100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Materieel strafrecht, ISBN: 9789013163643 $4.78   Add to cart

Summary

Samenvatting Materieel strafrecht, ISBN: 9789013163643

 30 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Het bevat een samenvatting van alle verplichte literatuur voor het vak Strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Preview 4 out of 59  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 8
  • December 17, 2022
  • 59
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING LITERATUUR: STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Introductie

Het Nederlands strafrecht is gecodificeerd. De codificatie van strafbare feiten is zowel in de Grondwet
(art. 16) als in het Wetboek van strafrecht (art. 1) bepaald door middel van het legaliteitsbeginsel,
ofwel ‘nulla delictum, nulla poena sine praevia lege poenali’  ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht
van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling’. De strafbepaling bestaat uit tenminste een
delictsomschrijving en een sanctienorm. Veel leerstukken zijn gebonden aan een delictsomschrijving,
dit is het gevolg van het legaliteitsbeginsel

Delictsomschrijving = geeft de bijzondere voorwaarden van een strafbaar feit weer zoals een min of
meer concreet omschreven gedragen en/of een verboden gevolg.
Algemene voorwaarden strafbaarheid = wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid (elementen)  staan
zij in de delictsomschrijving? Dan worden het bijzondere voorwaarden (bestanddelen).

Wettelijk beslismodel:
Vier formele voorvragen (art. 348 Sv):
1. Is de dagvaarding geldig?
- Is de dagvaarding betekend en voldoet de tenlastelegging aan de eisen van art. 261 Sv:
een opgave van het feit, de tijd en de plaats
 Niet aan voldaan = nietigheid der dagvaarding
2. Is de rechter bevoegd?
- Absolute en relatieve competentie
 Niet aan voldaan = hare onbevoegdheid
3. Is het openbaar ministerie (OM) ontvankelijk?
- Beginselen van behoorlijk strafprocesrecht, onrechtmatig verkregen bewijs, verjaring en
rechtsmacht (jurisdictie, feitelijk leidinggeven en daderschap RP)
 Niet aan voldaan = de niet-ontvankelijkheid van den officier van justitie
4. Zijn er redenen om de vervolging te schorsen?
 Zo ja, schorsing der vervolging
- Einduitspraken (art. 349 lid 1 Sv)

Vier materiële hoofdvragen (art. 350 Sv)  dwingende volgorde:
1. Kan het tenlastegelegde feit worden bewezen?
- Kunnen alle relevante onderdelen van de tenlastelegging worden bewezen? Alle
bestanddelen van de delictsomschrijving moeten worden bewezen
 Niet aan voldaan = vrijspraak
2. Levert de bewezenverklaring een strafbaar feit op?
- Kwalificeren van de bewezenverklaring. Past de bewezenverklaring binnen de
delictsomschrijving?  hier speelt vrijwillige terugtred een rol (er is niks strafbaars)
- Hier kijk je naar de delictsomschrijving (overgangsrecht: is er verandering van inzicht van
wetgever en past het bewezenverklaarde binnen de huidige delictsomschrijving?)
 Niet aan voldaan = OVAR
3. Is de verdachte strafbaar?
- Is het bewezenverklaarde en gekwalificeerde feit wedderrechtelijk en verwijtbaar? 
strafuitsluitingsgronden
 Ideaaltypische delictsomschrijving: wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn niet in
de delictsomschrijving opgenomen maar gelden als algemene voorwaarden voor
strafbaarheid (elementen)  loopt spaak op vraag 3 (ovar)
 Niet-ideaaltypische delictsomschrijving: als ‘wederrechtelijkheid’ of
‘wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid’ in de delictsomschrijving zijn opgenomen, dan
zijn deze bestanddelen i.p.v. elementen  loopt spaak op vraag 1 (vrijspraak)
4. Welke straf of maatregel wordt opgelegd?
- Hier kijk je naar de sanctienorm (is oud of nieuw recht gunstiger)
- Twee mogelijkheden: strafoplegging of maatregelen OF vrijspraak of ontslag van alle
rechtsvervolging = einduitspraak (art. 351 Sv)




