100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting filosofie en ethiek $6.95
Add to cart

Summary

Samenvatting filosofie en ethiek

 15 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document vind je een samenvatting voor het vak filosofie en ethiek. Ik heb hiermee een 8 gehaald.

Preview 4 out of 35  pages

  • December 13, 2022
  • 35
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Filosofie en Ethiek
Hoofdstuk 1 (HC1)
Veel wetenschap is ‘sloppy science’ : publicatiebias (mislukte experimenten worden niet
gepubliceerd), gebrek aan herhaling van onderzoek (en dus geen controle), statistische
incompetentie en desinteresse, en geen of nauwelijks besef van wetenschapsethiek.

Common-sense visie: onderzoek van een wetenschapper leidt naar theorieën over de werkelijkheid
die getoetst worden a.d.h.v. feiten. Wetenschap is objectief, feiten worden verkregen via een
wetenschappelijke methode. Er zijn geen externe invloeden op de resultaten van onderzoek
(politiek, financiële belangen of reputatie). Dit betekent dat wetenschap autonoom, neutraal,
onafhankelijk, maatschappelijk waardevrij en niet normatief is (het gaat om de feiten, en niet over
normen/waarden). Het is een zaak van interne processen.

Scientistische visie: een behandeling mag alleen plaats hebben in de samenleving wanneer deze
wetenschappelijk is onderbouwd. Alles is wetenschappelijk te onderzoeken, wat niet
wetenschappelijk vaststelbaar is, kan niet bestaan of is ongeldig.

Traditionele visie: er bestaan ook andere vormen van kennis dan wetenschappelijke kennis.

De normen van Merton hebben het doel om de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis te
vergroten. De 4 normen van Merton:
1. Communisme: wetenschap is gemeenschappelijk bezit. Resultaten moeten openbaar
gemaakt worden. Dat betekent dat onderzoeksgegevens beschikbaar moeten zijn voor
anderen ter controle en om op voort te kunnen bouwen.
2. Universalisme: beoordeling van resultaten is onafhankelijk van ras, geslacht, sociale positie,
nationaliteit, religie, etc. (dus alleen onpersoonlijke criteria). Het gaat om universele
geldigheid en objectiviteit. Selectie van wetenschappers op grond van bekwaamheid. Er is
wel een verschil tussen ‘beoordeling van kennis’ (universalism) en ‘waardering en toepassing
van kennis’ (informatie was meer gewenst in Amerika dan in Engeland).
3. Disinterestedness: de persoonlijke opvattingen en gevoelens van de onderzoeker mogen
geen invloed hebben op resultaten. Wetenschappers dienen hun werk te onderwerpen aan
kritische beoordeling van andere onderzoekers om fraude te voorkomen. Opvattingen over
de zin van bepaalde experimenten of onderzoeksvoorstellen zijn niet verboden, zolang ze
berusten op resultaten waar onder wetenschappers consensus over bestaat en zolang ze
maar niet berusten op bijvoorbeeld financiële belangen.
4. Organized scepticism: basishouding van wantrouwen tegenover wetenschappelijke
resultaten.

Als wetenschappelijk kennis objectief is, moet de begripsvorming heel helder zijn. Er moet dus
afwezigheid van vaagheid en meerduidigheid zijn: van alledaagse naar wetenschappelijke taal, het
ideaal is helderheid en eenduidigheid. Er is dus geen ‘te warme koffie’, maar er moet een
temperatuur aan gegeven worden. Daarnaast moeten begrippen ‘operationeel’ zijn: gespecificeerd
en meetbaar. Het ideaal hierbij is vrij van persoonlijke opvatting/cultureel bepaalde waarden.



1

,Hoofdstuk 2 (HC1)
Ontdekking is niet één duidelijk aanwijsbare gebeurtenis, maar een proces. Hierbij is vaak een groep
betrokken die een grotere of kleinere rol spelen in dat proces, en niet 1 persoon. Het lot van een
nieuwe vinding is ook afhankelijk van de markt.

Hoofdstuk 3 (HC2)
Ideaal van cultuurvrije wetenschap: wetenschap behoort tijdloze kennis te verwerven: kennis die
onafhankelijk is van wat in een bepaalde cultuur als acceptabel wordt gezien en altijd geldig zou zijn.

Fysico-theologie: natuur als bron van religieuze ervaring. De natuur werd proefondervindelijk
onderzocht met het doel bewijsmateriaal te vinden voor het bestaan van een wijze en machtige
God.

