100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Macro-economie Economie en bedrijfseconomie $5.40
Add to cart

Summary

Samenvatting Macro-economie Economie en bedrijfseconomie

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Macro-economie Economie en bedrijfseconomie

Preview 4 out of 59  pages

  • December 10, 2022
  • 59
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Macro-economie

HOORCOLLEGE 1 (HOOFDSTUK 1)

 Macro-economie: de studie van geaggregeerd gedrag.
o geaggregeerde vraag
o geaggregeerd aanbod

Zowel de geaggregeerde vraag als het geaggregeerde aanbod kan worden gestuurd door
overheidsbeleid.

In de macro-economie wordt onderscheid gemaakt tussen:
• trends op lange termijn;
• fluctuaties op korte termijn (laagconjunctuur – weinig economische activiteit t.o.v. de
trend – en hoogconjunctuur – veel economische activiteit t.o.v. de trend).

Belangrijke macro-economische begrippen

Bruto binnenlands product (bbp)

Bruto binnenlands product (bbp): de totale toegevoegde waarde van alle in een land
geproduceerde finale goederen en diensten (definitie CBS).
 Berekening toegevoegde waarde van een goed/dienst: pak de eindwaarde
(verkoopprijs) en trek de kosten van de inputs (grondstoffen, arbeid, etc.) ervan af.

Een verandering van het bbp kan twee oorzaken hebben:
1. een stijging van de prijzen;
2. een stijging van het productievolume (er wordt meer geproduceerd).

Nominaal bbp vs. reëel bbp:
• Het nominale bbp is het “gewone” bbp.
• Het reële bbp is het nominale bbp gecorrigeerd voor inflatie/prijsstijging.
o Een stijging van het reële bbp betekent dat het productievolume gestegen is.

Werkloosheid

Het werkloosheidspercentage is de hoeveelheid werkzoekenden als percentage van de
totale beroepsbevolking.

De beroepsbevolking bestaat uit werkenden en werkzoekenden.

Dus: werkloosheidspercentage = werkzoekenden / (werkenden + werkzoekenden) * 100%

De volgende groepen behoren niet tot de beroepsbevolking:
 jongeren (zijn te jong om te werken/gaan nog naar school);

, ouderen (zijn gepensioneerd);
 mensen die niet kunnen werken of die de zoektocht naar een baan gestaakt hebben.

Productiefactoren (reeds behandeld bij micro-economie)

Productiefactoren zijn inputs in het productieproces (de belangrijkste zijn kapitaal en
arbeid).

Werknemers krijgen inkomen in de vorm van loon en de eigenaren van productiefactoren
krijgen (naast loon?) ook winst uitgekeerd.

Boek: invers verband tussen het deel van het totale inkomen van een land dat naar
werknemers gaat in de vorm van lonen (labour share) en de gemiddelde aandelenprijzen:
hoe hoger de labour share, hoe lager de gemiddelde aandelenprijzen.

De variabele gemiddelde aandelenprijzen is een proxyvariabele voor het inkomen uit
kapitaal (winst): hoe hoger de gemiddelde aandelenprijzen, hoe hoger de winsten.

Inflatie

Inflatie: stijging van het algemeen prijspeil.

‘The consumer price index measures the evolution of the cost of a basket of goods meant to
represent average spending by consumers. Its per cent increase is the rate of inflation’
(Burda & Wyplosz, 2017, p. 10).

Deflatie: daling van het algemeen prijspeil.

Hyperinflatie: hier is sprake van wanneer de maandelijkse inflatie hoger is dan 50 procent.

Inflatie is procyclisch: als de economische activiteit toeneemt, dan neemt de inflatie ook
toe.

De werkloosheidsgraad is overigens contracyclisch: hoe meer economische activiteit, hoe
lager de werkloosheidsgraad.

Financiële of monetaire economie en reële economie

Financiële/monetaire economie: handel in financiële en monetaire activa zoals obligaties,
aandelen en valuta.

Reële economie: productie en consumptie van goederen en diensten en inkomsten uit
productieve activiteiten.

