100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oude tentamens Micro-Economie $4.33   Add to cart

Exam (elaborations)

Oude tentamens Micro-Economie

1 review
 4172 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Aantal oude tentamens Micro-Economie die ik heb gebruikt bij het leren voor het tentamen. IN PRIJS VERLAAGD!

Preview 8 out of 157  pages

  • November 16, 2011
  • 157
  • 2011/2012
  • Exam (elaborations)
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: simonebarents • 5 year ago

avatar-seller
Voor dit tentamen is een aantal verschillende opgavenbundels samengesteld.
Onderstaande antwoorden (onder voorbehoud) betreffen de versie van het tentamen dat hierna is
opgenomen.

Antwoorden
Tentamen Micro-A
27 november 2002
1 -
2 -
3 +
4 -
5 -
6 -
7 +
8 -
9 -
10 -
11 +
12 +
13 +
14 -
15 +
16 +
17 -
18 -
19 -
20 -
21 -
22 -
23 -
24 +
25 -
26 +
27 -
28 -
29 +
30 +
31 +
32 -
33 +
34 +
35 +
36 -
37 +
38 +
39 -
40 +
41 +
42 +
43 +
44 -
45 +




1

,Dit geheel bestaat uit 9 genummerde bladzijden.

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM
Faculteit der Economische Wetenschappen

Bachelor-2 tentamen 2002-2003

MICRO - A
Trimester I

WOENSDAG 27 NOVEMBER 2002 VAN 13.30 - 16.00 UUR


TENTAMENINSTRUCTIE

In dit tentamen zijn 45 stellingen opgenomen, genummerd van 1 t/m 45.
Het is de bedoeling dat u van elke stelling aangeeft of deze juist, dan wel onjuist is. U geeft uw oordeel over
een stelling door op het antwoordformulier in het desbetreffende hokje een liggend streepje te zetten. Wilt u
zich van het geven van een oordeel onthouden, dan zet u een streepje in het hokje 'geen oordeel'.
Gebruik voor het invullen van het antwoordformulier geen andere schrijfmaterialen dan een zwart potlood
(HB).

Een correct oordeel levert 2 punten op, een incorrect oordeel 0 punten een geen oordeel 1 punt. Wij
adviseren u om eerst het tentamen in zijn geheel te maken en pas daarna het antwoordformulier in te vullen.
Deze opgavenbundel behoeft niet te worden ingeleverd.

Voor dit tentamen is een aantal verschillende opgavenbundels samengesteld. De door u beantwoorde vragen en
het door u ingevulde antwoordformulier dienen daarom uit dezelfde opgavenbundel te komen.



LET OP DAT U UW TENTAMENFORMULIER WEL INLEVERT BIJ DE SURVEILLANT




2

,Opgave 1a

Twee voetbalteams – met als coaches A en B – moeten tegen elkaar spelen. Voor het begin van de wedstrijd
moeten de twee coaches de opstelling van hun elftal schriftelijk aan de scheidsrechter meedelen. Bij het bepalen
van de eigen opstelling zijn de coaches niet op de hoogte van de opstelling van de tegenstander. Elk van de
twee coaches heeft de keuze uit slechts twee opstellingen: “Aanvallend “ – “Verdedigend”.

De pay-offs (hier kansen op winst van de wedstrijd) waartoe de keuze van de coaches leiden, zijn weergegeven
in de volgende tabel. In elke cel is als eerste de pay-off van coach A vermeld en als tweede die van coach B.
Elk van beide coaches streeft naar maximale eigen pay-off.


B
Aanvallend Verdedigend
Aanvallend 40, 60 60, 40
A
Verdedigend 50, 50 40, 60


Geef van elk van de volgende stellingen aan of ze juist of onjuist is.

1. Voor coach A is ‘Aanvallend’ een dominante strategie.

2. Er bestaat een Nash-evenwicht in zuivere strategieën.

3. Er bestaat een Nash-evenwicht in gemengde strategieën waarbij coach B een kans van ⅔ op een
aanvallende opstelling hanteert.

Neem aan dat coach A, via een spion in het kamp van de tegenstander, de opstelling van coach B kent voordat
hij zijn eigen opstelling vaststelt.

4. Als coach B weet dat hij bespioneerd wordt, bedraagt de waarde van A’s pay-off 60.

5. Als coach B niet weet dat hij wordt bespioneerd en een gemengde strategie hanteert, bedraagt de
verwachte waarde van A’s pay-off 50.