Methodologische naturalisme: verschijnselen moeten uitsluitend in termen van natuurlijke
processen worden verklaard, het is niet toegestaan een intelligente ontwerper op te voeren als
verklaringsfactor.

Intelligent Design-beweging: uitspraken over een intelligente ontwerper zijn relevant voor de
wetenschap, God moet worden beschouwd als relevante factor. Hier is sprake van directe invloed
van religie op wetenschap.

Wetenschap is geen activiteit die losstaat van tijd, plaats en gewoonten van een bepaalde
samenleving of cultuur. Wetenschap is dus niet waardevrij:
- Niet autonoom: naast de wetenschappers bepalen politieke partijen, regeringen of
multinationals de richting van onderzoek en welke onderzoeksvragen de moeite waard zijn.
- Niet neutraal: er is geen garantie dat wetenschappers zich niet laten beïnvloeden door bijv.
religieuze of politieke overtuigingen.
- Afhankelijkheid: bij de acceptatie van wetenschappelijke kennis kunnen morele oordelen,
ideologische opvattingen of religieuze overtuigingen een rol spelen.
- Normativiteit: het doen van normatieve uitspraken behoort tot hun taak . Onderzoekers zijn
verantwoordelijk voor de maatschappelijke toepassing van hun onderzoek. Een voorbeeld
hiervan is de atoombom.

Er zijn drie fasen in de praktijk van wetenschappelijk onderzoek:
1. De fase voordat het wetenschappelijk onderzoek start. Hierbij is er sprake van waarden:
maatschappelijke relevantie voor financiering. Er zijn vragen over autonomie en
neutraliteit.
2. De fase waarin het wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt. Er zijn vragen over
onafhankelijkheid.
3. De fase nadat het wetenschappelijk onderzoek is afgerond. Hierbij is er ook sprake van
waarden door financiering: medicijnproductie, etc. Er zijn vragen over normativiteit.
In fase twee spelen epistemische waarden een rol bij de evaluatie van hypotheses en theorieën: je
wilt alles zo precies/nauwkeurig mogelijk, met een groot bereik (precisie en reikwijdte). Deze type
waarden worden redelijk geaccepteerd. De niet-epistemische waarden zijn echter problematisch:
morele oordelen, ideologische opvattingen of religieuze overtuigingen.

2

,Er zijn verschillende niet-epistemische waarden:
- Rol van taal en cultuur. Taal is een noodzakelijke invloed op de weergave van het
wetenschappelijk onderzoek. Er moet besef zijn van culturele bepaaldheid van
wetenschappelijk onderzoek.
- Rol van maatschappelijke opvattingen. Wetenschap zou een tijdloos onderdeel van de
maatschappij moeten zijn. Bijv. andere opvattingen over de maatschappelijke positie van
mannen en vrouwen (Washburn vs. Hrdy).
- Rol van levensbeschouwelijke of religieuze opvattingen. Bijvoorbeeld de klassieke
evolutietheorie tegen intelligent Design. Dus: soms is er een verband tussen
levensbeschouwelijke opvattingen en de acceptatie van wetenschappelijke kennis.
- De rol van financiële belangen.
- De rol van status en prestige.

Hoofdstuk 4 (HC2)
Wetenschappelijk onderzoek moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
- Interne validiteit: produceert wat als oorzaak wordt geïdentificeerd werkelijk het effect? Is
het niet slechts een correlatie?
- Externe validiteit: In hoeverre zijn de onderzoeksresultaten bruikbaar buiten de
onderzochte situatie (andere personen, tijdstippen, situaties, etc.)?
- Betrouwbaarheid: Consistentie van resultaten: kan een andere onderzoeker op een ander
tijdstip de resultaten reproduceren? Dit is moeilijker bij de sociale wetenschappen.
- Operationaliseren: een begrip zo definiëren dat het een praktisch te bepalen indicator is
waardoor nauwkeurig en meetbaar onderzoek mogelijk wordt. Intelligentie moet
geoperationaliseerd worden: relatie met een IQ-test.

Deze tweede fase van wetenschappelijk onderzoek kan nog opgedeeld worden in drie subfases:
1. De subfase van operationaliseren.
2. De subfase van het empirische onderzoek.
3. De subfase van de interpretatie van het onderzoek.
Ook in het operationaliseren spelen waarden een rol: hoe definieer je een begrip? Ook bij de
interpretatie spelen waarden een rol.

