Micro-economie – Economie en bedrijfseconomie
College 1 Hoofdstuk 1&2
Economie gaat over “keuzes maken” op basis van kosten-baten analyses
De markt bestaat uit de vragers en aanbieders van een goed of dienst
De aanbodcurve is (bijna) altijd stijgend en de vraag functie is (bijna) altijd dalend. Het
evenwichtspunt is het punt waarin zoals vragers als aanbieders geen neiging hebben om af
te wijken
Aanbodcurve: beschrijft relatie tussen de hoeveelheid van een goed die aanbieders willen
verkopen en de prijs. Het vat de kosten-baten analyses van aanbieders samen. Marginale
baten (P) = marginale kosten (MK). Zolang P>MK, dan meer produceren.
Je kijkt vanuit het perspectief van de producent
Met een reservation price laat je de baten stijgen/dalen in vergelijking met een ander
alternatief. Je kunt het zien als een max. prijs waar je iets voor over hebt om te betalen of
om te krijgen.
Valkuilen kosten-baten analyse
1. Bij een kosten-baten analyse maak je WEL gebruik van opportunity costs
2. En NIET van sunk costs. Sunk costs zou je wel om kunnen zetten in opportunity
costs of verminderen
3. Absoluut en relatief bedrag: als iets in vergelijking met het gehele bedrag weinig
extra kosten zijn, ben je ook minder snel bereid om er iets extra’s voor te doen,
dan als de extra kosten in vergelijking met het gehele bedrag relatief veel zijn
Twee benaderingen van keuzegedrag:
1. Positieve/wetenschappelijke benadering: je kunt verklaren waarom mensen
iets kiezen op basis van data en feiten
2. Normatieve benadering: wat zouden mensen moeten doen uit hun eigen belang
en uit normen en waarden en of het goed is of slecht
Drie principes van economen:
1. Keuzes maken door te optimaliseren
2. Veel aandacht aan “evenwicht”: situatie waarin niemand zijn keuzes wil aanpassen
en de situatie dus te verklaren valt. Wanneer iets niet in evenwicht is, kan je het
ook niet verklaren
3. Empirische analyse: je gebruikt data om de theorieën te testen en te kijken of
het klopt
Rationeel denken: je denkt logisch na en gebruikt de rede door middel van de kosten-baten
analyse
,College 2 Hoofdstuk 2&4
Law of supply: de empirische waarneming dat aanbieders meer willen verkopen als de prijs
stijgt. Dus wanneer f’(P) > 0
Excess Supply: wanneer er geen evenwicht plaats vindt. Er komt dan een neiging om aan te
passen
Overheidsingrijpen: wanneer de overheid moet bemoeien met de markt als het fout gaat
Als de overheid goederen uitgeeft aan het volk, gaan ze ervan uit dat deze mensen geen
goede kosten-baten analyse voor zichzelf kunnen maken
Rationele keuze model: Een economisch model vat altijd samen wat de mogelijkheden en de
doelstellingen zijn, dus wat kan iemand en wat wil iemand. Het is een vereenvoudigd model
van de werkelijkheid.
Dit kan worden aangetoond met een structuurmodel waarbij Lagrange gebruikt wordt
Bestaat uit de volgende delen:
1. Deel 1 Opportunity sets/budgetvergelijking: wat kan je doen? Je hebt dus
een beperkt hoeveelheid aan iets en kan deze gebruiken voor bepaalde
doelen of productenproducten. Een budget vergelijken
2. Deel 2 Preferenties: wat wil een persoon? Kan nooit precies zijn, omdat elk
persoon anders is. Je kunt wel schattingen maken met preferentieordeningen:
schema volgens welke een persoon alternatieven ordent op basis van
wenselijkheid Veronderstellingen:
- Compleet: alle mogelijkheden kunnen naar wenselijkheid geordend worden
- Meer is beter: stel A= (B, Z), C= (D, Z) en B>D > A>C
- Transitiviteit: stel A>C en C>D > A>D. Dit geldt echter niet altijd!