Opgave 1b

Op een markt bestaat een homogeen duopolie. De marktvraagcurve luidt D(p) = 40 – p (p: prijs per
eenheid). De gemiddelde totale kosten van beide aanbieders zijn constant en bedragen € 4,-.
Elk van beide aanbieders - A en B - maximaliseert zijn productie-omvang gegeven de productie-omvang van
zijn concurrent.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

6. De reactiecurve van onderneming A luidt: qA = 40 – p – qB.

7. In het Nash-evenwicht bedraagt de door onderneming A geproduceerde hoeveelheid 12 eenheden.

8. In het Nash-evenwicht bedraagt de marktprijs 28 geldeenheden.

Stel, de twee aanbieders zijn met elkaar overeengekomen dat elk van beiden slechts 9 eenheden produceert.

3

,9. Katz & Rosen noemen zo’n overeenkomst een ‘self enforcing agreement’.


Opgave 2a

In een land zijn slechts 2 tekstverwerkers beschikbaar: A en B. Gebruikers van een tekstverwerker kunnen deze
slechts gebruiken voor projecten, waarbij met anderen wordt samengewerkt. Tekstverwerkers zijn zo duur dat
elke gebruiker er slechts over één beschikt. De pay-offs die elk project genereert, blijken uit de volgende tabel.

Gebruiker Y
A B
A 4, 4 8, 1
Gebruiker X
B 1, 8 9, 9

In elke cel is als eerste de pay-off van gebruiker X weergegeven en als tweede die van gebruiker Y. De
gebruikers X en Y zijn willekeurige gebruikers van tekstverwerkers. Elke gebruiker streeft naar een maximale
eigen pay-off.

Neem aan dat de verdeling van A- en B-tekstverwerkers over een groep gebruikers van tekstverwerkers wordt
weergegeven door de volgende tabel:
1 2 3 4 5 6 7
A B B A A A A

Ook de gebruikers 1 en 7 worden als naaste buren beschouwd.
Elke gebruiker onderneemt slechts projecten met andere groepsleden.
Af en toe wordt een tekstverwerker vervangen. Iedere gebruiker beschouwt de tekstverwerker die elk ander
groepslid in gebruik heeft als gegeven.

Geef van elk van de onderstaande stellingen aan of zij juist of onjuist is.

10. Omdat elk groepslid slechts projecten onderneemt met andere groepsleden, spreken we van locale
interactie.

11. Indien slechts gebruiker 4 zijn tekstverwerker vervangt, kiest deze bij locale interactie voor een A-
tekstverwerker.

12. Bij locale interactie zullen op den duur slechts A-tekstverwerkers in gebruik zijn.

Neem nu aan dat de gebruikers 5, 6 en 7 niet langer over een A-tekstverwerker, maar over een B-tekstverwerker
beschikken.

13. Bij locale interactie kunnen op den duur slechts A-tekstverwerkers in gebruik zijn.

Neem nu aan dat het aantal groepsleden zeer groot is en dat slechts 20% van hen over een A tekstverwerker
beschikt.

14. Bij uniforme interactie zullen op den duur alle groepsleden de A-tekstverwerker gaan gebruiken.


Opgave 2b

Op een markt opereert slechts één onderneming: X. De marktvraagrelatie luidt D(p) = 4 – p (p representeert de
marktprijs). Een andere onderneming - Y - die een volkomen identiek product voortbrengt, overweegt tot de


4

,markt toe te treden. De interactie tussen beide ondernemingen kan worden gekarakteriseerd als een sequentieel
(volgtijdig) spel waarin X, de leider, als eerste haar productie-omvang kiest en Y als tweede.
Beide ondernemingen streven naar maximale winst en hebben slechts verwaarloosbare kosten.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

15. Onderneming X produceert 2 eenheden.

1
Neem nu aan dat de mogelijke toetreder, Y, voordat deze kan toetreden een vast bedrag: aan
16
toetredingskosten moet maken.
1
Voor onderneming Y luidt de totale kostenfunctie dus: TK = indien qY > 0
16
TK = 0 indien qY = 0.
(Over onderneming X blijven we veronderstellen dat deze slechts verwaarloosbare kosten heeft.)

16. Onderneming Y treedt toe indien de door onderneming X afgezette hoeveelheid geringer is dan 3,5
eenheden.

17. De optimale hoeveelheid van onderneming X bedraagt fractioneel meer dan 3,5 eenheden.

18. Onderneming X past ‘limit pricing’ toe.


Opgave 3a

Ieder van de bieders bij een gesloten enveloppe veiling weet precies hoe hoog de waarde is die het te veilen
object voor hem heeft. De verkoper kent de waarderingen van de bieders echter niet.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

19. De verwachte waarde van de opbrengst van de veiling is bij een ‘first-price sealed-bid auction’ hoger
dan bij een veiling waarbij het object bij opbod wordt verkocht en de hoogste bieder het object verkrijgt
tegen betaling van het bedrag van zijn bod.

