Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Dit is een samenvatting met alle stof voor het tentamen psychopathologie. Het bevat de hoofdstukken uit het boek, artikelen en aantekeningen van de college's.
College 1 Psychopathologie
Boek hoofdstuk 1
Psychopathologie: is de wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestudeerd.
Ontwikkelingspsychopathologie: wordt de ontwikkelingsbenadering toegepast.
- Men gaat er niet vanuit dat de oorzaak in het verleden ligt. Eerdere ervaringen bepalen niet
voor de volle 100% je gedragingen.
De ervaring uit het heden beïnvloed hoe iemand zijn huidige ervaringen interpreteert. Het is een
wisselwerking.
Ervaringen uit het verleden kunnen niet worden uitgepoetst door ervaringen maar ze kunnen wel
anders gewaardeerd worden.
Ontwikkelingsopgaven theorie: idee is dat een kind in elke leeftijdsfase bepaalde opgaven moet zien
te volbrengen. Als dergelijke vaardigheden niet goed worden verworven wordt de kans groter op
latere problemen.
- Belangrijk: psychische stoornis wordt niet opgevat als iets wat een kind of volwassenen heeft
gekenmerkt maar als een ontwikkeling die is vastgelopen.
Stoornis wordt als dynamisch gezien: je kunt er soms last van hebben en vaak niet, soms een beetje
last en dan juist weer heel veel.
- In de ene levensfase kan iets normaal zijn maar in de andere niet.
Normaal: als we voldoen aan de normen en waarden van Nederland.
Kinderen met internaliserende problematiek: hebben zichzelf teveel onder controle. Uiten hun
emoties weinig. (verlegen, angst).
Externaliserende problematiek: hebben zichzelf te weinig onder controle. Gedragsproblematiek.
Boek hoofdstuk 2
Classificatiesystemen: systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door wetenschappers
onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel gedrag in te delen, om te bepalen
of er sprake is van een stoornis.
Diagnostiek: wordt naast gedragskenmerken ook vastgesteld of een kind lijdt onder de problemen,
behoefte heeft aan hulp, en optimaal functioneert. (hoe is deze stoornis ontstaan?).
Classificatie: iets herkennen, er de juiste naam aan geven en het vervolgens indelen in een categorie.
- Wat is dit?
- Biedt de mogelijkheid tot ordening.
Basis van een wetenschap: een goed classificatiesysteem waarmee onderscheid gemaakt kan
worden tussen verschijnselen maar tevens overeenkomsten gezien kunnen worden en nieuwe
verschijnselen kunnen worden ingedeeld.
Differentiaaldiagnose: of er nog een andere psychische stoornis is die dezelfde symptomen kan
veroorzaken en die uitgesloten moet worden.
Classificatiesystemen: worden psychische stoornissen herkend, ingedeeld en van elkaar
onderscheiden. Is algemene kennis over een groep.
Diagnostiek: het proces waarbij na het vaststellen van de stoornis wordt gekeken naar het ontstaan
ervan.
,DSM: diagnostic and statistical manual of mental disorders.
Emil kraepelin: de grondlegger van de moderne classificatie systematiek.
- Hadden vooral een medische en somatische oriëntatie en waren geënt op de toenmalige
populatie van inrichtingspsychiatrie met ernstige stoornissen.
DSM1: baseerde zich vooral op de psychoanalyse en kende grote aandacht voor minder ernstige
stoornissen. (ook wel neurose).
DSM3: verbrak het feit dat je niet met een classificatiesysteem ging werken. Koos ervoor om enkel en
alleen van waarneembare kenmerken uit te gaan en niet meer van een bepaalde theorie over de
oorzaak van een stoornis. (observatie).
De symptomen zijn een beschrijving van de stoornis en niet een verklaring.
DSM: vermeld ook aantal, duur en impact van de symptomen. Zegt iets over de mate van ernst.
Gaat om denken in categorieën, uitgangspunt: is dat de klachten van een hulpverlener zijn in te
delen in duidelijk te onderscheiden categorieën van stoornissen.
In de DSM5 zit er geen categorie meer voor stoornissen die overwegend bij kinderen en
adolescenten voorkomen.
Comorbiditeit: het tegelijkertijd voorkomen van stoornissen. Komt vaak bij kinderen voor omdat ze
zich nog moeten ontwikkelen en dus vaak niet sprake is van 1 stoornis.
In de DSM was het alles of niets, in de DSM5 kan er ook onderscheid gemaakt worden tussen licht,
midden, of ernstig.
Child behavior checklist: meest voorkomende vragenlijsten om ook te bekijken of een kind een
problematiek heeft.
Achenbach kwam met deze vragenlijst:
- Zou volgens hem beter aansluiten bij de praktijk van snel wisselende en verder
ontwikkelende vaardigheden bij kinderen.
- Kan een verandering van een stoornis ook beter in kaart brengen.
- In de handleiding van de DSM staat niet wie moet beoordelen of een persoon aan een
stoornis lijdt, maar dat het in de praktijk altijd de hulpverlener zal zijn die op grond van
informatie uit observaties en interviews tot een conclusie komt.
CBCL heeft ook nadelen:
- Heeft verschillende vragenlijsten per land. DSM5 heeft alles gelijk voor elk land.