Deze twee economieën beïnvloeden elkaar. De docent illustreert dit met een voorbeeld:
aandelenkoersen, die tot stand komen op de aandelenmarkt (= financiële markt),
beïnvloeden het geld dat gezinnen tot hun beschikking hebben voor hun consumptie.

,Openheid van de economie

De mate waarin een nationale economie ‘open’ is, is af te leiden uit een percentage, dat
gelijk is aan:

 (import + export) / bbp van het land * 100%

Hoe hoger dit percentage, hoe hoger de mate van openheid van de nationale economie.

De economieën van kleine landen zijn vaak meer open dan de economieën van grote landen
(vaak moeten kleine landen meer importeren omdat ze minder kunnen produceren binnen
de eigen landsgrenzen).

Het leeuwendeel van de nationale economieën is de afgelopen decennia meer open
geworden (= mondialisering). Hierdoor zijn landen economisch afhankelijk geworden van
elkaar.

Trends op lange termijn

Op lange termijn groeit het bbp van de meeste landen (in de grafieken op de slides wordt
het bbp van verschillende landen gemeten over een periode van 145 jaar). We zeggen dat
de langetermijntrend positief is.

Er zijn echter cyclische kortetermijnfluctuaties. D.w.z. op korte termijn kan de groei van het
bbp afwijken van de trend (laagconjunctuur en hoogconjunctuur).




Conjunctuurcyclus

Uit Burns-Mitchell-diagrammen kun je afleiden of een macro-economische variabelen (zoals
het werkloosheidspercentage en de inflatie) procyclisch of contracyclisch is en of de
variabelen leading of lagging is.
 Leading = bereikt hoogtepunt of dieptepunt (niet per se negatief!) vóórdat de
conjunctuur het hoogste punt bereikt.
 Lagging = bereikt hoogtepunt of dieptepunt nádat de conjunctuur het hoogste punt
bereikt.

, HOOFDSTUK 2 (ZELFSTUDIE)

Drie definities van het bruto binnenlands product:

1. De som van alle final sales, d.w.z. de verkopen waarbij de koper degene is die het
goed/de dienst gaat gebruiken (bv. de verkoop van een voltooide Fiat Panda aan een
consument). Let op: intermediate sales – verkopen aan partijen die het goed/de dienst
uiteindelijk weer doorverkopen (met of zonder eigen bijdrage aan de waarde van het
goed/de dienst) – worden niet meegeteld.

Formule: Y = C + I + O + E – M

2. De som van alle values added. Stel: een broodfabrikant koopt meel ($0.40), gist ($0.10),
zout ($0.05) en zaden ($0.10) in bij boeren om een brood te produceren. De fabrikant
verkoopt het brood voor $1.00 aan de Albert Heijn. De supermarkt verkoopt het brood
vervolgens aan de klant voor $1.40.

som van alle values added
meel $0.40
gist $0.10
zout $0.05
zaden $0.10
totale door de boeren toegevoegde waarde $0.65
totale door de fabrikant toegevoegde
$1.00 – $0.65 = $0.35
waarde
totale door de Albert Heijn toegevoegde
$1.40 – $1.00 = $0.40
waarde
TOTAAL $1,40

Om aan het bbp te komen, tel je alle values added in een bepaalde periode (meestal een
jaar) in een bepaald land bij elkaar op.

3. De som van alle inkomens (loon, winst, huur en pacht) die verdiend zijn in een bepaald
land in een bepaalde periode. Niet meegenomen worden:
a. onbetaald werk;
b. zwart werk;
c. externaliteiten.

Het is niet zo dat een toename van het bbp per hoofd altijd op een algemene
welvaartstoename duidt. Het bbp kan ook stijgen doordat een zeer kleine groep fors meer
verdient.

Het bruto nationaal inkomen is gelijk aan het inkomen dat de leden van een bepaalde
nationaliteit (en niet de inwoners van een bepaald land, zoals bij het bbp!) in een bepaalde
periode verdiend hebben. Formule:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller olivierhoek. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.40
  • (0)
Add to cart
Added