Samenvatting
Psychoproblematiek
HC 1 Algemene inleiding
Psychiatrische stoornis:
Definitie:
o Syndroom door klinisch significante symptomen op het gebied van
cognitieve functies, emotieregulatie of het gedrag van de persoon,
geeft geen redenen en manier van ontstaan
o Uiting van disfunctie in psychologische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychisch
functioneren
o Veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het
sociale of beroepsmatige functioneren en wijkt af ten aanzien van
normen voor leeftijd, geslacht en (sub)cultuur
Voorkomen:
o Veelvoorkomend(10-20%): zijn persoonlijkheidsstoornissen, alcohol
gerelateerde stoornis, depressieve stoornis en angststoornis
o Zeldzaam(<1%): zijn waanstoornis, schizofrenie en anorexia nervosa
Prognose: persoonlijk lijden en somatische comorbiditeit, waardoor
vervroegd overlijden, 10 jaar eerder onder andere door suïcides
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders(classificatiesysteem):
1. As I: primaire symptomatologie, klinische stoornissen en andere
aandoeningen/problemen
Bijvoorbeeld: autisme, ADHD, delier, stemmingsstoornis,
angststoornis, schizofrenie, verslaving en dementie
2. As II: achterliggende persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke
beperking
Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die
afwijkend zijn zoals cognitie, affect, sociaal functioneren of
impulsbeheersing
Vooral op leeftijd 12-20 jaar
, 3. As III: bijkomende somatische aandoeningen, voor zover belangrijk voor de
psychiatrische diagnose of behandeling, zoals wisselende
schildklierwerking of anorexie
4. As IV: psychosociale en uitlokkende (omgevings-)factoren/stressfactoren
Bijvoorbeeld scheiding, overleiden of een trauma
5. As V: Algehele beoordeling van het functioneren
Global Assessment of Functionering schaal: score tussen 0-100, <50
ernstige symptomen, >50 lichte symptomen, 1-20 suïcidaal
-De DSM is een categoriaal classificatiesysteem uitgaande van een kwalitatief
onderscheid tussen gezondheid en ziekte, duidelijk onderscheidende categorieën
die elkaar niet overlappen om onderlinge vergelijking van groepen patiënten
mogelijk te maken
-Bij de DSM maakt men gebruik van een descriptieve syndroomdiagnose, men
geeft geen informatie over redenen en manier van ontstaan, wat wél wordt
gedaan bij een structuurdiagnose
Diagnostiek bestaande uit anamnese en onderzoek:
Speciële anamnese hoofdklacht:
o Wanneer ontstaan en beloop(continu, af en toe)
o Lokalisatie
o Predisponerende factoren(kwetsbaarheid), uitlokkende/luxerende
factoren of verzachtende of onderhoudende factoren
o Begeleidende verschijnselen
o Wat is er al gedaan?
Algemene psychiatrische anamnese/status mentalis: kernsymptomen
screenen, zie hieronder
o Voorgeschiedenis: ondergane behandelingen en medicatiegebruik
o Familieanamnese
Somatische anamnese: algemene screenende tractusanamnese
Biografische/sociale anamnese: ouderlijk gezin, levensgeschiedenis,
schooltijd, werk, hobby’s, relaties, traumata, stressoren
o Uitvragen: zwangerschaps- of geboortecomplicaties, verwaarlozing,
verlating, ziekte en dood in ouderlijk gezin, mishandeling, seksueel
misbruik, stoornissen bij ouders, leerstoornis, ontwikkelingsstoornis
Oriënterend algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek: opsporen
somatische oorzaak of gevolg van de stoornis
Aanvullend onderzoek: opsporen/screenen van een lichamelijke oorzaak
o Lab: TSH, Hb, BSE, MCV, glucose, elektrolyten, vitamine B12 en
foliumzuur
o Verder: leverfunctie, nierfunctie, ECG, EEG
o PET/SPECT: metabolisme hersenen zichtbaar maken,
neurotransmitters meten bij neurologische stoornissen
