afstand Jagers en vissers= ca 7000 v
Chr.
De 1e boeren= leefden ca 10.000 jaar v Chr. in het Midden-Oosten.
➢ Vruchtbare Halvemaan
Vruchtbare Halvemaan= landbouw verspreidde zich over deze
aangrenzende gebieden en uiteindelijk ook naar West-Europa
Agrarische revolutie= de overgang van het nomadisch bestaan
van jagers- verzamelaars naar het boeren bestaan
➢ De 1e agrarische samenlevingen=
in de Vruchtbare Halvemaan
(Turkije, Irak en Syrië).
De 1e landbouwcultuur= de Bandkermiekcultuur
➢ in West-Europa rond 5300 v Chr.
➢ in Nederland rond 5000 v Chr.
Bandkermiekcultuur= zij kregen deze naam
door de opvallende versiering in de vorm
van een band op het aardewerk
Zuid-Limburg= hier vindt je alleen nog lössgrond
➢ Omdat de eerste boeren legden
hier hun akkers op de lössgrond
Trechterbekercultuur= zij kregen hun naam door de trechtervormige
potten, bekers en schalen
➢ Zij leefde tussen 3500 en 2700 v
Chr. Hunebed= werden gebruikt als
grafkelders
, ➢ De boeren gaven hun overledenen potten, sieraden en wapens
mee in een hunebed
➢ Kenmerken: Drenthe, zwerfkeien en grafkelders
Gebouwd van: grote zwerfstenen, die in de voorlaatste ijstijd door gletsjers
hier naar toe waren geschoven.
Steen= de langste tijd in het bestaan van een mens en is het belangrijkste
materiaal geweest om gereedschappen of wapens te maken(+brons, ijzer)
Archeologie= de wetenschap die zich bezighoudt met het in kaart
brengen van bodemsporen
➢ Tijd van de Grieken en
romeinen Griekse stadstaten=
➢ Athene (valt op door de democratie en filosofie)
➢ Sparta
➢ Thebe
Stadstaten= waren vooral gericht op landbouw, maar door de koloniën
werd handel ook zeer belangrijk
Kenmerken van de Griekse stadstaat Athene:
➢ Democratie
➢ Landbouw
➢ Koloniën
➢ Filosofie
Het Romeinse rijk= in dit rijk werden veel zaken overgenomen uit de
Griekse cultuur: zoals religie, wetenschap en bouwstijlen
➢ Lag rond het Middellandse zee gebied
Nederland= lag precies op de grens van het Romeinse rijk, doordat de Rijn
een grensrivier was geworden
Rome= het centrum van het Romeinse rijk
➢ Deze stad was rond 750 v Chr. uit enkele nederzettingen
ontstaan Julius Caesar= hij was de leider van het Romeinse
leger
De Romeinen= gebruikten veel slaven voor het verrichten van arbeid
➢ Zij vormden een kwart van de totale bevolking
➢ Ze deden alle zware arbeid: in steengroeven of zoutmijnen
➢ Ze werden ook echter gebruikt als huisslaven, waarbij ze
werkten in de huishouding, of bij het opvoeden en
onderwijzen van kinderen
De Romeinen= waren knappe bouwmeesters
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller clairesoesbergen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.