100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Internationaal privaatrecht - samenvatting verplichte literatuur boek en canvas artikelen (week 1 t/m 7) $10.75
Add to cart

Summary

Internationaal privaatrecht - samenvatting verplichte literatuur boek en canvas artikelen (week 1 t/m 7)

 81 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Verplichte stof van week 1/m 7 uit het boek en van de verplichte artikelen uit de reader: H1 (nrs. 1 t/m 26), H2 (nrs. 28 t/m 37, 39 t/m 66 en 76 t/m 86 en 89 t/m 93), H3 (nrs. 95 t/m 108, 112 t/m 118, 131 t/m 136, 145 t/m 151, 218 t/m 233, 239 t/m 246 en 250 t/m 253) en H4 (nrs. 258 t/m 270, 2...

[Show more]
Last document update: 2 year ago

Preview 4 out of 50  pages

  • No
  • Alle verplichte literatuur van week 1 t/m 7: h1 (nrs. 1 t/m 26), h2 (nrs. 28 t/m 37, 39 t/m 66 en 76
  • December 14, 2022
  • December 18, 2022
  • 50
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Week 1 – inleiding en internationale bevoegdheid

Inleiding tot het Nederlandse IPR – H1 (nrs. 2 t/m 7, 9 t/m 14 en 26)
Het internationale privaatrecht (ipr) heeft ten doel de problemen die voortvloeien uit de samenloop
van nationale rechtsstelsels bij internationale privaatrechtelijke rechtsverhoudingen te normeren. Het
ipr onderscheidt drie hoofdonderdelen: (1) Het internationale bevoegdheidsrecht (boek 1 BW): over
weke zaken met een internationaal karakter mag de rechter wel of niet beslissen. (2) Het
conflictenrecht (boek 10 BW): dit geeft aan door welke rechtsregels rechtsverhoudingen met een
internationaal karakter worden beheerst. (3) Het recht inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van
buitenlandse rechtelijke beslissingen (ongeschreven recht). Deze eerste en derde onderdelen zijn het
formele ipr en het conflictenrecht is het materiële ipr. Het volkenrecht (internationale verdragen,
internationale gewoonten, etc.) is van betekenis voor het ipr wanneer staten zich bij internationale
verdragen verbinden tot bepaalde voorzieningen op het gebied van het ipr, zoals eenmaking van
conflictregels of bevoegdheidsregels of wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke
beslissingen. Meer direct heeft het volkenrecht enige betekenis voor het ipr bij de toepassing van het
leerstuk van de openbare orde. Toepassing van buitenlandse rechtsregels die strijdig zijn met het
volkenrecht kan op zichzelf een schending van het volkenrecht opleveren en om deze reden, al dan
niet met een beroep op de openbare orde, achterwege gelaten worden. Ook bij het leerstuk van de
voorrangsregels kan het volkenrecht enige directe betekenis voor het ipr hebben. Het volkenrecht stelt
ten aanzien van publiekrechtelijke wetgeving zekere grenzen aan de wetgevende bevoegdheid van
staten. Het formele ipr is procesrechtelijk van karakter en het materiële ipr houdt zich bezig met de
samenloop van rechtsregels en heeft meer verwantschap met rechtsgebieden als het overgangsrecht
van met het privaatrecht in eigenlijke zin. Het ipr komt niet aan de orde als het internationale aspect
ontbreekt. Hiervoor kan worden gekeken in de feitelijke-geografische aspecten aan de
rechtsverhouding, zoals woonplaats en nationaliteit van de betrokken personen, de plaats van
handeling, de plaats van ligging van de goederen, etc. (geografische benadering). Daartegenover staat
de juridische benadering, hierbij wordt de vraag naar de afgrenzing van het internationale geval van
de andere kant bekeken, doordat niet de feitelijke aspecten beslissend worden geacht, maar de
geldingspretenties, toepassingsaanspraken van rechtsstelsels.

