Kinderoncologie • Hoorcollege 11
1. Kinderen met ALL worden behandeld volgens een richtlijn.
a. Juist
b. Onjuist
2. Waarnaar wordt de behandeling van kinderen met ALL gestratificeerd?
3. Bij minder dan blasten spreken we van minimal residual disease.
a. 1%
b. 2%
c. 10%
d. 20%
4. Uit onderzoek blijkt dat bij een delete in factor IKAROS recidieven optreden.
a. meer
b. minder
Schildkliertumoren • Hoorcollege 17
5. Welke cellen maken calcitonine?
a. Folliculaire cellen
b. Parafolliculaire cellen
6. Heesheid en verandering van de stem is geassocieerd met een struma.
a. Juist
b. Onjuist
7. Wat is de eerste stap in de diagnostiek van een nodus in de schildklier?
a. Cytologisch biopt
b. Echo hals
c. Schildklierscintigrafie
d. TSH-bepaling
8. Een nodus maakt schildklierhormoon.
a. hete
b. koude
GZC III → week 4 → vragen → 1
,9. Welke vorm van schildklierkanker komt voort uit de C-cellen?
a. Anaplastisch schildkliercarcinoom
b. Medullair schildkliercarcinoom
c. Papillair schildkliercarcinoom
10. Uit welke 3 componenten bestaat het MEN2-syndroom?
11. Welke vorm(en) van schildklierkanker kan of kunnen niet met radioactief
jodium worden behandeld?
⬜ Anaplastisch schildkliercarcinoom
⬜ Folliculair schildkliercarcinoom
⬜ Medullair schildkliercarcinoom
⬜ Papillair schildkliercarcinoom
12. Wat is het doel van behandeling met radioactief jodium?
13. Na het verwijderen van de schildklier hoort thyreoglobuline 0 te zijn.
a. Juist
b. Onjuist
Voorbereiding werkgroep 3 • Zelfstudie 10
14. In welke 6 lymfeklierniveaus is de hals te verdelen?
15. Waarom is het onderzoeken van de sensibiliteit van het gezicht van groot
belang?
16. Geef aan welke nadere diagnostiek noodzakelijk is bij het vinden van een
lymfeklier in de hals.
17. Bij verdenking op een carcinoom wordt een excisiebiopt gedaan.
a. Juist
b. Onjuist
18. De meeste tumoren in het hoofd-halsgebied worden behandeld met chirurgie
of radiotherapie.
a. Juist
b. Onjuist
19. Bij mondbodemcarcinomen wordt geen sentinel node procedure gedaan.
a. Juist
b. Onjuist
GZC III → week 4 → vragen → 2
, 20.Bij een tumor met botinvasie spreken we direct van een
a. T1
b. T2
c. T3
d. T4
21. Koppel de therapeutische opties aan de juiste stadia oropharynxtumoren.
vroeg stadium 🄰 chemoradiatie of radiotherapie + cetuximab
gevorderd stadium 🄱 chirurgie of radiotherapie of lasertherapie
irresectabel 🄲 chirurgie + postoperatieve (chemo)radiatie +
halsklierdissectie of radiotherapie van halklieren
22. Wat factoren zijn prognostisch van belang bij hoofd-halscarcinomen?
23.Naar welke lymfeklierstations draineert de larynx?
⬜ Laag-jugulair
⬜ Mid-jugulair
⬜ Hoog-jugulair
24.Waarbij worden vaker lymfekliermetastasen gezien?
a. Glottische tumoren
b. Supraglottische tumoren
25. Het larynxcarcinoom is het meest voorkomende carcinoom in het hoofd-
halsgebied.
a. Juist
b. Onjuist
26.Het larynxcarcinoom komt meer voor bij
a. mannen
b. vrouwen
27. Kleine stembandcarcinomen worden met goed resultaat bestraald.
a. Juist
b. Onjuist
28.Wanneer wordt bij een larynxtumor gekozen voor een partiële of subtotale
laryngectomie?
29.Hoe leidt bestraling van de hals tot verhoogde kans op een CVA?
GZC III → week 4 → vragen → 3