Economie
Economie en corona beurs staat nu hoger dan voor corona
tijdelijke werkloos uitkeuring heeft veel geholpen
De vraag ondersteund hierdoor bleven mensen kopen
Hoofdstuk 0 : wat is economie?
- Plan economie: overheid regelt alles, bepaalt prijs en aanbod, SU
venezuela, noord-korea
China is politiek communistisch maar niet economisch
Globalisering: door technologie en communicatie
Waarde van apple is drie keer zo groot als het bbp van belgie
Bric landen braz, india, china en Rusland
0.3. Soorten goederen
• Vrije goederen (niet-schaarse goederen)
• Economische goederen (individuen, bedrijven, overheid)
• Zuiver individuele goederen
• Fiets, auto,
• RIVALITEIT & UITSLUITBAAR
• Zuiver collectieve goederen
• Brandweer
• NIET RIVALISEREND & NIET UITSLUITBAAR
• Bv straatverlichting
• Quasi collectieve goederen
• Overheid doet de organisatie
• RIVALITEIT & UITSLUITBAAR
• Onderwijs
• Bv trein
• Consumptie en Investeringsgoederen
Gebruik & Productie factor wat we nodig hebben om te kunnen produceren.
• Verbruiksgoederen
0.4. Consumptie en productie
• Consumptie, productie en productiefactoren
• Arbeid, kapitaal, natuur en ondernemingsschap
0.5. De methode
• Inductieve methode (feitelijke statistische gegevens)
We observeren wat er allemaal gebeurd, proberen wtmatigheden
afteleiden
Bv prijs van gsm stijgt dan gaat de gevraagde hvlheid verminderen
• Deductieve methode (vertrekt van Axioma’s en wetmatigheden)
Iets wat terug voorkomt bv fysica regels
, o Wet van vraag en aanbod
o Bv bij een lage prijs van gsm vraagt men meer gsm’s.
0.6. Ceteris Paribus
• Al het overige blijft gelijk
• Alle andere variabelen blijven constant
Bv je wilt meten wat het effect is van een algemene prijsverhoging op de
werkloosheid? Je hebt veel variabele maar je gaat 1 variabele kiezen
(effect van A naar B) de andere variabele zet je als constanten
0.7. Micro, meso en macro-economie
• MICRO: Gedrag van een indivueel persoon, gezin, bedrijf,…
Hoe gedraagt een consument zich (eerste 3 H)
• MACRO: Alle gezinnen, alle bedrijven,…
• MESO: bepaalde groep gezinnen, sector, regio,..
Hoofdstuk 1: consumenten
1.1. De keuze van de optimale goederencombinatie
De keuze van de consument wordt bepaald door:
a) Niet-economische factoren = voorkeuren of preferenties
Sociologische en psychologische
Sociologische factoren (alle invloeden die te maken hebben met het feit dat mensen
tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren)
o Gezinssituatie (oude of jongere kinderen, andere producten, hoeveel
kinderen)
o Sociale klasse (hoog geschoolden mss meer geintreseerd in kunst, chique
resto)
o Religie (bv geen varkensvlees, 2 keukens)
o Woonplaats (plattenland of stad, vraag naar mobiliteit)
Psychologische factoren
a) Persoonlijkheid
b) Levensstijl
o bandwagoneffect = iets kopen omdat iedereen het koopt. Heel sterk gestuurd
vanuit de marketing
o snobeffect = spullen kopen omdat niemand anders ze kan kopen
wil zich beter gedragen dan die eigenlijk is, probere zich te onderscheiden
o snobeffect kan evolueren naar een bandwagoneffect (bv iphones, mense die
als eerste de nieuwste iphone hebben.
, o attitude
b) Economische factoren
• Prijzen
• Inkomen
- De preferenties = waarom koop ik iets
De consument streeft naar nutsmaximalisatie, maximale behoeftebevrediging.
Producent streeft naar winst
Eerste wet van Gossen of wet van het dalend grensnut
= naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt voor
de consument het nut van de laatst toegevoegde eenheid
(Marginaal nut= wat is de extra nut dat ik krijg bij de toevoeging van een extra eenheid)
grensnut= marginaalnut
je gaat op café bestelt een pintje en dan nog eentje
Het nut van het eerste pintje is meer dan het tweede
De eerste heeft de dorst gestild. Je 12 de pintje kan je zelf een negatief nut geven.
Oefening
Het grensnut van een ipad voor een consument is…?
1 de wijzing in het totaal nut door prijswijziging van de ipad.
Prijswijziging leidt niet tot verandering van nut, wel van hoeveelheid
2 de wijziging in het totaal nut door een toename met 1 eenheid v/d ipad *
Dit is omschrijving van grensnut, wat is het effect door toename
Marginaal nut (grensnut is eig hetzelfde, het bijkomende consumptiegoed wat levert dat
op?)
3 de wijziging in het totaal nut door een groter aanbod van de ipad
Het nut is een individuele ervaring, heeft geen invloed op of er nu weinig of veel ipad’s zijn
4 de wijziging in het totaal nut door een verandering in de preferentieschaal
Dit gaat ook het totale nut niet aanpassen
1.1.2. Budget en prijzen
Op schriftelijke examens soms grafieken tekenen, assen benoemen!
Budget= beschikbaar inkomen
BUDGETLIJN
Budget = 300 EURO
Prijs voor een broodje gezond = 4 EURO
Prijs van een pintje = 2,5 EURO
Budgetlijn = Pbroodje . Qbroodje + Ppintje . Qpintje = budget
Waarbij P = Prijs
Q = Hoeveelheid
, (Door middle van de budgetrestrictie vinden we de punten op de X-as en de Y-as.
In ons geval staat de hoeveelheid pintjes op de Y-as (waarbij je de hoeveelheid broodjes op 0
zet; X=0) en de hoeveelheid broodjes op de X-as (waarbij je de hoeveelheid pintjes op 0 zet,
Y =0).
Dan kan je die twee punten verbinden om de budgetlijn te vormen)
Gw p maal q doen
P is prijs
Q hoeveelheid
Figuur 1.1
Punt D je spaart geld, je besteed minder dan dat je kan
Punt E je geeft te veel geld uit, meer consumeren dan dat je budget toelaat (geld lenen)
• Nominaal inkomen = inkomen in geldeenheden
• Reële inkomen = inkomen gecorrigeerd voor de hoeveelheid goederen en diensten
die we voor een bepaald inkomen kunnen kopen. (we houden rekening met de
prijzen, index)
• Onderscheid is belangrijk om de koopkracht te bepalen
• De koopkracht wordt gevormd door het reële inkomen.
Oefening de budget lijn verschuift naar links als
1 als je inkomen stijgt met 10% dan is het minder dan dat de prijsstrijging is van 20%
koopkracht gaat er op achter uit*
2 de prijsdaling is groter dan de inkomensdaling (positieve is groter dan negatieve)
verschuiving naar rechts
3 inkomen blijft zelfde, maar prijzen stijgen lijn verschuift naar links *
1 daling van het inkomen nee, zou een volledige parallele daling met zich mee brengen
2 prijstsijging van de ipad ja juiste antw
3 prijsdaling v/d ipad prijsdaling zou er toe leiden dat je meer ipads kan kopen
4 prijsdaling van de boeken nee de lijnen beginnen op het zelfde punt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renateleen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.