o MRI: bij verdenking op neurologische oorzaak zoals vasculaire
dementie of infarct
o CT: bij verdenking op ruimte-innemend proces als oorzaak
-Zorgvuldig somatische oorzaak uitsluiten bij patiënten ouder dan 40 jaar, die
nooit eerder aan de betreffende psychiatrische aandoening heeft geleden of
waarbij familieanamnese negatief is
Status mentalis/trias psychica: systemisch observeren van de patiënt
, Eerste indruk: uiterlijk, hygiëne, (oog)contact, houding, bijzondere
aankleding, lichaamsgeur, klachtenpresentatie
Cognitieve functies: denken
o Bewustzijn: licht gedaald, somnolent/soporeus(slaperig), vernauwd
o Aandacht/concentratie: hypovigiliteit(traag reageren),
hypervigiliteit(overmatig oplettend, reageert te snel op prikkels),
concentratiestoornis
o Oriëntatie: in tijd, plaats, andere personen en eigen persoon
o Geheugen: testen door 3 minutentest, anterograad
geheugen(recente gebeurtenissen), retrograad geheugen(vroegere
gebeurtenissen)
o Intellectuele functies: oordeelsvermogen(realiteitstoetsing), ziekte-
inzicht, executieve functies, abstractievermogen, taal en geschatte
intelligentie
o Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming: dwangvoorstelling,
hallucinaties of illusoire vervalsing, derealisatie, depersonalisatie
o Denken: formele denkstoornis gaat over de vorm(bradyfrenie,
tachyfrenie, neologisme, incoherentie, concretisme), inhoudelijke
denkstoornis gaat over de inhoud(waan, dwanggedachte,
dranggedachte)
Affectieve functies: gevoelslezen
o Stemming van de laatste tijd: euforie, depressief, angstig
o Affect(gevoelsuiting): labiel(snel wisselend), vlak(weinig),
inadequaat(emoties niet passend bij omstandigheden)
o Somatische klachten en verschijnselen passend bij stemming- of
angststoornis
Conatieve functies: willen
o Psychomotoriek: algemeen, mimiek, spraak, tics, stupor, katatonie,
echopraxie/lalie
o Motivatie en gedrag: apathie, expansief(opdringerig), agressief,
seksueel, lethargie(sloom en passief), misbruik van middelen,
impulsief
Persoonlijkheidstrekken(DSM IV): clusters zie HC
persoonlijkheidsstoornissen
Heteroanamnese: uitvragen familieleden of dierbaren voor een objectieve en
betrouwbare anamnese, onafhankelijke mening over diens levensloop,
persoonlijkheid en relationele omstandigheden
Verschil psychiatrische onderzoek en medisch/somatisch onderzoek:
Meer accent op subjectieve verschijnselen
Anamnese en onderzoek zijn vervlochten en lopen vloeiend in elkaar over
Anamnese veel uitgebreider, soms belang heteroanamnese
Biologische, psychologische of laboratoriumtesten hebben geen directe
diagnostische betekenis
Abstractievermogen: vermogen om te generaliseren, classificeren en
combineren, gestoord als men overeenkomst tussen roos-tulp/fiets-trein of
spreekwoorden niet kent
Decorumverlies: een sociale situatie correct beoordelen en met uiterlijke
waardigheden fatsoen, passend bij de situatie handelen, houdt zich niet aan de
sociale gedragsregels die gebruikelijk zijn
,Affect: zichtbare, hoorbare expressie van de emotionele reactie van de patiënt
op externe gebeurtenissen en interne stimuli
Apathie: gebrek aan motivatie, emotie en enthousiasme, zoals bij anorexie of
depressie
Executieve functies: plannen maken voor en initiëren, in samenhang en
logische volgorde uitvoeren, controleren en stoppen van ingewikkelde
handelingen, organiseren, zoals boodschappen/koken
Gestiek: uitdrukkingsbewegingen door middel van gebaren
Oordeelsvermogen: vermogen om onderscheid te maken tussen externe
werkelijkheid en eigen denkbeelden en fantasieën(realiteitsbesef), eigen
mogelijkheden en beperkingen inschatten en een sociale situatie correct
beoordelen
Afasie: taalstoornis, gekenmerkt door verminderd vermogen om taal te spreken