- Continuïteit: stel A= (B, Z), C= (D, Z) en B is net hoger dan D, dan is A net
beter dan C. Kan berekend worden met de afgeleide
- Convexiteit: stel indifferent tussen A en C (indifferentiecurve). Als je ergens iets
meer van hebt, ben je eerder bereid om een deel van datgene op te geven
voor een ander goed
College 3 Hoofdstuk 4
Indifferentiecurve: set bundels waartussen een consument indifferent is tussen meerdere
alternatieven. Dit hangt ook af van de veronderstellingen. Over het algemeen proberen
mensen een zo hoog mogelijk indifferentiecurve te maken met een kosten-baten analyse.
Des te hoger een curve, des te hoger het nut.
Marginal rate of substitution (MRS): de richtingscoëfficiënt van de indifferentiecurve.
Dus hoeveel je op zou moeten geven voor een bepaald goed voor één eenheid ander
goed en hier ook bereid voor bent om te doen.
Optimum is RC-budgetvergelijking = MRS, oftewel budgetvergelijking = hoogste
indifferentiecurve
Dus MRS = = =
,Marginale nut (MU): hoeveel het nut toeneemt met één extra eenheid van een bepaald
goed
Max nut wanneer MUy = MUx
Voor maximale nut moet de MU van de laatste euro voor beide goederen gelijk zijn
U = MUy Y+ MUxX
De vorm van een indifferentiecurve is altijd dalend en met de “buik” naar de oorsprong. De
MRS kan echter wel altijd verschillen. De curves van dezelfde persoon kunnen elkaar niet
snijden, omdat één daarvan altijd meer is, en meer is altijd beter
Nutsfunctie: U=U (Y, F). De mate waarin je gelukkig bent. Altijd positief en
moet gemaximaliseerd worden. Ook een convexe vorm zoals de
indifferentiecurve MRS-nutsfunctie: =
College 4 Hoofdstuk 4
Twee stromingen met nut:
1. Ordinaal: je kunt zeggen dat bundel A beter is dan bundel B, maar het getal U
heeft op zichzelf geen waarde, je vergelijkt het nut dus alleen met jezelf
2. Cardinaal: het getal U heeft wel betekenis, want je kunt daarmee vergelijken
tussen mensen
Je kunt het maximale nut berekenen met de Lagrangemethode, of met de
substitutiemethode. Voorbeeld: Max U = YF met Y+2F = 100
Substitutie methode:
Y+2F = 100 > Y = 100 – 2F
Max F: (100 – 2F) F
L = 100F – 2F2
L’ = 100 – 4F = 0 > F = 25 > Y = 50
, College 5 Hoofdstuk 5
Engel curve: toont de relatie tussen de gevraagde hoeveelheid en het inkomen. Q= f(m)
Normale goederen: f’(m) > 0. Als het inkomen stijgt, stijgt de gevraagde hoeveelheid
Inferieure goederen: f’(m) < 0. Als het inkomen stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid
Niet alle goederen kunnen inferieur zijn, omdat je anders inkomen over zult houden.
Twee manieren om te bepalen hoe mensen keuzes maken
Consumentengedrag: grafisch of wiskundig. Ze leiden allebei tot dezelfde conclusie
Twee redenen waarom de vraag van een persoon naar een goed verandert als de prijs stijgt
1. Inkomenseffect: lager reëel loon (Engel curve)
2. Substitutie-effect: zoeken naar alternatieven
Grafische manier:
Het totale effect is het verschil tussen de vraag naar een bepaald goed als gevolg van
een prijsstijging. Je kunt hierbij een onderscheid maken tussen het inkomenseffect en
het substitutie-effect.
Voor de substitutie effect verschuift je de nieuwe budgetvergelijking parallel tot het punt
waarbij dezelfde indifferentie curve wordt bereikt die eerder bereikt werd. Dus van snijpunt
A naar C. De substitutie-effect is dus 4. Het overige verschil is het inkomenseffect
Als de prijs stijgt, zal de budgetvergelijking steiler verlopen. Je zit dan altijd links van de
indifferentiecurve, wat leidt tot minder consumptie. De substitutie-effect heeft dus altijd
een negatief effect.
Wiskundige manier:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller olivierhoek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.