100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting TAB 3.2 Gespecialiseerde verpleegkundige zorgverlening - DEEL Vandewalle $7.50   Add to cart

Summary

Samenvatting TAB 3.2 Gespecialiseerde verpleegkundige zorgverlening - DEEL Vandewalle

 17 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

TAB 3.2 Gespecialiseerde verpleegkundige zorgverlening - DEEL Vandewalle Samenvatting alle ppt's Vandewalle.

Preview 4 out of 34  pages

  • December 18, 2022
  • 34
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
H01: Bloedgassen

1. Wat is een bloedgasanalyse?

Interpreteren van bloedgassen is belangrijk voor diagnostiek en behandeling. Aanvulling op anamnese, klinisch
onderzoek en andere onderzoeken. Belangrijk is correcte interpretatie en correcte actie of omzetting bv aanpassing
zuurstoftherapie, beademing, …


2. Wanneer en waarom

2.1. Diagnose stellen

Onder andere respiratoire insufficiëntie, primaire hyperventilatie, metabole acidose en metabole alkalose, …


2.2. Ernst ziekte bepalen

In combinatie met verder (klinisch) onderzoek waardoor duidelijk wordt dat invasieve therapie nodig is.


2.3. Behandeling bewaken op opvolgen

- Tijdig opsporen achteruitgang van de gezondheid
- Effect van de behandeling meten
- Zuurstof titreren bij patiënten
- Therapie aanpassen


2.4. Veneus bloedgas

Soms veneus bloedgas door fout te prikken of specifiek op vraag door de arts! Bij analyse hiervan vergelijken met de
veneuze waarden! Elektrolyten blijven hetzelfde.


3. Arteriële punctie

3.1. Plaatsbepaling

Punctieplaatsen arterieel bloedgas:
- Arterie radialis (meest voorkomend)
- Arterie femoralis
- Zelden arterie ulnaris en arterie brachialis

Punctie met een luchtvrije spuit rechtstreeks in de arterie ® pijnlijk!


3.2. Voorbereiding

- Bevestig dat een bloedgasanalyse nodig is en signaleer eventuele contra-indicaties:
o Inadequate circulatie op de aanprikplaats!
o Via een infectieuze of maligne lesie
o Dialyseshunt
o Verdenking of bewezen perifere vasculaire aandoeningen
o Een stollingsstoornis of antistollingstherapie

, - Noteer details over de huidige O2-therapie en respiratoire ondersteuning
- Wacht minstens 20 minuten na elke verandering in de O2 therapie voor de bloedname, tenzij spoed
- Informeer de patiënt over het waarom
- Zoek geschikte plaats voor afname
- Materiaal klaarleggen ® heparinespuit met dop, naald 20 – 22G, wegwerpnaaldcontainer voor scherpe
instrumenten, gaas en chloorhexidine


3.3. Voor de afname

Voer een Allen-test* om zeker te zijn van een adequate circulatie vanuit de arteria ulnaris.

* Om de test uit te voeren, vraag de patiënt om de hand zo snel mogelijk meerdere keren te openen en te sluiten.
Vervolgens duw je de radiale en de ulnaire slagaders dicht door te drukken met uw duimen. Vraag de patiënt om de
hand te openen, we laten de radiale slagader los ® snelle terugstroming bloed = adequate circulatie.


3.4. De afname

- Leg de hand van de patiënt met de pols 20 – 30° graden gestrekt, een verdere strekking van de pols kan de
arteriële bloedstroom belemmeren.
- Zoek de art. radialis door de polsslag te voelen; kies een plek waar de polsslag duidelijk voelbaar is.
- Reinig de aanprikplaats met een alcoholdoekje.
- Leg uw hand stabiel op de hand van de patiënt, breng de naald in met een hoek van 45° met de afgeschuinde
naaldpunt boven.
- Breng de naald voorzichtig in om het risico van arteriële spasmen te verminderen
- Zodra de naald in de slagader is, zal een stroom van pulserende bloed verschijnen in de cilinder van de spuit.
De meeste spuiten voor bloedgasanalyse zullen zich vullen onder arteriële druk.
- Neem minstens 3 ml bloed af voor u de naald terugtrekt


