INLEIDING BEWIJSRECHT
• Bewijzen in burgerlijke zaken
De wet geeft geen uitsluitsel omtrent de vraag op welke wijze bewijzen in burgerlijke zaken moeten
worden gedefineerd. Het gaat om de vraag of feiten en rechten die de rechter aan zijn beslissing
ten grondslag legt, zijn komen vast te staan (art. 149 Rv). Hieraan is de restrictie verbonden dat het
gaat over feiten en rechten die in het geding ter kennis van de rechter zijn gekomen of zijn gesteld
en die overeenkomstig de bepalingen van het bewijsrecht zijn komen vast te staan. Procespartijen
moeten de rechter een redelijke mate van zekerheid bijbrengen dat de beweerde feiten en rechten
in overeenstemming met de waarheid zijn. De benodigde mate van zekerheid zal verschillen al
naargelang de gevolgen die de rechterlijke beslissing met zich meebrengt ingrijpender is.
• Partijautonomie vs. lijdelijkheid van de burgerlijke rechter
De procespartij is ‘dominus litis’, zij bepaalt de aanleg en omvang van het geding. De burgerlijke
rechter is lijdelijk.
Art. 149 Rv vormt de algemene weerslag hiervan. De rechter onderzoekt en beslist de zaak op
grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten grondslag hebben
gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit. Dit geldt ook in hoger beroep en cassatie. Uitzondering
= rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van partijen staan (art. 24 Rv). De lijdelijkheid van de
rechter vloeit o.m. voort uit art. 25 Rv, dat de rechter slechts toestaat rechtsgronden ambtshalve
aan te vullen. Blijkens art. 149 Rv mogen slechts feiten of omstandigheden van algemene
bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag
worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld. Zij behoeven geen bewijs.
• Uitwerking lijdelijkheid van de rechter in de civiele procedure
De uitspraak van de rechter zal als uitgangspunt hebben datgene wat door eiser is gesteld. Het
vonnis houdt een erkenning of ontkenning in van de juistheid van de stellingen van de eiser. Bij zijn
oordeelsvorming mag de rechter slechts rekening houden met die feitelijke gegevens die partijen
hem in het proces – al dan niet via getuigen of andere bewijsmiddelen – ter kennis hebben
gebracht. Gegevens uit eigen wetenschap mag hij niet aan zijn beslissing ten grondslag leggen,
tenzij feiten of omstandigheden van algemene bekendheid alsmede algemene ervaringsregels.
Hoewel de rechter zich niet buiten de grenzen van art. 24 en 149 Rv mag begeven, kan de rechter
binnen het proces van waarheidsvinding de nodige activiteiten ontplooien. Partijen zijn verplicht de
voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren
(inlichtingenplicht). De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure de partijen
of één van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking
hebbende bescheiden over te leggen.
• Rechtsgevolgen ter vrije bepaling van partijen
Het waarheidsonderzoek door de rechter in een contengieus geding beperkt zich tot de stellingen
van partijen die beslissend zijn voor de beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil. De rechter
begeeft zich niet buiten de partijbeweringen. Het betreft geschillen waarvan de rechtsgevolgen ter
vrije bepaling van partijen staan. In het algemeen zullen dit vermogensrechten zijn. Partijen zijn
bevoegd dit soort geschillen naar gelieven voor een deel aan het oordeel van de rechter te
onderwerpen of zelfs – zolang er nog geen vonnis is gewezen – het gehele proces buiten de deur
van de rechter te beëindigen middels doorhaling dan wel afstand doen van de instantie.
, • Waarheidsonderzoek waarbij de openbare orde een rol speelt
Begeeft de burgerlijke rechter zich bij zijn waarheidsonderzoek in kwesties waarbij de openbare
orde een rol speelt, dan kan de rechter ook ambtshalve naar andere dan ten processe gestelde
feiten en omstandigheden een onderzoek instellen. Staan in zaken die ter vrije bepaling van
partijen staan eerder de formele waarheid centraal, in kwesties waarbij de openbare orde een rol
speelt gaat het veeleer om een onderzoek naar de materiële waarheid. Procesrechtelijk blijkt dit
onderscheid doordat geschillen over vermogensrechter voornamelijk onder de
dagvaardingsprocedure vallen, doch zaken betreffende personen- en familierecht in beginsel onder
de verzoekschriftprocedure.
• Ambtshalve aanvullen van rechtsgronden – verbod tot aanvullen van feitelijke
gronden
De met de partijautonomie samenhangende lijdelijkheid vloeit o.m. voort uit art. 25 Rv, dat de
rechter opdraagt bij zijn beraadslagingen ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen die niet door
de partijen zijn aangevoerd. Deze positieve opdracht impliceert tevens een negatieve opdracht =
een verbod om ambtshalve de feitelijke grondslag aan te vullen. Rechtsgronden zijn regels van
objectief recht. De rechter moet dus, wanneer partijen zich op een verkeerd rechtsvoorschrift
beroepen of enige andere foute juridische beschouwingen aan hun stelling ten grondslag leggen,
die vergissing negeren en zelf de juiste gronden naar voren brengen. Wanneer iemand zijn
wederpartij tot schadevergoeding aanspreekt o.g.v. onrechtmatige daad, maar de rechter van
oordeel is dat sprake is van wanprestatie, dan mag hij de eisende partij niet op die enkele grond
niet-ontvankelijk verklaren of hem de vordering ontzeggen. Hij moet de vordering o.g.v.
wanprestatie toewijzen, als de feiten dit rechtvaardigen. Echter, dit mag niet indien de rechter
daarmee de vordering een nieuwe grondslag zou geven.
• Rechtsgronden die de rechter niet mag aanvullen
Er zijn enkele rechtsgronden die de rechter niet aanvullen = rechtsmiddelen in de zin van middelen
tot handhaving van zijn recht. Voorbeelden = beroep op verjaring, gezag van gewijsde, relatieve
onbevoegdheid van de rechtbank en arbitrage.
Een zelfstandige rol vervult de rechter bij het vaststellen van de schade. De rechter begroot de
schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (art. 6:97 BW). Kan de
omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. Wordt schade
gevorderd, maar is het de rechter niet mogelijk de schade daadwerkelijk te begroten, dan moet hij
partijen zo nodig ambtshalve naar de schadestaatprocedure verwijzen. Een in een petitum
gevorderd bedrag bindt de rechter niet in de wijze waarop hij tot vaststelling van de schade komt.
• Procespartij
Een procespartij kan een natuurlijk persoon of privaat- of publiekrechtelijk rechtspersoon zijn. In
beginsel hebben personen de bevoegdheid om in een civiele procedure als procespartij op te
treden. Twee soorten:
1. Materiële procespartij = hij om wiens belangen het in het geding gaat = subject van de
rechtsbetrekking.
2. Formele procespartij = hij die in het proces optreedt of op wiens naam de procedure wordt
gevoerd.
Minderjarigen en onder curatele gestelden zijn onbekwaam om rechtshandelingen te verrichten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kwittie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.