Pagina 1 van 59

,MATERIEEL STRAFRECHT

Hoofdstuk 1 een kader voor materieel strafrecht
Paragraaf 1 Inleiding
Bij strafrechtelijke aansprakelijkheid gaat het om ‘het in beginsel in aanmerking komen voor een
strafrechtelijke sanctie’, om het fundament voor bestraffing door de overheid.
Bij materieel strafrecht gaat het om de vraag of en in welke vorm strafrechtelijke aansprakelijkheid kan
worden aangenomen gelet op de daarvoor geldende voorwaarden.

Paragraaf 3 Materieel strafrecht en andere rechtsgebieden
3.1. Over materieel strafrecht en strafprocesrecht
Twee kenmerken Nederlandse strafrechtspleging:
- Het grote belang van het opportuniteitsbeginsel
- De vergaande straftoemetingsvrijheid
- Hebben consequenties voor acceptatie van vage en/of ruimte normen, onduidelijke
afbakening van strafbaar tegenover niet-strafbaar gedrag en overlappingen tussen
aansprakelijkheidsconstructies.
- Grote vertrouwen in het OM en de rechter, vertrouwen op goede en redelijke uitvoering van
algemene regels. Verklaart de afwezigheid van een uitgebreid strafverhogings- en
strafverminderingsgronden. De wetgever vertrouwt op een goede, geleidelijke oplossing in de
praktijk.

Het materiële strafrecht vormt zich uiteindelijk in een procesrechtelijke context: daarin komt het tot
uiting. Pas wanneer er een proces wordt gestart, en iemand wordt berecht blijkt het belang van deze
materieel-strafrechtelijke normen. Daar ook de zin “Het strafrecht ‘bestaat’ vooral in concrete
strafzaken wanneer wordt onderzocht of er ook daadwerkelijk kan worden gesanctioneerd.”, als men
aan deze toetsing komt, dan gaan de beginselen een rol spelen.
Voorbeeld: Het leerstuk opzet komt pas tot uiting als er voldoende bewijs is, de bewijsregels die voor
opzet gelden zijn van processuele aard. (De Hullu 2021, p. 25)

De processuele doeleinden mogen niet aan materiaalrechtelijke normen ten grondslag worden gelegd.
De primaat van de materieelrechtelijke invalshoek is terecht, maar nuances moeten worden
aangebracht: de bewijsbaarheid van strafwaardig geacht gedrag kan een rol spelen bij de vormgeving
van delictsomschrijvingen. Zo kan het praktisch beter zijn te kiezen voor schuld dan opzet
(bewijstechnisch), hier moeten wel goede redenen aan ten grondslag liggen. De materiële inhoudelijke
invulling moet voorgaan op de processuele bepaaldheid (gemak).
Het procesrecht stelt een inhoudelijke, redelijke eis: de voorwaarden voor strafrechtelijke
aansprakelijkheid en de delictsomschrijvingen moeten praktisch en effectief toepasbaar zijn.

Belang rechtspraak voor beantwoorden materiële rechtsvragen: uitgangspunt: het gegeven dat het
materiële strafrecht ter omschrijving van algemene leerstukken begrippen bevat die niet nader worden
gedefinieerd in de wet. De Hoge Rood formuleert algemene criteria voor de toepassing van algemene
begrippen (standaard-arrest), welke criteria worden verhelderd in variatie-arrest. Door middel van
casuïstische vergelijkingen met standaardarresten en variatie-arresten kunnen rechtsvragen naar
aanleiding van nieuwe gevallen worden beantwoord.
Dat leerstukken in jurisprudentie niet aan bod komen, is geen reflectie van relevantie van leerstuk.
Rechtsvinderssyndroom: er moet worden gewaakt tegen teveel nadruk op moeilijke gevallen.




