Hoofdstuk 1: Inleiding in de ontwikkelingspsychologie
Is gedrag aangeboren of aangeleerd? Gedragen meisjes zich bijvoorbeeld als meisjes omdat ze dit
hebben geleerd of omdat het aangeboren is? Zijn sociale vaardigheden van een kind aangeleerd of
liggen ze op voorhand vast en is enkel rijping nog hetgene dat ontbreekt? Deze vraagstelling wordt
ook aangeduid met het nature-nurture debat.
-> Nature: invloed van de genetische eigenschappen en de daarbij horende rijping op de ontwikkeling
van het kind.
Nurture: Invloeden van de omgeving op de ontwikkeling van het kind.
Casus: In de lagere school leren kinderen rekenen. De functie van de school is duidelijk een
omgevingsinvloed (nurture). De leerkracht leert het kind rekenen. Toch is leren rekenen niet
mogelijk zonder de nodige rijping van de hersenen. (nature)
HET PROBLEEM VAN MOLYNEUX
-> man met bol en kubus. Kan hij zonder te voelen de beiden onderscheiden?
, Periodes in menselijk leven Leeftijd
Babyperiode 0 tot 18 maand
Peuterperiode 18 maanden tot 3 jaar
Kleuterperiode 3 jaar tot 6jaar
Lagerschoolperiode 6jaar tot 12 jaar
Adolescentieperiode 12 tot 20 jaar
De periode van de vroege 20 tot 30 jaar
volwassenheid
De periode van de 30 tot 60 jaar
volwassenheid
De periode van de latere Ouder dan 60 jaar
volwassenheid
Leeftijd Voorbeelden van ontwikkelingsopgaven Voorbeelden van opvoedingstaken
0-2 jaar Controle krijgen over het eigen lichaam Een veilige basis
Vast voedsel leren eten Sensitief en responsief zijn
Een veilige hechting opbouwen let Voldoen aan de fysieke
hechtingsfiguren. behoeften van het kind
Exploreren Fysiek contact zoeken met het
Autonomie nastreven kind
Leren loslaten Exploratie aanmoedigen
Leren lopen Regels stellen
Leren spreken Het kind bepaalde mate van
autonomie geven
Praten met het kind
2-6 jaar Herinneringen proberen vasthouden Op speelse wijze het kind
Leren omgaan met leeftijdsgenootjes cognitief stimuleren en
Leren wat goed is en wat fout ondersteunen
Het ontwikkelen van genderidentiteit Omgang met anderen toelaten
Op een gepaste wijze straf en
beloning gebruiken
Het kind naar de kleuterschool
laten gaan.
6-12 jaar De fysieke behendigheid optimaliseren Spelen aanmoedigen
Zich in de andere kunnen verplaatsen Omgang met anderen
Contact met leeftijdsgenoten zoeken aanmoedigen
Ijver aan de dag kunnen leggen Onderwijs geven
Leren lezen, schrijven en rekenen Schoolse prestaties waarderen en
ondersteunen
12-16 jaar Het eigen lichaam leren accepteren Adolescenten toelaten te
Emotioneel onafhankelijk worden experimenteren in functie van
Zich sociaal verantwoord gedragen het zoeken naar hun identiteit
Omgaan met de eigen en de andere Grenzen stellen
sekse Steun bieden
De eigen identiteit ontwikkelen Een voorbeeldfunctie vervullen
Zich voorbereiden op financiële
onafhankelijkheid
Ontwikkelingsopgaven: Psychologische opdrachten waarbij je kijkt naar de manier waarop kinderen
omgaan met problemen in het leven en verwachtingen van de omgeving.
,Een aantal visies op de ontwikkeling van kinderen
1. Psychodynamische benadering
-> Invloed van het gezin op de ontwikkeling van het kind
-> Focus op wisselwerking van het onbewuste van een individu en zijn omgeving.
(onderbewustzijn)
-> Ervaringen vanuit kindertijd van extreem belang.
-> Onbewuste conflicten in het bewustzijn te brengen door bv. dromen te interpreteren of
kindertekeningen te analyseren.
-> Freud en Erikson
(Trauma-ervaringen)
2. Behaviorisme
Behaviorisme – leertheorie
Behaviorisme: gedrag van het kind (STRAF EN BELONING)
2 soorten leren
Klassieke conditionering
-> het individu leert een toekomstige gebeurtenis voorspellen. (Proef van Pavlov)
-> Het dier maakt na een tijdje de associatie tussen het horen van de bel en het
krijgen van voedsel. Zodra de bel dus rinkelt; kan je verwachten dat de hond begint
te kwijlen. Zodra men geconditioneerd is, is dit moeilijk af te leren.
Operante conditionering
-> Gedrag geeft aanleiding tot een bepaald gevolg. (Instrumenteel leren)
-> Je leert bijvoorbeeld iets doen omdat je hebt geleerd dat er iets aangenaams
volgt.
Bv. een adolescent kan zich beter inspannen op school omdat zijn ouders hem een
brommer hebben beloofd.
Bekrachtigen
Positieve en negatieve bekrachtigers
o Positieve bekrachtigers: een beloning en versterkt altijd het gedrag.
o Negatieve bekrachtigers: Je gaat de leerling een berisping geven zodat hij zijn
jas goed aan de kapstok hangt. Zo zal het in het vervolg ook goed hangen. Dit
is dus een verbetering van het gedrag maar dit vertrekt niet vanuit een
beloning maar vanuit een straf.
Primaire en secundaire bekrachtigers
o Primaire bekrachtigers: belonging is een beloning op zichzelf, zoals snoep,
drinken, veiligheid, enz…
o Secundaire bekrachtigers: De beloning is iets aangeleerds, zoals geld of
punten op een rapport.
Sociaal leren
-> Leren gebeurt door observeren en imiteren. Ze gaan immiteren omdat ze hebben gezien
dat de ander een beloning kreeg bij een actie.
, 3. Cognitief-wetenschappelijke benadering
-> Wat denken mensen? Hoe denken mensen? Hoe verwerken ze informatie? Hoe
onthouden ze de informatie?
4. Systeembenadering
-> Gedrag kan maar begrepen worden als je kijkt naar de context waarin het kind zich
bevindt. (Het kind in interactie met allerlei factoren, waaronder de ouders, het gezin, de
school,…
-> Het systeemmodel van Bronfenbrenner
5 lagen:
Microsysteem: Directe invloeden van gezindsleden, vrienden, leerkracht,…
Mesosysteem: Relaties tussen de verschillende microsystemen: Wat vinden de
ouders van de vrienden van hun kind.
Exosysteem: de vriendenkring van de ouders, de gemeente, de werkomgeving van de
ouders,…
Macrosysteem: Invloed van wetten, waarden en normen. Ook politieke en religieuze
normen.
Chronosysteem: Laag met de minst directe invloed op het kind. Het betreft de
invloed van de tijd op de ontwikkeling van het kind.
-> Gedrag kan je maar begrijpen als je rekening houdt met de context waarin het
geobserveerde gedrag ontstaat. Het ene kind leert stappen stapgewijs terwijl de andere vlot
kan beginnen stappen. Dit heeft ook te maken met interactie tussen omgevingsfactoren.
-> De basisbegrippen van de dynamische systeemtheorie zijn toepasbaar op KT en op LT.
-> Zelforganisatie belangrijk
5. Neurowetenschappelijke benadering
-> Er wordt gezocht naar verbanden tussen functies van de hersenen en het gedrag.
-> Neuronmythes vinden hun weg in het onderwijs, DAT IS EEN GEVAAR! (bv.
linkerhersenhelftdenkers)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nathanlagaeysse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.