3.5. Na de afname

- Zodra er voldoende bloed is afgenomen, verwijder de naald en oefen stevige en directe druk uit rond de
aanprikplaats gedurende minstens vijf minuten.
- Werp alle scherpe en vervuilde materialen op de juiste manier weg.
- Zorg dat er geen luchtbelletjes zitten in het afgenomen bloed, dat kan de uitslag beïnvloeden. Elk bloedmonster
met meer dan zeer kleine belletjes moet worden vernietigd.
- Het monster moet direct worden geanalyseerd: als de doorlooptijd meer dan 10 minuten lijkt te worden, moet de
spuit worden bewaard in ijs.
- Als de bloedafname mislukt, wordt vaak aangeraden om de test uit te voeren in de andere pols. Zelfs de
geringste irritatie van de slagader kan bij de eerste poging arteriële spasmen hebben opgewekt, zodat een
nieuwe poging voor het aanprikken worden bemoeilijkt.


3.6. Aandachtspunten

Arteriële bloedafname (vooral uit de arteria radialis) kan zeer pijnlijk zijn. Klachten kunnen worden beperkt met een
injectie van 1ml van 1% lidocaïne op de aanprikplaats voorafgaand aan de bloedafname.

Veneus of arterieel bloed? Donker, niet-pulserend bloed waarvoor manuele zuiging nodig is voor de aspiratie, duidt
vaak op een veneus monster. Let op, behalve bij shock en reanimatie.

,4. De pulmonale gasuitwisseling

4.1. Basisprincipes

Lichaamsdelen hebben O2 nodig om energie op te wekken en produceren CO2 (als afvalstof).
- Transport voor O2/CO2 via hemoglobine in rode bloedcellen
- Opname O2/afgifte CO2 ter hoogte van de alveolen (longblaasjes)

Pulmonaire gaswisseling =
- Transfer O2 uit de atmosfeer naar de bloedbaan = oxygenatie
- Transfer CO2 uit de bloedbaan naar de atmosfeer = eliminatie

De uitwisseling vindt plaats tussen kleine longblaasjes, de alveoli, en bloedvaatjes, de capillairen. Omdat beide extreem
dunne wanden hebben en in zeer nauw contact met elkaar staan (het alveolaire membraan), kunnen de CO2 en O2 zich
ertussen bewegen aan de hand van diffusie.


4.2. Partiële druk

Arteriële bloedgaswaarden helpen ons de effectiviteit van gasuitwisseling te meten. Hiermee wordt de partiële druk of
spanning van O2 en CO2 in arterieel bloed (de PaO2 en PaCO2) gemeten.

Partiële druk = de bijdrage van een bepaald gas binnen een gasmengsel (zoals lucht) aan de totale druk. Wanneer een
gas oplost in een vloeistof (bijvoorbeeld bloed), hangt de opgeloste hoeveelheid af van de partiële druk.
- PO2 = partiële druk of spanning van O2
- PaO2 = partiële druk of spanning van O2 in arterieel bloed

Gassen bewegen van gebieden met een hogere partiële druk naar gebieden met een lagere druk. Bij het alveolaire
membraan heeft de lucht in de alveoli een hogere PO2, en lagere PCO2, dan het capillaire bloed. O2-moleculen
diffunderen dan ook vanuit de alveoli naar het bloed en CO2-moleculen gaan van het bloed naar de alveoli tot de
partiële druk in beide gebieden gelijk is.
- Alveoli ­ PO2 ® O2 van alveoli naar capillaire bloed
- Capillaire bloed ­ PCO2 ® CO2 van capillaire bloed naar alveolen


4.3. Eliminatie van CO2

De PaCO2 (= de totale hoeveelheid CO2 in arterieel bloed) wordt bepaald door de alveolaire ventilatie*
* = het totale volume aan lucht dat per minuut wordt getransporteerd tussen de alveoli en de buitenwereld.

