CENTRALE VRAAG: WAT IS COMMUNICATIE?
Communicatiewetenschappen:
• = Wetenschappelijke studie van relatie tussen media of communicatieprocessen en de samenleving
• Jong, maar heel breed en divers beeld
• Wordt gedomineerd door het Engels
Media is maar 1 van de velen factoren (pas dus op voor mediacentralisme)
• Mediacentralisme = Een opvatting waarbij men de media als centrale. Factor naar voor schuift voor
de verklaring van heel.
Communicator: actor die boodschap met informatie uitzendt
• Onderscheid bron - communicator
• Bedoeld en bewust communiceren?
o Je kan bewust zelfzeker voor een groep spreken of onbewust stotteren en rood worden
• Individu - groep/organisatie?
o Het Twitteraccount wordt beheerd door een sportorganisatie
• Vastgelegde rol?
o Feedback: reageren op een bepaalde communicatie
o Feedforward: hou rekening met de ontvanger van de boodschap
• Selectie en belang van copresence (aanwezigheid van zender)
Examenvraag:
Als je de naam ‘Matthew Mcconaugh’ ziet, dan moet je weten dat hij geen communicatietheorie heeft ontwikkeld
(puntenpakker)
Je kan met verschillende concepten meerdere theorieën maken.
1
,1. TEKEN EN BETEKENISVOL COMMUNICEREN
Kernvraag: hoe ontstaat betekenis?
1999: Dit kan op 2 verschillende manieren uitgesproken worden. Er is een soort conventie hoe je dit uitspreekt
en wat je er dan aan linkt.
BASISCONCEPTEN
• Semiotiek: overkoepelend veld à Leer van tekens (ruim domein)
o Subdomeinen:
§ Fonologie
• Kleinste eenheden. Hoe worden klanken geproduceerd
§ Syntaxis
• Interesse in patronen en volgorde
§ Semantiek
• De relatie tussen een teken en de betekenis
§ Pragmatiek
• De relatie tussen teken en tekengebruiker
Onze nadruk gaat vooral liggen op de semantiek. Daar hebben we een onderscheid tussen intensie en extensie:
• Intensie: criteria à er zijn kenmerken van een bepaald product die aanwezig moeten zijn vooraleer je
ze toepast
• Extensie: klasse van zaken à de verzameling waarop je die term correct kan toepassen
o Voorbeelden:
§ Democratie
§ Romantische komedie
• Intensie: humor, romantiek, happy end, …
• Extensie: alle mogelijke films die hierbij van toepassing zijn (vb: Hugh Grant
films)
§ Champagnevoetbal
§ …
Hier kan een communicatieprobleem ontstaan. De intensie kan variabel zijn van persoon tot persoon.
Teken en betekenis
• Teken:
o Een drager van betekenis
o Betekenaar: materiële vorm (foto, schrift, uitspraak, tekening, …) (Sa, signifiant)
§ Stoel als klank is een signifiant, een stoel tekenen
o Betekende: dat waar de tekenvorm naar verwijst (betekenis, concept, object, …) (Se, signifier)
§ De wikipedia beschrijving van een stoel
o Relatie tussen beide: obv afspraak (puur toeval)
2
,Examenvraag:
• Sa: het bolletje met teken, het schrijven LA, het laten horen
• Se: de noot La, de klank La
Je volgt deze afspraak, want anders komt er letterlijk een kakafonie
• Referent:
o Sommige tekens hebben iets concreet waar ernaar verwezen kan worden.
o Liefde, waarheid, … hebben geen signifiant (geen fysiek object om aan te linken)
§ Voorbeeld: auto
• Verwijst naar een auto, a u t o. Als je nadenkt over een referent, dan zijn er
veel verschillende opties. Niet voor iedereen wordt de term correct
toegepast en op dezelfde manier.
• Significatie (Roland Barthes):
o Primair betekenisniveau: denotatie (‘wikipedia’-definitie)
§ De betekenis die iedereen geeft aan hetzelfde object
o Secundair betekenisniveau: connotatie, hangt samen met specifieke (fysieke)
verschijningsvorm van de betekenaar
§ Evaluatieve lading
§ Referentiële lading
Voorbeelden:
• Humaniora
o Voor de ene persoon heel positief, voor de andere negatief.
• Joodse ster:
o Voor iedereen hetzelfde (primair), maar op secundair niveau kan het ofwel de israelische vlag
zijn, op een jas doet het denken aan de holocaust
§ Een Nazi kijkt daar heel positief naar, een jood zeer negatief.
3
, TEKENSYSTEMEN
Examenvraag: Tekensystemen en tekenindelingen uit elkaar houden.
PEIRCE
Tekensysteem van Charles Peirce (VSA) (teken = drager van een betekenis).
Er wordt een mentaal begrip opgeroepen als je een teken gebruikt in een bepaald concept (interpretant)
à Kan aangenaam zijn (comfort van luxe), maar ook een negatieve ervaring (moest vroeger altijd stilzitten)
Examenvraag:
• Teken.
o Student
• Interpretant:
o Studenten zijn diegene die uitgaan (perspectief jongeren) of overgevende jongeren in de
Overpoort voor de deur (perspectief oudere vrouw die in de buurt woont)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SCline. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.