20. Bij een ‘second-price sealed-bid auction’ is het rationeel voor een bieder om een bedrag te bieden dat
iets lager is dan zijn waardering voor het object in kwestie.

21. Bij een ‘first-price sealed-bid auction’ is het rationeel voor een bieder om een bedrag te bieden dat even
hoog is als zijn waardering voor het object in kwestie.


Opgave 3b

Op een markt opereren twee ondernemingen: A en B. Zowel onderneming A als onderneming B produceert
slechts één eigen productvariant.
Elk van beide ondernemingen overweegt om voor het nieuwe verkoopseizoen een productlijn te lanceren
waarin verschillende uitvoeringen van de eigen productvariant zijn opgenomen. De winst waartoe hetzij het
lanceren van de productlijn hetzij het voeren van slechts één productvariant leidt, is weergegeven in de
volgende tabel. Beide ondernemingen nemen hun beslissing tegelijkertijd en streven naar een zo hoog
mogelijke eigen pay-off.




5

, B
Eén Productvariant Productlijn
Eén Productvariant 40, 80 10, 70
A
Productlijn 30, 60 20, 64

In elke cel is als eerste de pay-off van onderneming A vermeld en als tweede die van onderneming B.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

22. Elk van beide spelers verkeert in een prisoners’ dilemma.

23. De uitkomst van het spel is dat onderneming B kiest voor het voeren van slechts één productvariant.

Neem vanaf nu aan dat beide ondernemingen niet gelijktijdig beslissen. Nu neemt onderneming A als eerste
haar beslissing. Deze beslissing wordt door onderneming B waargenomen.

24. Onderneming B heeft de keuze uit vier zuivere strategieën.

25. Voor onderneming B bestaan slechts twee gedomineerde strategieën.

26. In het evenwicht dat door ‘backward induction’ kan worden verkregen, resulteert voor onderneming B
een pay-off van 80.

27. Bij een combinatie van strategieën waarbij onderneming B een pay-off van 64 realiseert, bestaat geen
Nash-evenwicht.


Opgave 4a

De toegevoegde waarde (R) van een onderneming is als volgt aan het inspanningsniveau (E) van één van haar
werknemers gerelateerd: R = 10E ─ E2.
De onderneming streeft naar maximale winst.
Voor de werknemer geldt dat zijn acceptatie- (=reserverings)loon (WA) gelijk is aan zijn inspanningsniveau (E).
De werknemer streeft naar een maximaal verschil tusen zijn feitelijk loon (WF) en zijn acceptatieloon (WA).
Er zijn drie vergoedingscontracten tussen de onderneming en de werknemer mogelijk:

I. WF = 2 als E ≥ 1
WF = 0 als 0<E<1

II. WF = ½R

III. WF = R ─ 12,5

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

28. Alleen bij vergoedingscontract I is er sprake van een ‘principal-agent’ relatie.

29. Bij vergoedingscontract I zal de werknemer kiezen voor E = 1.

30. Bij vergoedingscontract II zijn zowel het feitelijk loon (WF) van de werknemer als de winst van de
onderneming gelijk aan 12.

31. De werknemer zal zich het meest inspannen bij vergoedingscontract III.
6

,Opgave 4b

Een groot aantal consumenten woont uniform verspreid langs een perfect ronde weg met een lengte van 10 km.
Elke consument koopt één krant per dag in één van de identieke kiosken langs de rondweg. Voor elk van de
kiosken geldt:
TK = 75 + 3Q (indien Q>0)
TK = 0 (indien Q=0)
waarbij TK de totale kosten en Q het aantal verkochte kranten. Elke kiosk streeft naar maximale winst. De prijs
van een krant is in alle kiosken gelijk.
Consumenten streven naar minimale kosten. Deze kosten bestaan uit de prijs van een krant plus
transportkosten. De transportkosten bedragen 6 geldeenheden per afgelegde km en betreffen de heen- èn de
terugreis tussen de woning van de consument en de kiosk waar een krant wordt gekocht.

32. Bij drie kiosken langs de rondweg kan er geen Nash-evenwicht bestaan.

Neem aan dat zich langs de rondweg vijf kiosken op gelijke afstand van elkaar hebben gevestigd en dat sprake
is van een Nash-evenwicht.

33. De gemiddelde transportkosten die consumenten moeten betalen naar de dichtstbijzijnde kiosk bedragen
zes geldeenheden.

34. Om een positieve winst te behalen, moeten de kiosken de prijs van een krant op meer dan drie
geldeenheden stellen.

Neem nu aan dat in vier van de vijf kiosken de prijs van een krant 20 geldeenheden bedraagt en dat de vijfde
kiosk de prijs naar 26 geldeenheden verhoogt. Ga er verder van uit dat de kiosken hun vestigingsplaats niet
kunnen aanpassen.