Pagina 2 van 59

,Hoofdstuk 2 Strafwetgeving
Paragraaf 2 Het strafbare feit
2.1. Wettelijke strafbepalingen en verbindendheid
Codificatiebeginsel (art. 107 lid 1 GW) = de wet regelt het strafrecht in algemene wetboeken,
behoudens de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten.
Op grond van delegatie in een wet in formele zin kunnen Algemene Maatregelen van Bestuur
strafbaarstellingen bevatten of een APV.

De rechter kan slechts aansprakelijk stellen op basis van strafwetgeving die daadwerkelijk van kracht
was ten tijde van het plegen van het feit. Als lagere wetgeving in strijd is met hogere wetgeving (ook
internationaal en EU-recht), kan dit tot ontslag van alle rechtsvervolging leiden.
Lagere regelgeving kan een ander doel dienen dan de hogere regeling. Er is geen sprake van
onverbindendheid van de lagere regeling wanneer deze de gedraging zo omschrijft dat zij niet zonder
meer strafbaar is op grond van de hogere regeling.

2.2. Definitie van het strafbare feit
Strafbepaling = een delictsomschrijving en een sanctienorm
Delictsomschrijving = welk gedrag onder welke subjectieve en objectieve omstandigheden tot
strafrechtelijke aansprakelijkheid kan leiden.  bestanddelen
Sanctienorm = welke sancties aan dat strafbare feit kunnen worden verbonden.
Naast bestanddelen uit delictsomschrijving moet ook aan de elementen: wederrechtelijkheid en schuld
worden voldaan. Niet voldaan aan elementen? Verlies strafbaar karakter van feit.
Bewijslast bij bestanddelen is zwaarder, daarom worden vastgesteld waaraan voldaan moet worden

2.3. Bijzondere delicten en rechtsgoederen
Wetboek is opgebouwd uit overzichtelijke titels waarin rechtsbelangen (rechtsgoederen)
strafrechtelijke bescherming worden toegekend. Voorbeeld: Misdrijven tegen openbare orde (Titel V),
tegen het leven gericht (Titel XIX) ect.  indeling van het Wetboek is dus verbonden aan bepaalde
rechtsgoederen of rechtsbelangen.

Belang indeling rubrieken:
- Wetgeving technisch belang: er kan worden gewerkt met algemene bepalingen per titel.
- De titel kan enige richting geven aan interpretatie van de delictsomschrijving
- Indeling in titel echter weinig dwingend

2.4. Misdrijven en overtredingen
Aan de hand van welke maatstaf moet de wetgever een strafbaar feit tot misdrijf of overtreding
bestempelen?
Doorslaggevend criterium = de ernst van het strafbare feit in kwestie.
De maatstaf van ernst van het feit geeft een bevredigende verklaring voor de meeste
materieelrechtelijke en procesrechtelijke verschillen tussen misdrijven en overtredingen.
Onderscheid is belangrijk voor juridische consequenties: straf processuele gevolgen (dwang- en
rechtsmiddelen) en materieelrechtelijk gezien (poging tot, voorbereiding van en medeplichtigheid zijn
bij overtreding niet strafbaar).
Lagere wetgeving kan enkel overtredingen bevatten.

2.5. Krenkings- en gevaarzettingsdelicten
Krenkingsdelicten: er wordt strafrechtelijk gereageerd op de daadwerkelijke schending of krenking van
een rechtsgoed. Het kwaad is geschied en daarop richt zich de vergeldende strafrechtelijke reactie.
Gevaarzettingsdelicten: de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking wordt
strafbaar gesteld  preventie van belang
Abstract gevaarzettingsdelict : opruiing of onder invloed rijden, het gevaar hoeft niet te gebeuren, de
gedraging wordt strafbaar gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving
gespecificeerde zin gevaar kan opleveren.
Concreet gevaarzettingsdelict : in de delictsomschrijving is vereist dat daadwerkelijk gevaar is
ontstaan, voorbeeld brandstichting



Pagina 3 van 59

, 2.6. Formele en materiële delicten
Formele = waarbij voor strafbaarheid een bepaalde handeling voldoende is
Materiële = waarbij meer een bepaald gevolg centraal staat.

