Herhalingsvragen
1. Een schaars goed is een goed…
A. Waaraan een nijpend tekort bestaat.
B. Waarvan de gevraagde hoeveelheid groter is dan de beschikbare hoeveelheid als het gratis
ter beschikking zou staan.
C. Waarvan de gevraagde hoeveelheid groter is dan de beschikbare hoeveelheid.
D. Dat zeldzaam is.
2. Diensten van de burgerlijke stand: over welk type goed gaat het hier? (Kijken is uitsluitbaar en
rivaliserend)
A. Individueel
B. Quasicollectief
C. Zuiver collectief
3. Het grensnut (=marginaal nut- van een iPad voor een consument is:
A. De wijziging in het totaal nut door een groter aanbod van de iPad.
B. De wijziging in het totaal nut door een verandering in de preferentieschaal.
C. De wijziging in het totaal nut door een prijswijziging van de iPad.
D. De wijziging in het totaal nut door een toename met één eenheid van de iPad.
4. In welke van de volgende situaties verschuift de budgetlijn naar links?
A. Het inkomen stijgt met 10%. De prijs van zowel tarwebloem als cacao stijgt met 20%.
B. De prijs van een mixer en een blender daalt met 10%. Het inkomen daalt met 5%.
C. De prijs van brood stijgt met 5% en de prijs van aardappelen stijgt 10%, dit bij hetzelfde
inkomen.
5. Het reëel inkomen geeft…
A. Het verdiende inkomen weer.
B. De hoeveelheid geld aan waarover de consument beschikt.
C. De hoeveelheid goederen en diensten aan die we ermee kunnen kopen.
D. De werkelijke koopkracht weer.
6. In welke van de onderstaande beweringen verschuift de vraagcurve van bouwmaterialen naar
rechts?
A. De prijs van bouwmaterialen daalt, gegeven het inkomen en de preferentie.
B. De preferentie naar bouwmaterialen stijgt, gegeven het inkomen en de prijs van
bouwmaterialen.
C. Het inkomen stijgt, gegeven de prijs van bouwmaterialen en de preferentie.
7. De vraag naar cacao blijft toenemen, daardoor:
A. Verschuift de aanbodcurve van cacao naar rechts.
B. Treedt er een beweging langs de vraagcurve van cacao op.
C. Verschuift de vraagcurve van cacao naar rechts.
8. De vraagcurve verloopt dalend omdat:
A. Er een verband bestaat tussen de prijs van het goed en de gevraagde hoeveelheid ervan.
B. De voorkeur naar het goed daalt.
C. Het inkomen daalt.
D. Er een negatief verband bestaat tussen de prijs van het goed en de gevraagde hoeveelheid.
9. Uit een studie van de NBB blijkt dat de vraag naar investeringskredieten zeer prijselastisch is.
Indien een financiële instelling de prijs van het krediet verhoogt, dan zal:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentjeVastgoed1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.