Een rechtssystematische interpretatie is bij ipr-regels niet goed mogelijk, de regel is namelijk niet tot
stand gekomen in de traditie of de context van een bestaan ipr-systeem, maar is de uitkomst van een
compromis tussen verschillende systemen. Een verdragsautonome of verordeningsautonome uitleg is
dan aangewezen. Bovendien brengt het doel van internationale regelingen (rechtseenheid) mee dat
bijzondere betekenis toekomt aan de rechtsvergelijkende interpretatiemethode. Bij deze methode
wordt bij de uitleg van de internationale regeling rekening gehouden met de opvattingen in de
rechtspraak van andere staten die partij zijn bij de internationale regeling. Nederland kent een
gematigd monistisch stelsel waardoor Nederland bindende verdragen en Europese verordeningen
boven de wet gaan en die gaan dus voor op de codificatie van ipr, 93 en 94 Gw. Deze wettelijke regels
hebben een subsidiair karakter: zij komen alleen tot geldig voor zover er geen verdrag of verordening
van toepassing is. Voor Nederland zijn veel verdragen van de Haagse conferentie in werking getreden,
daarnaast ook van de Internationale Commissie van de Burgerlijke Stand (commission Internationale
de l’Etat Civiel, CIEC) en van de Raad van Europa. Van groot belang daarnaast is de ipr-regelgeving die
tot stand is en wordt gebracht in het kader van de Europese Unie. 81 VWEU bepaalt dat de EU door
middel van verordeningen regelgevend kan optreden op nagenoeg het gehele terrein van formeel en
materieel ipr. Hierdoor zijn er veel verordeningen van toepassing wat heeft geleid tot een
Europeanisering van het ipr. De uitleg van de verordeningen ligt via de prejudiciële procedure bij het
Hof van Justitie, 267 VWEU. Bij samenloop van een ipr-regel uit internationale bron en een ipr-regel
uit nationale bron gaat de internationale regel in beginsel dus voor, 93 en 94 Gw. Bij samenloop van
ipr-regels uit verschillende internationale bronnen wordt de onderlinge afbakening en rangorde
bepaald door hetgeen de desbetreffende internationale verdragen of regelingen daarover zelf aan



1

,voorzieningen bevatten. Bij gebrek hieraan wordt de onderlinge afbakening en rangorde bepaald door
de algemene regels van het volkenrecht, 30 Verdrag van Wenen. Om vast te kunnen stellen dat sprake
is van een daadwerkelijke samenloop van internationale regelingen (verdragen en verordeningen)
moeten de toepassingsgebieden onderscheiden worden: (1) Het materiële toepassingsgebied betreft
de door de regeling bestreken onderwerpen, de afbakening van de regeling ratione materiae. (2) Het
formele toepassingsgebied is het naar personele en/of territoriale criteria bepaalde ruimtelijke
toepassingsgebied van de regeling. (3) Het temporele toepassingsgebied betreft de
overgangsrechtelijke voorzieningen van de regeling. Samenloop doet zich slechts voor indien de
concrete casus valt binnen zowel het formele, het materiële als het temporele toepassingsgebied van
twee of meer internationale regelingen.

Inleiding tot het Nederlandse IPR– H2 (nrs. 28 t/m 37, 39 t/m 45, 54 t/m 61 en 76 t/m 77)
Uitgangspunt is dat het internationaal bevoegdheidsrecht nationaal recht is, elke staat heeft hierdoor
eigen regels. Dit verdient enige relativering, er zijn namelijk veel verdragen en verordeningen die ook
regels over de bevoegdheid bevatten en deze gaan boven nationale regels. De nationale regels van
internationale bevoegdheid hebben een eenzijdig karakter, zij bepalen wanneer de eigen rechter
bevoegd is en laten zich niet uit over de bevoegdheid van vreemde rechters. Voor regels van
internationaal bevoegdheidsrecht is dit anders, deze hebben een meerzijdig karakter. De regels van
internationaal bevoegdheidsrecht zijn, anders dan het conflictenrecht, in procesrechtelijke zin van
openbare orde. Dit betekent dat de rechter ambtshalve de internationale bevoegdheid van de rechter
moet onderzoeken, ongeacht of hij daarmee buiten de rechtsstrijd treedt. Dat geldt zowel onder
internationale regelingen als onder het commune bevoegdheidsrecht. Voor de internationale
bevoegdheid van de Nederlandse rechter is beslissend het tijdstip waarop de procedure in eerste
aanleg aanhangig wordt gemaakt (perpetuatio fori-beginsel). Dit brengt mee dat veranderende
omstandigheden de bevoegdheid niet meer kunnen wegnemen of kunnen doen ontstaan. Een beroep
op immuniteit van een vreemde staat of organisatie gaat voor de bevoegdheidsvraag. Rechtsgrond
voor immuniteit is een volkenrechtelijk beginsel. Volkenrechtelijk zijn nationale rechters niet bevoegd
om rechtsvorderingen tegen een vreemde staat, diens ambtsdragers en staatsdiensten te berechten.
De wederzijdse onafhankelijkheid van staten verzet zich ertegen dat de ene soevereine staat zijn
ondanks aan de rechtsmacht van een andere staat wordt onderworpen (par in parem non habet
imperium). Een vreemde staat kan afstand doen van de hem toekomende immuniteit. Dit kan
uitdrukkelijk en stilzwijgend door in de procedure te verschijnen en geen beroep op immuniteit te
doen. Als de vreemde staat optreedt als eiser in de procedure houdt dit steeds afstand van immuniteit
in. Bovendien strekt de immuniteit zich uitsluitend uit tot handelingen die de staat verricht in de
uitoefening van zijn overheidstaak, de zogenoemde acta iure imperii, en niet tot gevallen waarin een
staat op voet van gelijkheid rechtsbetrekkingen is aangegaan met particulieren (acta iure gestionis).
Diplomaten en hun gezinsleden bezitten in beginsel volledige immuniteit, ook voor handelingen buiten
de functie, consul en niet—diplomatiek ambassadepersoon hebben slechts immuniteit voor
handelingen ter uitoefening van de functie. Afstand van immuniteit kunnen diplomaten, consuls en
dergelijke niet zelf doen; in beginsel is alleen de zendstaat daartoe bevoegd.