2.7. Kwaliteits- en algemene delicten
Algemene delicten = tot iedereen gericht, elk mens dient zich van dergelijk gedrag te onthouden.
Kwaliteitsdelict =een delictsomschrijving richt zich in directe zin slechts tot rechtssubjecten met een
bepaalde hoedanigheid (eigenaar, faillissement, ambtenaar)  in de delictsomschrijving is als
bestanddeel een bepaalde hoedanigheid van de pleger opgenomen.

2.8. commissie- en omissiedelicten
Commissiedelicten = de gedraging staat centraal, de strafbare feiten die door handelen worden
begaan (stelen, doodslaan, verkrachten).
Omissiedelict = er wordt een gebod gegeven (hulp verlenen, als getuige optreden, belasting betalen)
Eigenlijke (zuivere) omissiedelicten: uit de wettelijke omschrijving van de gedraging blijkt dat het om
een omissiedelict gaat. De delictsomschrijving maakt dan duidelijk wie er niet mag nalaten, tot wie het
omissiedelict zich richt.
Oneigenlijk (onzuiver) omissiedelict: gaat het naar de wettelijke omschrijving om een commissiedelict
dat toch ook door een nalaten kan worden begaan. Het betreft vaak materieel omschreven delicten,
waarbij het gevolg dan door niet doen wordt veroorzaakt.

2.9. Doleuze en culpoze delicten en strafbepalingen zonder subjectief bestanddeel
Culpoos delict = een vorm van schuld in de delictsomschrijving
Doleus delict = een opzetvereiste in de delictsomschrijving te vinden
Hoofdregel = bij misdrijven is opzet of schuld als bestanddeel vereist

2.10. Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
Gekwalificeerde delicten = zijn met zwaardere straffen bedreigd dan de grondvorm van die delicten,
omdat het strafbare feit is gepleegd onder bijzondere omstandigheden (voorbedachte raad, roekeloos)
Objectieve strafverzwaringsgronden = het feit staat voorop
Subjectieve strafverzwaringsgronden = houden verband met de persoon van de dader, functie of
hoedanigheid of verband met gemoedsgesteldheid.
Geprivilegieerde delicten = heeft ten opzichte van het gronddelict een lager strafmaximum met
verzachtende omstandigheden (euthanasie)

2.11. Aflopende en voortdurende delicten
Voortdurende delicten = strafbaarstelling van een verboden toestand (kinderporno)
Voortgezette delicten = strafbaarheid ontstaat na verloop van tijd

2.12. Klachtdelicten
= bijzondere voorwaarde voor vervolgbaarheid is dat door een klachtgerechtigde rechtsgeldig een
aangifte met verzoek tot vervolging is gedaan.
Absoluut klachtdelict = het feit kan niet worden vervolgd zonder rechtsgeldige klacht
Relatief klachtdelict = alleen een bepaalde verdachte kan niet worden vervolgd zonder een tegen hem
gerichte klacht

2.13. Terroristische misdrijven
Terrorisme is sterke motor voor ontwikkeling van hedendaagse strafrechtwetgeving.
Belangrijk is bijzonder opzetvereiste: het terroristische oogmerk = het oogmerk om de bevolking of
een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of
internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de
fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een
internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen (art. 83a Sr)

2.14. Commune delicten en delicten uit bijzondere strafwetgeving
Het betrokken rechtsgoed of rechtsbelang is vaak een belangrijke reden voor onderbrenging in
bijzondere strafwetgeving.


Pagina 4 van 59

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dderks01. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.78  1x  sold
  • (0)
  Add to cart