Kennismaking met de sociale psychologie
Studieobject van de sociale psychologie
Gebiedsomschrijving
Sociale psychologie = de wetenschappelijk studie van de manier waarop de
gedachten, gevoelens en handelingen van de mensen beïnvloed worden door de
feitelijke, voorgesteld of geïmpliceerde aanwezigheid van andere mensen. De manier
waarop wij inspelen op anderen is ook belangrijk. Bewuste en onbewuste
beïnvloeding op het gedrag.
• Een wetenschappelijke studie
→ Wetenschappelijke beweringen zijn het resultaat van zorgvuldig methodisch
onderzoek.
• 3 onderzoeksmethodes
o Begrijpende methode
= een studie zonder cijfermateriaal → verbale beschrijvingen
▪ Gevalsstudie
= vertrekken vanuit 1 of meerdere casussen en zo een samenhang
zoeken.
▪ Beperking
→ subjectief, de onderzoeker beslist op eigen been welke verklaring hij
het meest waarschijnlijk vindt.
o Correlationele methode
= de samenhang tussen variabelen uitgedrukt in een correlatie.
Bv. hoe meer agressieve films je kijkt met nogal agressief gedrag = een
positieve correlatie.
Bv. hoe meer agressieve films je kijkt hoe minder agressief gedrag = een
negatieve correlatie.
→ zo bereken je hoe groot de samenhang tussen 2 variabelen werkelijk is.
o De experimentele methode
= kijkt of een bepaalde variabele invloed heeft op een andere variabele.
- Onafhankelijke variabele (OV) = de te meten variabele.
(hoeveelheid tv-geweld/agressieve films)
- Afhankelijke variabele (AV) = variabele die gemanipuleerd wordt of
verandert.
(geneigd agressief gedrag te stellen)
- Controle groep = de groep die (bv.) filmmateriaal zonder geweld.
- Experimentele groep = de groep die de OV (bv.) filmmateriaal met
geweld toegediend krijgt.
Causaal verband = als er een positief verband is tussen OV en AV.
,• Empirische cyclus
• A-B-C model
o Affectieve component – gevoelens
o Behavior – het manifeste gedrag
o Cognitieve aspecten – waarneming, geheugen
en denken
• De gedachten, gevoelens en handelingen van mensen
o Innerlijke gedragsaspecten
= objectief observeerbaar gemaakt worden door (in)directe weg.
o Directe weg
= een feitelijke keuze maken.
o Indirecte weg
= beoordelen van uitspraken.
• De feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen
o Feitelijke of directe aanwezigheid
= mensen die daadwerkelijk aanwezig zijn.
o Voorgestelde aanwezigheid
= je stelt jezelf voor wat anderen die niet aanwezig zijn denken van wat jij
doet.
Bv. je koopt een t-shirt en denkt na over hoe je vrienden/familie/… gaan
reageren op dat t-shirt.
o Impliciete aanwezigheid
= mensen die je niet kent/die iets hebben gedaan of gemaakt hebben invloed
op wat we denken, voelen en hoe we handelen. Gedrag wordt gestuurd door
onzichtbare instanties.
Bv. bij een reclame weet je niet wie je beïnvloedt maar die reclame heeft wel
invloed op hoe je denkt, voelt en hoe je handelt.
De eigen invalshoek van de sociale psychologie
• Onderscheid met sociologie
= aandacht voor de meer globale groepskenmerken van het gedrag.
• Onderscheid met algemene psychologie
= aandacht voor de algemene wetmatigheden, zonder oog te hebben voor de
specifieke sociale factoren.
• Onderscheid met ontwikkelingspsychologie
= beschrijven van de complexer wordende sociale interacties, zonder in te gaan
op de algemene wetmatigheden.
• Onderscheid met persoonlijkheidspsychologie
, = aanvulling, andere wijze van verklaringen van de sociale psychologie, vaak voor
dezelfde fenomenen.
Enkele belangrijke evoluties
Kenmerken van bij het ontstaan
• Een sterke experimentele traditie
o Beste toegangsweg om aan te tonen welke factoren invloed hebben.
o Storende variabelen kunnen gecontroleerd worden.
o Eerste sociaal psychologisch experiment in de 19e eeuw → Norman Triplett.
• Nauwe band tussen theorie en praktijk
o Veel invloed uit WO2
→ praktische problemen die opgelost moesten worden.
▪ Hoe het moreel van de troepen op peil houden?
▪ Hoe de burgerbevolking mobiliseren?
▪ Hoe de burgerbevolking aanzetten om zuinig om te springen met voedsel
en grondstoffen?
o Vanaf 1950: een explosie aan theorieën
→ nieuwe onderzoek om de theorie te toetsen.
Veel van de klassieke theorieën stammen uit de jaren ’50 en ’60.
Latere aandachtspunten
• Ethische aandachtspunten
o Mensen werden soms blootgesteld aan ethisch betwistbare handelingen.
bv. toedienen van electroshocks → experiment van Zimbarbo
o Internationaal werd er een deontologische code opgesteld
▪ Informeren van de deelnemer.
▪ Schriftelijke bevestiging van deelname.
▪ Na het experiment informeren.