Het belang van de staat is het belang om op zijn grondgebied orde en rust te handhaven, zodat
privaatrechtelijke geschillen die personeel of territoriaal met het grondgebied verbonden zijn steeds
bij de rechter (forum) van die staat moeten kunnen worden aangebracht. Het ontbreken van een
relevante band tussen het geschil en de forumstaat leidt dan dus tot onbevoegdheid anders zou het
rechterlijk apparaat overbelast worden. De belangen van de procespartijen vergen dat zij steeds een
internationaal bevoegde rechter moeten kunnen vinden die vanuit het oogpunt van proceskosten,
proceseconomie of kwaliteit van rechtsbedeling voor hun geschil het meest geschikt is. De
partijbelangen leiden tot een ruimer internationaal bevoegdheidsrecht van de staat, met name vanuit
het kostenbelang is dat onwenselijk. Bovendien leidt een al te ruimhartige regeling tot positieve
internationale bevoegdheidsconflicten (meerdere fora zijn bevoegd), maar ook tot forumshopping of
forum-toerisme (eiser kiest eenzijdig het forum waar voor hem de meest gunstige uitspraak te


2

,verwachten valt). De gebruikelijke gronden voor bevoegdheid worden gevonden in omstandigheden
betreffende de procespartijen (woon- of verblijfplaats), het onderwerp van geschil (ligging van
goederen, de plaats van handelingen of de plaats waar die handeling moet worden verricht) of de
verhaalsmogelijkheid. De rechter van het land van de woonplaats van de gedaagde partij, het forum
rei, is de bevoegde rechter. Internationaal is het forum rei algemeen aanvaard en beschouwt als de
bevoegde rechter, dit wordt ook wel het natuurlijke forum genoemd. Als de vordering ongegrond is
hoef je namelijk niet helemaal naar een ander land en als het wel gegrond is kan je gelijk in het eigen
land van de gedaagde het geld innen. Sommige rechtsstelsels verklaren hiernaast ook de rechter van
de woonplaats van de eiser bevoegd, het forum actoris. Onder de Brussel I bis-verordening wordt het
forum actoris als zogenoemd exorbitant forum uitgesloten. Zo wordt ten aanzien van geschillen over
zakelijke rechten op onroerende zaken de rechter van het land van de ligging van het onroerend goed
(forum rei sitae) bevoegd verklaard. En zo wordt ten aanzien van geschillen over overeenkomsten en
onrechtmatige daden de rechter van het land waar de overeenkomst is of moet worden ten uitvoer
gelegd (forum solutionis), respectievelijk waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden (forum
delicti) bevoegd. Vaak zijn deze bevoegdheidsgronden een alternatief naast forum rei. De gronden van
bevoegdheid die betrekking hebben op verhaalsmogelijkheid verlenen bevoegdheid aan de rechter
van het land waar het te wijzen vonnis kan worden geëxecuteerd op daar aanwezige en beslagen
verhaalsobjecten, het forum arresti. Naast deze objectieve gronden kunnen partijen volgens de
meeste landen ook onderling afspraken maken. Aan deze bevoegdheid tot forumkeuze worden
beperkingen gesteld in het familierecht en ook in het geval er een zwakkere partij (huurder of
consument) bij betrokken is. De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn onderworpen aan
algemene uitzonderingen: (1) Forum non conveniens: de rechter kan zich onbevoegd verklaren indien
de zaak onvoldoende aanknopingspunten heeft met de rechtssfeer van zijn land. (2) Forum
conveniens: de rechter die aan geen enkele bevoegdheidsregel bevoegdheid ontleent is toch bevoegd
indien de zaak voldoende met de rechtssfeer van het land is verbonden, 3 sub c Rv. (3) Forum
necessitatis: de rechter mag zich bevoegd verklaren als een effectieve rechtsingang bij een
buitenlandse rechter ontbreekt (bijvoorbeeld door oorlog in het land), 6 EVRM en 9 Rv. En (4)
litispendentie (zie week 2). De belangrijkste bron voor internationaal bevoegdheidsrecht zijn
verordeningen en de belangrijkste is de Brussel I bis-verordening. Ook in verdragen zijn regels van
internationaal bevoegdheidsrecht neergelegd. Het EEX-verdrag is betekenis verloren door de komst
van de Brussel I ibis-verordening. Het Lugano-verdrag is nog van betekenis voor Nederland in relatie
met IJsland, Noorwegen en Zwitserland. De EU is partij bij dit verdrag waardoor het onderdeel van het
Unierecht is en uitleg voorbehouden is aan het Hof van Justitie. Het Haags Forumkeuzeverdrag is van
belang in relatie met Mexico, Montenegro en Singapore. Ook kent Nederland een commuun ipr, 1 t/m
14 Rv. Het belang van het commune Nederlandse internationale bevoegdheidsrecht is secundair, 1 Rv.