De ventilatie wordt gereguleerd in het ademcentrum, onderdeel van de hersenstam. Dit gebied bevat gespecialiseerde
chemoreceptoren die de PaCO2 meten en contact maken met de spieren die betrokken zijn bij de ademhaling. Bij
afwijkingen zal het ademcentrum de snelheid en diepte van de ademhaling aanpassen.

Longen kunnen doorgaans een normale PaCO2 behouden, zelfs als de productie van CO2 ongewoon hoog is (bv. bij
sepsis). Daarom betekent een verhoogde PaCO2 (hypercapnie) vrijwel altijd dat er verminderde alveolaire ventilatie is.


4.4. Hemoglobine en zuurstof

Door middel van diffusie komt O2 in de bloedbaan ® in de bloedbaan komt er een binding met hemoglobine (Hb). Per
rode bloedcel kunnen er 4 O2 moleculen gekoppeld worden.
- Wanneer de saturatie gemeten wordt, meet men hoeveel rode bloedcellen “ingenomen” zijn door O2-moleculen.
- Andere O2-moleculen opgenomen in het bloed zijn ongebonden, deze vrije O2 -moleculen bepalen de PaO2.

, De hoeveelheid O2 in het bloed is afhankelijk van twee factoren:
- Hemoglobineconcentratie
o Deze factor bepaalt hoeveel O2 het bloed kan vervoeren.
- Saturatie (verzadiging) van het Hb met O2 (SO2)
o Deze factor is het percentage aan beschikbare bindingsplekken op Hb = hoeveel van de
transportcapaciteit wordt gebruikt.

® bij een SO2 van 100% worden alle hemoglobine-bindingsplaatsen bezet door O2. Een toename van de partiële druk
(of de concentratie van O2) in bloed zal geen toename van de verzadiging veroorzaken.


4.5. Alveolaire ventilatie en PaO2

PaO2 wordt bepaald door:
- Alveolaire ventilatie
- Matching van ventilatie en perfusie (V/Q)
- Concentratie van O2 in de inademingslucht (FiO2)


4.5.1. Alveolaire ventilatie

Zuurstof gaat snel van de alveolen naar de bloedstroom ® hoe hoger de alveolaire pO2, hoe hoger de PaO2.

Alveolaire lucht bevat een aanzienlijke hoeveelheid CO2
- Meer CO2 betekent een lagere PO2
- Toename van de alveolaire ventilatie zorgt ervoor dat er meer CO2 wordt weggeblazen ® hogere alveolaire
PO2
- Afname van de alveolaire ventilatie ® ophoping CO2 ten koste van O2 en daalt de alveolaire PO2.

Terwijl hyperventilatie de alveolaire PO2 slechts licht kan laten stijgen is er geen limiet voor hoe ver de alveolaire PO2
kan dalen bij een ontoereikende ventilatie.

Belangrijk, zowel oxygenatie als CO2-eliminatie hangt af van de alveolaire ventilatie: een verminderde ventilatie
veroorzaakt een daling van de PaO2 en een stijging van de PaCO2.


4.5.2. Ventilatie/perfusie-mismacht en shunting

(V/Q)-mismatch = niet al het bloed dat door de longen stroomt, komt bij de goed geventileerde alveoli terecht en niet
alle geventileerde alveoli worden goed doorbloed bv bij longaandoeningen.

Shunting = indien de alveoli in een gebied slecht geventileerd zijn (bv shock, pneumonie), keert het bloed dat door deze
alveoli stroomt terug naar de arteriële bloedsomloop met minder O2 en meer CO2 dan normaal.


4.5.3. FiO2 en oxygenatie

FiO2 = fractie van alle ingeademde zuurstof, percentage O2 van de lucht die we inademen. De FiO2 in kamerlucht is
21%, maar kan stijgen met extra toegediende O2.

Lage PaO2 kan gevolg zijn van V/Q-mismatch of inadequate ventilatie. In beide gevallen zorgt een toename van FiO2
voor verbetering in PaO2. Exacte behoefte FiO2 zal helpen een keuze te maken voor bepaalde hulpmiddelen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lenavd001. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.50
  • (0)
  Add to cart