Voorbeeld operationaliseren: wat is een psychiatrische stoornis?
- Pathofysiologische afwijking: niet bij iedereen is een pathologische afwijking te zien. Dit is
neurobiologisch onderzoek.
- Afwijking van de statistische norm: een super goede schaker wijkt ook af, maar is niet ziek.
Dit is statistisch-epidemiologisch onderzoek

Binnen de geneeskunde spreek je van ziekte wanneer er een pathofysiologische verandering bekend
is voor de afwijking of klachten. Je spreekt van een syndroom wanneer de pathologische verandering
niet bekend is.

Het statistische model ziet ziek als iets wat statistisch gezien significant van de norm afwijkt. Het
gaat hierbij om een heldere maag. De vraag blijft wat het afkappunt moet zijn. Over wat nu iets echt


3

, tot een ziekte maakt, geeft deze benadering geen duidelijkheid. Dit model zou een hoog IQ als
afwijkend/ziek beschouwen.

Breakdown of meaning: verlies van betekenis bij mentale stoornis. Bepaald gedrag begrijp je soms
niet. Het lijkt alsof het gedrag geen betekenis heeft. Voordeel van deze definitie bij psychiatrische
stoornis is dat deze aansluit bij hoe het in het dagelijkse leven werkt. Dat wat je niet begrijpt aan
iemands gedrag wordt vaak als gek/ziek gezien. Een gevolgtrekking als wanneer ik iets niet begrijp, is
die ander ziek gaat te snel. Sociale normen kunnen gaan overheersen. Volgens Freud gaan onder de
onbegrijpelijke symptomen het onbewuste schuil.

Schadelijke dysfunctie: het idee dat er schadelijke dysfunctie (= iets werkt niet goed) moet zijn
wanneer er een (mentale) stoornis is. Echter wie bepaald wanneer er iets niet goed werkt. Jerome
Wakefield: kijk hiervoor naar de evolutiebiologie. Je moet kijken hoe die iets bedoeld heeft hoe het
hoort te werken, daarnaast moet er sprake zijn van schade. Dit model zou IQ niet als afwijkend/ziek
beschouwen, het is wel een afwijking, maar niet schadelijk.

Sociaal-construct: mensen komen op basis van sociale mechanisme, processen en argumenten tot
het idee dat er psychiatrische stoornissen zijn. Een psychiatrische stoornis is hier een soort gedrag
wat de maatschappij niet accepteert en afwijkend is. De psychiatrie moet sociaal afwijkend gedrag
moduleren en reguleren, zodat de maatschappij er minder last van heeft.

Een psychische stoornis kun je niet aantonen met anatomie, statistische afwijking,
(on)begrijpelijkheid, (dys)functie en sociaal-construct. Maatgevend is de persoon zelf, zijn leed en
beperkingen die hij ervaart zorgen ervoor dat een persoon naar de dokter gaat. Het stelt de patiënt
centraal. Bezwaarlijk is dat bij sommige ziekten de patiënt niet naar de dokter gaat. Bij ernstige
psychische ontregelingen kunnen mensen iets helemaal niet zo beleven. Je kijkt niet naar wat er
afwijkt, maar wat een zodanige impact heeft op de persoon.
Medisch-psychiatrisch model: neurobiologische veranderingen zijn niet maatgevend om van een
stoornis te spreken. Afwijkingen van de statistische norm is maatgevend, maar het model kan niet
goed aangeven waarom sommige verschijnselen die zeer afwijkend zijn toch niet als een mentale
stoornis worden begrepen.
- Breakdown of meaning is te subjectief en snel, er kunnen betekenissen onder gedrag liggen
die je niet ziet.
- Schadelijke dysfunctie kun je niet vaststellen. Het is onduidelijk wat de evolutiebiologie
precies te zeggen heeft over wat mentaal dysfunctioneren is en wat niet.
- Sociaal-construct houd geen rekening met psychisch lijden.
- Door de patiënt centraal te zetten wordt het criterium bij de persoon zelf gelegd. Probleem
hierbij is dat bij sommige stoornissen mensen zelf niet ervaren dat er iets aan de hand is.

Hoofdstuk 5 (HC3)
Er zijn twee dominante onderzoekstradities in de geneeskunde:
- Pathofysiologie (biomedische benadering of experimentele fysiologie): op zoek naar de
‘causale, fysiologische factor’ ofwel het ‘onderliggende werkingsmechanisme’ van
geneesmiddelen. Bijvoorbeeld: pil tegen Parkinson verminderd de klacht, maar hoe?


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marinda25. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95
  • (0)
Add to cart
Added