35. De totale kosten voor een indifferente consument die zich tussen een goedkope en de duurdere kiosk
bevindt, bedragen nu 35 geldeenheden.

36. Het marktaandeel van de vijfde (duurdere) kiosk in de totale verkochte hoeveelheid kranten daalt naar
10%.


Opgave 5a

In een stad verkoopt een groot aantal restaurants maaltijden. De kostprijs (GTK) voor een maaltijd in een goed
restaurant bedraagt € 20,-. Voor een maaltijd in een slecht restaurant bedraagt die kostprijs € 4,-. Elke
restauranthouder probeert zijn winst per maaltijd te maximaliseren.
Elke consument, die in de hier beschouwde periode één maaltijd koopt, is bereid om maximaal € 60,- voor een
maaltijd in een goed restaurant te betalen en maximaal € 16,- voor een maaltijd in een slecht restaurant. Op het
moment dat een consument een maaltijd bestelt, weet deze echter nog niet of het restaurant waarin hij zich
bevindt goed of slecht is. Consumenten gaan er echter van uit dat 25% van de restaurants goed is (en 75%
slecht). Consumenten streven naar een zo hoog mogelijke verwachte waarde van hun surplus.

Alle restauranthouders bieden hun maaltijden aan voor een prijs van €30,- per eenheid.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

37. Geen enkele consument zal een maaltijd kopen.



7

, Neem nu aan dat op de maaltijdenmarkt prijsconcurrentie is ontstaan. Bovendien kunnen grote aantallen goede
en slechte restaurants onbeperkt tot de markt toetreden. Het prijsniveau is dus niet langer een gegeven.

38. Op den duur zullen alleen maar maaltijden worden verkocht in slechte restaurants.

Neem aan dat restauranthouders een tijdshorizon van twee perioden hebben: heden en toekomst. Zij kunnen de
kwaliteit van hun etablissement niet variëren, waardoor deze in beide perioden dezelfde is.
Consumenten stellen nu de kwaliteit van een restaurant vast naar aanleiding van hun eerste bezoek. In elk van
beide perioden koopt een consument slechts één maaltijd.

Een consument die in een goed restaurant wil eten, legt verschillende restaurants het volgende prijsschema
voor:
“Voor mijn maaltijd in het heden betaal ik u € 3,- . Als ik besluit om ook in de toekomst bij u te eten, betaal ik
daar € 50,- voor.”

39. Het hier gegeven prijsschema wordt door geen enkele restauranthouder geaccepteerd.

40. Het hier gegeven prijsschema is een ‘self selecting device’.


Opgave 5b

De Nederlandse uitgever ‘Hollandia’ overweegt één van zijn titels te laten vertalen in het Fins en de exploitatie
van deze Finse vertaling in handen te geven van de Finse uitgever ‘Finlandia’. De vraag naar die titel in Finland
wordt weergegeven door de volgende gelijkheid: D(p) = 100 – 0,2pF.
D(p):vraag in stuks
pF: prijs per stuk in €.

De productiekosten (in €) van ‘Finlandia’ worden weergegeven door de gelijkheid:
TKF = 50qF.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of zij juist of onjuist is.

41. De gezamenlijke winst van de ondernemingen is maximaal indien 45 exemplaren worden verkocht.

Beschouw vanaf nu ‘Finlandia’ en ‘Hollandia’ als afzonderlijke uitgevers die naar maximale (eigen) winst
streven.

De beide uitgevers zijn met elkaar overeengekomen dat ‘Finlandia’ van elk verkocht exemplaar, de helft van de
prijs (pF) mag houden (de andere helft is voor ‘Hollandia’). ‘Finlandia’ bepaalt zowel deze prijs als het aantal
verkochte exemplaren.

42. ‘Finlandia’ zal 40 exemplaren verkopen.

Neem nu aan dat ‘Finlandia’ voor elk verkocht exemplaar een vast bedrag (V) mag behouden, wat zij meer
ontvangt dient zij aan ‘Hollandia’ te betalen. V is hoger dan € 50,-. ‘Finlandia’ bepaalt het aantal verkochte
exemplaren (qF) en de prijs (pF), waarbij geldt: pF ≥V.

43. Bij een overeenkomst met deze structuur zal ‘Hollandia’ geen positieve winst realiseren.

Veronderstel nu dat ‘Finlandia’ aan ‘Hollandia’ een vast bedrag per verkochte eenheid betaalt.

44. Bij een overeenkomst met deze structuur realiseert ‘Hollandia’ maximale winst indien zij het bedrag per
verkocht exemplaar vaststelt op € 15,-.

8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller K_E_V_I_N. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.33  5x  sold
  • (1)
  Add to cart