In de samenvatting van inleiding recht worden de belangrijkste inleidende begrippen en aspecten van het Nederlandse recht benoemd en beknopt uitgelegd. Het vak wordt gegeven op de opleiding vastgoedkunde, maar de samenvatting kan voor elke opleiding/studie gebruikt worden.
Samenvatting inleiding recht
Week 1
Recht is geheel van geschreven en ongeschreven, dwingende juridische wetten en regels, die de maatschappij of
maatschappelijke relatie tussen burger en overheid of tussen burgers onderling regelen, maar ook het openbaar
bestuur organiseren.
Recht is de verzamelnaam van alle rechten en plichten die elk individu in Nederland heeft.
Doel van recht:
o Gedrag van mensen in hun onderlinge verkeer te ordenen en te uniformeren.
o Handhaving van de regels.
Functies van het recht:
1. Normatieve functie
= gedragsregels; iedereen in de samenleving vindt dat je die moet volgen.
2. Geschiloplossende functie
= oplossen van conflicten.
3. Additionele functie
= bieden van rechtsregel als partijen op bepaald punt zijn vergeten afspraken te maken.
4. Instrumentele functie
= vaststellen van regels.
Vindplaatsen van het recht: Rechtsbronnen zijn elementen die de autoriteit macht geven om gerechtelijke en
juridische beslissingen te nemen.
o Formele rechtsbron; centraal niveau
Verdrag
Grondwet
Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden
Wetten
Jurisprudentie
Landbesluiten
Houdende algemene maatregelen
Ministeriële beschikkingen
Gewoonte
o Materiële rechtsbron; geldt voor iedereen.
Goede taal
Billijkheid
Redelijkheid
Soorten recht:
o Privaatrecht = Burgerlijk Recht = Civiel recht > Burgerlijk wetboek.
o Publiekrecht = Staats- en Bestuursrecht > Awb.
Wetgevingsniveaus Nederland:
o Centraal, landelijk recht
= Regering en Staten-Generaal
- Product; de wet
o Decentraal, provinciaal recht
= Provinciale Staten en gemeente
- Product; verordeningen
Drie hoofdregels:
o Hoog boven laag: centraal boven decentraal.
o Bijzonder boven algemeen: bijzondere regel boven algemene regel.
o Jong boven oud: nieuwe wetten boven oudere wetten.
Van een rechtsgewoonte is alleen sprake als:
1. Een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende lange tijd zijn gevolgd en herhaald in een bepaalde
maatschappelijke kring.
2. Het bestendig gebruik moet als rechtsnorm worden ervaren. Er moet sprake zijn van een ongeschreven regel.
Wet en Recht zijn niet hetzelfde, omdat Recht het geheel van wetten en regels is. Een wet komt voort uit het recht.
Indelingen van het recht:
o Objectief vs. Subjectief recht
Objectief recht = geheel van ongeschreven en geschreven rechtsregels.
Subjectief recht = individueel recht in concreet geval aan de objectieve rechtsregels ontleent.
o Publiekrecht vs. Privaatrecht
o Formeel recht vs. materieel recht
Formeel recht = op welke wijze kun je het materiële recht handhaven? > procesrecht
, Materieel recht = rechtsregels met betrekking tot inhoud van rechten en plichten / geboden en
verboden.
o Dwingend recht vs. Aanvullend recht
Dwingend recht = recht waarvan men niet mag afwijken.
- Om bescherming openbare orde en de goede zeden.
- Bewaren van de rechtszekerheid
- Ter bescherming van mensen tegen zichzelf (handelingsonbekwaam) of ter
bescherming van economisch zwakkeren (arbeidswetgeving).
Aanvullend recht = recht dat van toepassing is, voor zo ver men niet anders is overeengekomen.
Rechtsbronnen (Alle op dit moment geldende rechtsregels in NL= positief recht):
o de wet
o het verdrag
o de jurisprudentie
o de gewoonte
De rechter maakt daarbij gebruik van interpretatiemethoden: de grammaticale, de wetshistorische, de
anticiperende, de rechtsvergelijkende, de systematische, de teleologische interpretatiemethode en overige
interpretatiemethoden. Ter onderscheiding daarvan kan de rechter twee redeneerwijzen gebruiken: de a-
contrarioredenering en de redenering naar analogie.
TO DO: vragen op pagina 24 van Loonstra maken.
Week 2
Twee artikelen zijn samen van toepassing: juncto/jo/jo .
Noteren: Art. 6:41 lid 1 sub a BW.
Let op: in AWB geen boeken, maar hoofdstukken.
Week 5
Natuurlijke personen = mensen van vlees en bloed.
Mens = rechtssubject = drager van rechten en plichten.
Rechtspersoon = bepaalde, nauwkeurige groepen en organisaties van mensen door objectieve recht aangewezen als
rechtssubject.
o Vereniging, stichting, bv, nv.
Als natuurlijk persoon optreedt namens rechtspersoon is er sprake van vertegenwoordiging.
Vermogen = rechten en plichten van natuurlijke of rechtspersoon.
Rechtsfeit = feit met een of meer rechtsgevolgen.
o Bloot rechtsfeit = geboorte en dood; niet door menselijk gedrag veroorzaakt, geen actieve menselijke
handeling.
o Menselijke handeling = door menselijk gedrag veroorzaakt.
Rechtshandeling = handelen met beoogd rechtsgevolg, met verklaring geopenbaard.
Eenzijdige rechtshandeling = door een persoon.
Meerzijdige rechtshandeling = door meerdere personen.
Kunnen onder tijdsbepaling of voorwaarde worden verricht, met opschortende of
ontbinden werking.
o Opschortende werking: rechtshandeling vindt pas plaats op moment dat
toekomstige gebeurtenis plaatsvindt.
o Ontbindende werking: rechtshandeling treedt onmiddellijk in werking, maar
vervalt op moment dat toekomstige gebeurtenis plaatsvindt.
Feitelijke handeling = rechtsgevolgen, zonder daarbij op bedoelingen rechtssubject acht te slaan.
Onrechtmatige daad = iemand brengt een ander op onrechtmatige wijze schade aan.
Wanprestatie = rechtssubject voldoet niet aan opdracht, verbintenis.
Vermogensrecht = ontstaan van rechten en plichten.
o Absoluut vermogensrecht = geldt tegenover iedereen.
o Relatief vermogensrecht = werkt tegen slecht een of enkele personen.
Handelingsbekwaamheid van rechtspersonen; onaantastbaarheid van rechtshandeling, tenzij nietige
rechtshandeling; beoogde rechtsgevolg treedt niet in, omdat de wet dit verbiedt.
o Minderjarigen en onder curatele gestelden kunnen vernietigbare rechtshandelingen verrichten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentSaxionVM. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.67. You're not tied to anything after your purchase.