In 1968 sloten Frankrijk, Bondsrepubliek Duitsland, Italië en de Benelux-staten het EEG-verdrag
betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke
handelszaken (Verdrag van Brussel/EEX-verdrag). In 2002 werd het EEX-verdrag omgezet in
Verordening 44/2001, ook wel de EEX-verordening/Brussel I-verordening. Na een evaluatie in 2010 is
dit Verordening 1215/2012, ook wel de Brussel I bis-verordening geworden. Bepalingen die
gelijkwaardig zijn aan het eerdere EEX-verdrag kunnen worden uitgelegd aan de hand van rechtspraak
van het HvJ van toen. 1 Brussel I Bis geeft het materiële toepassingsbereik: burgerlijke en
handelszaken. Dit wordt niet uitgelegd aan de hand van het recht van de aangezochte rechter (lex fori),
maar wordt autonoom uitgelegd. Of iets onder de acta iure imperii valt is niet afhankelijk van de positie
van de procespartijen, maar veeleer van de aard van de rechtsbetrekking en het voorwerp van geschil.
Vindt de rechtsbetrekking die aan de ingestelde rechtsvordering ten grondslag ligt haar regeling in het
civiele recht en wordt door de overheidsinstantie geen gebruikgemaakt van bevoegdheden die buiten
het bestek van de op betrekkingen tussen particulieren toepasselijke regels vallen, dan is de zaak aan
te merken als een burgerlijke of handelszaak. Vindt de rechtsbetrekking evenwel haar grondslag in een
regeling waarin aan de overheidsinstantie een eigen recht is verleend, dan valt de zaak buiten het
begrip burgerlijke en handelszaken. 1 lid 2 Brussel I Bis geeft een limitatieve opsomming van