en/of gesproken taal te begrijpen, veelvoorkomend bij dementie
Apraxie: stoornis in psychomotoriek, onvermogen om kleine, complexe
motorische handelingen te verrichten, criterium voor dementie
Anhedonisch/interesseverlies: stoornis in de stemming, onvermogen om te
genieten van en emotioneel te reageren op gewoonlijk prettige activiteiten of
gebeurtenissen
Gedachtestop: stopt (even) met praten en ervaart abrupte onderbreking in de
gedachtestroom, symptoom van schizofrenie
Illusoire vervalsing: stoornis waarneming, gekenmerkt door kortdurende
foutieve zintuiglijke waarneming van een werkelijke externe prikkel of een object
Verhoogd associatief denken/gedachtevlucht: springt snel van de ene op de
andere gedachte maar is nog wel te volgen, indien niet te volgen dan
incoherentie
Incoherentie: stoornis in samenhang van het denken, volledig ontbreken van
logische of begrijpbare samenhang in wat de patiënt zegt, spreekt in
gefragmenteerde gedachten, zinnen en zinsdelen
Depersonalisatie: stoornis in zelfwaarneming, subjectief ervaren, vrijwel steeds
onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onwerkelijkheid in relatie
van patiënt ten opzichte van zichzelf of het eigen lichaam, alsof-karakter
Derealisatie: stoornis in waarneming, subjectief ervaren, vrijwel steeds
onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onwerkelijkheid in de
relatie van de patiënt ten opzichte van de omgeving, alsof-karakter, vaak bij
acute stress-stoornis, angststoornis of depressie
Preoccupatie: stoornis in inhoud denken, het niet kunnen loslaten van een
gedachte, overtuiging of krachtig verlangen, echter patiënt wil dit zelf ook, is er
geïnteresseerd in
Persoonlijkheidstrekken: langdurig aanwezige kenmerkende manieren waarop
de patiënt zichzelf, anderen en gebeurtenissen interpreteert(cognities), waarop
hij emotioneel reageert(affecten), met andere omgaat(interpersoonlijk
functioneren) en waarop hij impulsen beheerst
Dranggedachte: stoornis in inhoud van denken, gekenmerkt door zich
herhalende gedachten die patiënt beleeft als egosytoon(ik-eigen), gevoelens van
innerlijk verlangen, spanning, onlust of prikkelbaarheid, zekere beheersing en
genieten is mogelijk
Dranghandeling: egosyntone handelingen(niet wezensvreemd), waarnaar
voortdurend een innerlijk verlangen aanwezig is, na het uitvoeren gevoel van
opluchting, ontspanning maar ook soms schaamte, geeft bepaalde vorm van lust
en genot
,HC2 Psychofarmacologie
-Psychofarmaca zijn chemische stoffen die via de bloedbaan in de hersenen
komen en zich daar hechten aan receptoreiwitten op of in de hersencellen
-Meest gebruikt zijn de antidepressiva, daarna antipsychotica en anxiolytica
Dopamine systeem en aangrijpen psychofarmaca:
Dopamine is opgeslagen in presynaptische vesikels, wordt vervoert naar
de synaps waar het vrijkomt en effect heeft op post synaptische
receptoren
o Receptor blokkade bijv. antipsychotica
o Membraanstabilisatie door lithium en andere
stemmingsstabilisatoren
Dopamine transporter(DAT): heropname dopamine in presynaps, terug
vesikels in, geremd door SSRI’s, TCA en stimulantia
Monoamine oxidase(MAO): afbraak dopamine indien er genoeg is, proces
wordt geremd door MAO-remmers
Neurotransmitters en hun functies:
Dopamine:
o Functies: plannen/initiatie motorische functies(motoriek), switchen
aandacht/activatie, gevoelig voor beloning/motivatie, genot,
euforie/blijdschap, drang/dwang(compulsion), pijnbeleving
o In de hersenen zijn 8 dopaminerge circuits gevonden: nigostriatale,
mesolimbische, mesocorticale en cortex orbitofrontalis
o Cellichamen dopamine in substantia nigra/prefrontale