• Culturele verscheidenheid
o Veralgemeenbaarheid van conclusies.
→ vaak een onderzoek met studenten.
o Belang van replicatieonderzoek
= alles duidelijk noteren zodat het onderzoek op een identieke manier
herhaald kan worden.
o Crossculturele psychologie
= hoe worden bepaalde gedragsaspecten beïnvloed door de cultuur.
▪ Geert Hofstede
- Individualistische cultuur
- Collectivistische cultuur
• Belang van biologische factoren
o Evolutionaire psychologie
o Sociale neuropsychologie
• Inschakelen van nieuwe technologieën
o Gebruik van computer voor het creëren van een virtuele wereld:
bv. onderzoek naar het kameleoneffect.
Groepsnormen
= de verwachtingen of voorschriften die leven binnen een groep over de wijze
waarop men zich tegenover een bepaald object dient op te stellen of te gedragen.
,• Verband houden met:
o Handelen
o Denken
o Voelen
Hoe normen ontstaan
Van bovenaf opgelegde normen
Vooral in groepen met een duidelijke hiërarchie:
→ de ‘hoogsten’ leggen normen op die vlot de ingang vinden bij de hele
groep.
Bovenaf opgelegde normen in groepen waar geen hiërarchie is:
→ bv. bij het blussen van een brand worden er instructies opgevolgd door
de commandant, na de brand heeft iedereen de vrije meningsuiting om te
zeggen wat er fout liep.
Normen die ontstaan binnen de groep
• Parlementair systeem
= normen als resultaat van overleg en ratioonele besluitvorming.
• Normen als product van sociale vergelijking
= het geruisloos ontstaan van een gezamenlijke norm.
o Gebeurt in situaties als we niet weten hoe we ons moeten gedragen
→ we proberen te komen tot een gezamenlijke kijk = sociale normering
o Non-verbale dialoog (we kijken naar het gedrag van de anderen)
o Experiment met autokinetisch effect (Muzafer Sherif)
Proefopstelling Evolutie van de individuele schattingen
Individueel Ontstaan van een individuele norm.
In groepjes van 3 Vorming van een groepsnorm.
Individueel De groepsnorm gebruiken als referentie.
Verklaring van de resultaten:
Sociale vergelijkingstheorie van
Festinger:
‘Wanneer we in een ambigue situatie
terechtkomen richten we ons op
elkaar om ons oordeel te toetsen.’
→ informatief gegeven
Impact van een groepsnorm op het individu
→ groepsnormen hebben geen vrijblijvend karakter.
Automatische sociale invloed
We hebben de neiging om elkaar automatisch te imiteren.
, → bv. oversteken bij een rood ligt, het kameleoneffect, …
Conformeren aan een groepsnorm
Conformeren tegen beter in.
• Experiment van Solomon Asch = normatieve sociale beïnvloeding
o In het experiment zie je 6 studenten die elks een simpele vraag moeten
beantwoorden. 5 van de groep zijn bekend met het experiment en 1 student
(meerdere malen uitgevoerd) is de proefpersoon.
o De resultaten waren dat sommigen vanaf het begin direct het foute antwoord
zeggen en geloven dat de anderen het juist hebben. Anderen zeggen het eerst
wel juist maar gaan daarna mee met de groep om het discomfort van
tegenspraak te vermijden. Bij sommigen werd de proefpersoon een ‘buddy’
gegeven die ook het juiste antwoord gaf, hierbij zag je dat de proefpersoon
wel het juiste antwoord gaf.
▪ 76,4% confirmeerde minstens 1 keer.
▪ 37,4% liet zich minstens 6 keer beïnvloeden.
▪ 36% van alle antwoorden was fout.
o Hieruit kunnen we besluiten dat wanneer je er ‘alleen’ voor staat je de groep
gaat volgen om geen discomfort te ervaren.
• 2 soorten conformisme
o Informatieve sociale beïnvloeding
= redenen om akkoord te gaan met de groep.
o Normatieve sociale beïnvloeding
= druk om toe te geven aan de groep.
• Inwerkende factoren
o Kenmerken van de groep:
▪ Grootte van de groep
→ met een plafondeffect vanaf ongeveer 4 rolspelers.
▪ Unanimiteit
- Experiment
Ze kregen 15 visuele taken en 15 opinietaken. 3 verschillende condities,
de eerste was 4 rolspelers gaven een unaniem verkeerd antwoord, de
tweede was 1 rolspeler gaf een correct antwoord en de derde was 1
rolspeler gaf een extreem afwijkend antwoord.
Antwoord van de afwijkende rolspeler(s)
Unaniem verkeerd Correct antwoord Extreem afwijkend
Visuele taak 0.71 0.23 0.39
Opinietaak 2.36 1.22 1.97
▪ Groepscohesie
→ naarmate de groep hecht is of niet.
o Kenmerken van de situatie:
▪ Ambiguïteit van de situatie
→ weten we hoe we ons moeten gedragen?
▪ Moet men zijn mening publiek maken of niet
→ zo niet houdt iedereen zich aan zijn eigen mening, anders doen ze dit
niet zodat ze geen wanblikken krijgen.
▪ Thema
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sararudzka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.55. You're not tied to anything after your purchase.