- Met de CBCL worden vooral veelvoorkomende psychische problemen met veel symptomen
goed opgespoord. Vooral externaliserende en internaliserende problemen.
o Zeldzame stoornissen worden al moeilijker.
Diagnostiek: hoe is het ontstaan? Verklaren en begrijpen van wat een hulpverlener waarneemt bij
een uniek kind. Wordt gebruik gemaakt van inzichten.
Risico en beschermingsfactoren kunnen op de volgende niveaus voorkomen: kind factoren,
gezinsfactoren en omgevingsfactoren.
,Diagnostisch gesprek: luisteren, stellen van vragen en observatie.
- 1e gesprek worden vaak anamnese afgenomen. Deel van het gesprek waarin de
voorgeschiedenis van een stoornis, klacht of ziekte in beeld wordt gebracht.
Autoanamnese of zelfanamnese: klachtgeschiedenis die de persoon met problemen zelf toelicht.
Heteroanamnese: is gebaseerd op de informatie van anderen, zoals een ouder of familielid.
Carl Rogers: formuleerde waar een hulpverlener aan moet voldoen
- Moet zich kunnen verplaatsen in de ander en beschikken over empathische vaardigheden
- Moet kunnen aanzien en aanhoren wat de ander toont en vertelt
- Ook weten wat je eigen waarden en normen zijn.
Participerende observatie: waarbij de hulpverlener zich bevindt op de plek waar ook de hulpvrager is
en observeert tijdens zijn andere taken.
Psychodiagnostiek onderzoek: wordt gebruik gemaakt van diagnostische vragenlijsten, testen en
beoordelingsschalen.
- Functietesten: bepaalde functie meten, intelligentie, concentratie.
- Zelf invullijsten: vragenlijsten waarmee een bepaalde problematiek of psychisch kenmerk
gemeten kan worden.
- Projectieve testen: betreffen het aanbieden van onduidelijke stimuli waarbij van het kind
gevraagd wordt te vertellen wat het bij zo’n stimulus denkt of wat het zou voorstellen.
Betrouwbaar: nauwkeurig. Kun je 2 aspecten onderscheiden
1. Overeenstemming: slaat op de overeenkomst tussen de oordelen van verschillende
onderzoekers (hulpverleners). Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
2. Standvastigheid: slaat op het stabiel blijven van een uitspraak bij het verstrijken van een
bepaalde tijd. Eerst een uitspraak en dan later nog een uitspraak. Test-
hertestbetrouwbaarheid.
Voor de validiteit van een uitspraak over een hulpvrager moet de hulpverlener rekening houden met
kenmerken van de hulpvrager.
Prevalentie: percentage van een groep dat een bepaalde stoornis heeft op een bepaald moment in
de tijd.
Incidentie: het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode.
Hoorcollege 31-10-22
Angststoornis komt bij de meeste kinderen voor.
Wanneer is er sprake van ontwikkelingspsychopathologie:
- Moeten klachten zijn: lichamelijk, gedrag, emoties, cognities, relaties.
Wanneer klachten:
- Niet passen bij de leeftijd
- Niet zeer/moeilijk te corrigeren zijn
- Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
- Het kind zelf en of de omgeving doen lijden
, - Uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren
Of je kan spreken van een stoornis is deels afhankelijk van sociaal culturele context.
Sociale angst: in westerse samenleving sneller in de problemen.
Verlegenheid: karaktertrek die positief gewaardeerd wordt in Aziatische culturen, dus daar kom je
minder snel in de problemen als je verlegen bent en wellicht een angststoornis hebt.
Classificatie: efficiënt en eenduidigheid bij communicatie
2 veelgebruikte systemen
1. ICD (international classification of diseases
a. Ontwikkeld door wereld gezondheid organisatie.
2. DSM (diagnostic and statistical manual of the mental disorders).
a. Nu DSM5
2 systemen worden naar elkaar vertaald. Liggen redelijk op 1 lijn.
Voordelen classificatiesystemen:
- Duidelijke beschrijving kern problematiek
- Internationale eenduidigheid
- Richtinggevend voor behandeling
Nadelen:
- Mogelijk te sterk gereduceerd
- Categoriale indeling
- Suboptimale basis voor behandeling.
DSM5: opgericht in 1999, met veel verschillende experts naar gekeken en tot overeenstemming
gekomen. Gericht onderzoek en contact met patiënten.
DSM5 classificatie bestaat uit:
- Aanwezige stoornissen
- Uitgebreide specificaties en stressoren
- Ernst per stoornis
- Niveau van functioneren.
- Hoe hoger het percentage hoe lager het niveau van dagelijks functioneren.
Disgnostic classification of mental health and developmental disorders in infancy and early
childhood, zero to five:
- Staan een aantal classificaties in die specifiek van toepassing zijn op problemen in de vroege
kindertijd en hoe ze tot uiting komen.
- Classificeert de stoornis, relationele context, medische en ontwikkelingsstoornis en conditie,
psychosociale stressoren, niveau van ontwikkeling.
Casus sophie
Klachten: paniekaanvallen, buikpijn naar school, verstijfd in bed liggen, slaapproblemen,
verlatingsangst.
Welke DSM5 classificatie is aannemelijk: iets met angst, sociale angst want terughoudend naar
nieuwe situaties, hechtingproblematiek, verlatingsangst.
Risicofactoren zijn aanwezig:
- Ruzie van de ouders
- Nieuwe klas
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavink1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.