cortex(motoriek) en tegmentum(emotioneel gedrag), synthese uit
tyrosine
o Anti-psychotica zijn dopamine receptor antagonisten en
psychostimulantia zijn indirecte agonisten van de dopamine
receptoren
Noradrenaline: cellichamen in locus caeruleus, activatie centrale en
autonome zenuwstelsel, focussen op dingen die er toe doen(urgente
stimuli), stemming, emoties, tremor, bloeddruk, synthese uit tyrosine
Serotonine: inhiberende werking, stemming, angst, emotieontwikkeling,
impulsiviteit, geheugen, slapen, eetlust, cognitie,
seks(orgasme/ejaculatie), zelfvertrouwen
o Gesynthetiseerd door het lichaam vanuit het aminozuur tryptofaan,
afhankelijk van inname middels voeding
o Bindt aan 5-HT3 receptoren en werkt als regulator van het dopamine
systeem
o Cellichamen in raphne kernen en medulla oblongata
Receptor Nevenwerking
D2-receptor Extra piramidale symptomen(EPS), verhoogde prolactine afgifte,
seksuele disfunctie
A1 receptor Orthostatische hypotensie, reflex tachycardie
H1-receptor Sedatie, slaperigheid en gewichtstoename
M1Ach receptor Droge mond, obstipatie, tachycardie, accommodatiestoornissen
oog, geheugenstoornissen, mictiestoornis
5-HT2a Seksuele disfunctie
receptor
5-HT2C Gewichtstoename, seksuele disfunctie
receptor
, Antidepressiva:
Indicaties:
o Depressie
o Bipolaire stoornissen
o Angststoornissen: paniekstoornis, sociale fobie en obsessieve-
compulsieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis
o Post-traumatische stressstoornis
o Pijnstoornis(neuropatische pijn)
o Boulimia nervosa
o Periodiek explosieve stoornis: vaak mannen, onevenredig boos,
agressief, depressief
Werkingsmechanisme: verhogen beschikbaarheid en transmissie in de
synaptische spleet van serotonine(5-HT), dopamine en/of noradrenaline
o Heropnameremmers: TCA en SSRI’s, binden aan receptor of
transporteiwit
o Remmen afbraak: MAO-remmers, vertragen afbraak serotonine,
noradrenaline en dopamine door remmen MAO enzym in het neuron
o Antagonisme van negatieve feedback van receptoren zoals
Mirtazapine
Neurobiologische mechanismen: neuroregeneratie hippocampus,
normalisatie amygdala activiteit, normalisering HPA-as activiteit
Effect: 67% reageert goed, 33% reageert niet, geven sneller kans op
herstel en voorkomen terugval depressie, gewenste effect vaak pas na 2-4
weken
Tricyclische antidepressiva(TCA): ongunstig bijwerkingenprofiel en niet
selectief, niet bij ouderen gegeven, cardiotoxisch bij overdosering
o Werking: remmen heropname serotonine en noradrenaline
o Bijvoorbeeld: nortriptyline, amitriptyline, clomipramine, imipramine,
o Anticholinerge bijwerking: droge mond, obstipatie, verwardheid bij
ouderen, visus- en mictiestoornis.
o Antihistaminerge bijwerking: sedatie, sufheid, gewichtstoename,
hypotensie
o Antinoradrenerge bijwerking: sufheid, orthostatische hypotensie en
tachycardie
o Voorzichtigheid geboden bij ouderen, zijn gevoelig voor centrale
anticholinerge bijwerkingen(cognitie) en cardiovasculaire
bijwerkingen
o Contra-indicatie: recent myocardinfarct, relatief bij urineretentie,
prostaathyperplasie, lever- en nierinsufficiëntie, glaucoom en
epilepsie
Selectieve serotonine reuptake inhibitors(SSRI):
o Bijv. citalopram, fluvoxamine, fluoxetine, sertraline, paroxetine
o Bijwerkingen: misselijk, hoofdpijn, diarree, maag-darmkrampen,
anorexie, gewichtstoename, slapeloosheid, rusteloosheid,
prikkelbaarheid, agitatie, tremor, orgasmestoornis, bradycardie en
hyponatriëmie bij ouderen of diureticagebruik
o Veel voorgeschreven bij ouderen door gunstiger bijwerkingen profiel
en minste interacties en contra-indicaties, minder risico bij
overdosering
o Beïnvloeden plasmaconcentratie van andere geneesmiddelen door
leverenzyminductie