3

, onderwerpen die niet onder het toepassingsbereik vallen. Bij het formele toepassingsgebied wordt
onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheidsregeling en de regeling inzake erkenning en
tenuitvoerlegging. Het formele toepassingsgebied van die eerste volgt uit 4, 5 en 6 Brussel I Bis.
Bepalend voor de bevoegdheid is de woonplaats van de verweerder, deze moet een lidstaat van de EU
zijn, ook al is hij hier zelf geen onderdaan van. Woonplaats is geen verordeningsautonoom begrip,
hiervoor wordt het interne recht toegepast, 62 Brussel I Bis. Heeft verweerder geen woonplaats in de
forumstaat dan past de rechter het recht van die staat waar hij wel woont toe, 62 lid 2 Brussel I Bis. De
woonplaats van een rechtspersoon is een verordeningsautonoom, 63 Brussel I Bis. 6 Brussel I Bis maakt
een aantal uitzonderingen op het formele toepassingsbereik. Zo kan een consument zijn wederpartij
dagvaarden voor het gerecht van zijn woonplaats, dit kan dus ook indien de wederpartij niet
woonachtig is in de EU, 18 Brussel I Bis. Ook kan dit indien de werkgever buiten de EU woont, 21 lid 2
Brussel I Bis. De derde en vierde uitzondering zijn de exclusieve bevoegdheidsregeling (24 Brussel I Bis)
en de forumkeuzeregeling (25 Brussel I Bis). Als algemene binnengrens geldt dat op geheel interne
gevallen de bevoegdheidsregeling niet van toepassing is (internationaliteitsvereiste). Het temporele
toepassingsgebied bepaalt dat rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015 onder het
toepassingsgebied vallen, 66 Brussel I Bis. De verordening wijkt voor bevoegdheidsregelingen voor
bijzondere onderwerpen die zijn opgenomen in andere Europese regelgeving, 67 Brussel I Bis. Bij
samenloop met verdragen vervangt de verordening de tussen de lidstaten onderling geldende in 69
Brussel I Bis bedoelde executieverdragen. Deze verdragen behouden hun gelding voor de onderwerpen
die buiten het materiële toepassingsgebied van de verordening vallen, 70 Brussel I Bis. Binnen de
grenzen van haar materiële en formele toepassingsgebied is de bevoegdheidsregeling van de
verordening dwingend en uitputtend. Dwingend omdat het ambtshalve wordt toegepast (27 en 28
Brussel I Bis) en uitputtend omdat de rechter uitsluitend gebonden is aan de verordening en het
commune internationaal bevoegdheidsrecht is uitgeschakeld.

7-9 Brussel I Bis geven de alternatieve bevoegdheidsregels naast de hoofdregel van 4 Brussel I bis,
hierdoor kan er naast het forum rei nog een rechter bevoegd zijn. De alternatieve bevoegdheidsregels
zijn uitzonderingen op de hoofdregel en moeten restrictief worden uitgelegd. 7 lid 1 sub a Brussel I Bis
is pas van toepassing als sprake is van een of meer verbintenissen uit overeenkomst (kwalificatie),
waarbij tevens de verbintenis moet worden geïdentificeerd die aan de eis ten grondslag ligt
(identificatie), waarna vervolgens de plaats moet worden bepaald waar deze verbintenis is of moet
worden uitgevoerd (lokalisatie). (1) Kwalificatie. Overeenkomst is hier een autonoom begrip dat
ingevuld moet worden aan de hand van het stelsel en de doelstellingen van de verordening. Dit wordt
ruim uitgelegd. Een verbintenis is bijvoorbeeld de verplichting tot betaling van een geldsom welke
voortvloeit uit een lidmaatschapsverhouding. Maar een vordering tot schadevergoeding wegens het
ongeoorloofd afbreken van onderhandelingen is geen verbintenis uit overeenkomst maar een
verbintenis uit onrechtmatige daad. Het artikel ziet ook op verbintenissen die niet rechtstreeks uit
overeenkomst voortvloeien, maar die in de plaats treden van de beweerdelijk geschonden
contractuele verbintenis, bijvoorbeeld vervangende verbintenissen tot schadevergoeding. (2)
Identificatie. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt verwijst naar de verbintenis die voortvloeit
uit de overeenkomst, waarvan de niet-nakoming wordt aangevoerd ter rechtvaardiging van de
rechtsvordering. Gaat het om een vervangende verbintenis (bijvoorbeeld vervangende
schadevergoeding), dan moet de vervangen contractuele verbintenis worden aangemerkt als de
verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt. Het kan zijn dat de rechtsvordering grond op verschillende
verbintenissen uit dezelfde overeenkomst en dat deze verbintenissen niet op dezelfde plaats zijn of
moeten worden uitgevoerd. De eiser kan zijn rechtsvordering dan instellen bij de rechter van de plaats
waar de voornaamste verbintenis is of moet worden uitgevoerd. Als dit niet vast te stellen is, vindt
versnippering van de bevoegdheid plaats. Als de eiser dit niet wenst, kan hij zich wenden tot het forum
rei. (3) Lokalisatie. Als de verbintenis al is uitgevoerd dan geldt de plaats van de feitelijke uitvoering.
Als dit een andere plaats is dan waar uitgevoerd had moeten worden kan de eiser volgens de literatuur
kiezen, het HvJ heeft zich hier nog niet over uitgelaten. Maar wat als de overeenkomst nog niet is
uitgevoerd en er is geen plaats afgesproken? Dan wordt de plaats bepaald door het recht dat op de


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annabeldgrf. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.75  5x  sold
  • (0)
Add to cart
Added