Methodologie van de sociale wetenschappen (K000325)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
lisevandevelde2
Reviews received
Content preview
METHODOLOGIE VAN DE SOCIALE
WETENSCHAPPEN
H1 WAAROM SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Methodologie: verwijst naar de wijze waarop het hele proces van wetenschapsbeoefening functioneert, en
houdt dus niet alleen de kennis en beheersing van methoden en technieken in
Methode: het geheel van specifieke technieken die je in wetenschappelijk onderzoek gebruikt om
onderzoekseenheden te selecteren, er gegevens over te verzamelen, die gegevens te analyseren en de
resultaten te rapporteren.
Wetenschappelijke aanpak
Volgen van regels en procedures die de kwaliteit en het waarheidsgehalte van inzichten maximaliseren
- Bezitten van kennis en inzicht in het een heel arsenaal theorieën
- Toepassen van methoden en technieken om tot geldige en betrouwbare kennis te komen
Maar dat staat niet vast. Er moeten keuzes gemaakt worden.
Volgen van normen en waarden zoals intellectuele eerlijkheid, persoonlijke integriteit of kritische zin
Absolute kennis is een illusie, wetenschappelijke kennis is nooit 100% waterdicht.
Alternatieve bronnen
- Persoonlijke ervaringen, populaire media en ideologische overtuigingen of waarden
geen van deze bronnen kan leiden tot goede wetenschappelijke resultaten
- Media
Het combineert inzichten van wetenschappelijk onderzoek met niet-wetenschappelijke resultaten of
zelfs foute feiten. Berichtgeving kan heel selectief zijn
- Ideologische overtuigingen
o Latente manieren: welke onderwerpen worden geschikt geacht voor onderzoek
o Manifeste manieren: vrouwen zien als het zwakke geslacht
H2 BOUWSTENEN EN SOORTEN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
2.1 INLEIDING
Sociaalwetenschappelijk onderzoek: De productie van geldige en betrouwbare kennis over de sociale realiteit
door het combineren van theorie en empirie, waarbij methodologische principes rigoureus worden toegepast.
Het doel is om theoretische kennis op te bouwen over de samenleving.
2.2 BOUWSTENEN VAN SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
2.2.1 THEORIE EN EMPIRIE
THEORIE
Het geheeld van samenhangende uitspraken of proposities die bepaalde fenomenen beschrijven of verklaren.
Legt terugkerende patronen of regelmatigheden in de wereld rondom ons uit en maken het idealiter mogelijk
om voorspellingen te maken (heel moeilijk)
SOCIAALWETENSCHAPPELIJKE THEORIEËN
1
,= Verklaren hoe de wereld in elkaar zit
Vb. Broken windows theorie (Wilson & Kelling) zegt dat fysieke
verloedering, criminelen aantrekt. Concept: criminaliteit staat
centraal
Job Demand-control model (Karasek) jobkenmerken die ertoe
leiden dat werknemers gestresseerd zijn
Sociaalwetenschappelijke theorieën zijn opgebouwd uit
twee elementen
- Concepten of begrippen
= algemene en abstracte ideeën die als label dienen om concreet waarneembare zaken en fenomenen
te categoriseren
- Relaties tussen die concepten
Theorieën beschrijven hoe verschillende concepten met elkaar in verband staan
Een wetenschappelijke theorie is met andere woorden een geheel van uitspraken hoe bepaalde concepten met
elkaar verbonden zijn
Goede sociaalwetenschappelijke theorieën hebben enkelen kenmerken
1. Theorie moet logisch consistent zijn
Uitspraken mogen elkaar niet tegenspreken
2. Zekere mate van veralgemeenbaarheid beschikken
= Moet een ruimer toepassingsgebied hebben
Formele theorieën: een soort van theorie die ervan uitgaat dat je allerhande sociale fenomenen los
van de concrete inhoud kan verklaren vanuit enkele vormelijke basisprincipes
Vb. Rational choice theorie (Becker) zegt dat menselijk gedrag wordt gestuurd vanuit de kosten-batenanalyse.
Deze redening wordt dan toegepast op alles wat menselijk gedrag is en waar beslissingen worden gemaakt
Grand theories: een soort van theorie die sociale fenomenen probeert te vatten vanuit één abstract
conceptueel kaders, waarin het ordenen van concepten belangrijker is dan het begrijpen van de
sociale werkelijkheid
Kritiek: zo abstract dat ze moeilijk empirisch te testen zijn en dus niet bruikbaar voor onderzoek
Vb. Structureel functionalisme (Parsons) alle mogelijke aspecten van sociaal gedrag en organisatie probeert te
begrijpen vanuit de structuur van sociale systemen
Middle range theories: valt in het midden tussen de grand theories en louter veralgemeningen uit
empirisch materiaal. Theorieën die berusten op een reeks aannames over één bepaald sociaal
fenomeen, waaruit hypothesen kunnen worden afgeleid die op hun beurt empirische getoetst worden
3. Gegrond in empirische observatie
= het moet mogelijk zijn om door observatie te toetsen of de theoretische aannames wel degelijk
overeenstemmen met de realiteit
Verifeerbaarheid: wetenschappelijke uitspraken betreffen fenomenen die waarneembaar zijn of op
zijn minst observeerbare gevolgen hebben
Falsifieerbaarheid: de mogelijkheid om door observatie de eventuele onjuistheid van kennis aan te
tonen, weerleggen
Hoe vaker een theorie overeind blijft wanneer ze getoetst wordt, hoe meer de theorie aan belang
wint
Een wetenschappelijke theorie is nooit definitief bewezen, altijd voorlopig.
Openheid en transparantie naar de methode is dus zeer belangrijk. Zo kan het ook gerepliceerd worden
= het herhalen van onderzoek om te kijken of je tot dezelfde conclusies komt
Empirische toetsen onderscheidt wetenschappelijke theorieën van andere kennissystemen
EMPIRIE
Het ervaren van de wereld rondom ons door waarneming
Observeren is niet altijd objectief uitdaging
2
,“we have to remember that what we observe is not nature herself, but nature exposed to our method of
questioning” Heisenberg & Northrop
In de sociale wetenschappen nog moeilijker om dat het merendeel van de waarnemingen voortkomt uit
interactie tussen mensen. Zijn ook vaak geïnteresseerd in zaken die niet rechtstreeks observeerbaar zijn zoals
motivaties of overtuigingen van mensen
Kwantitatieve metingen
= maken gebruik van gestandaardiseerde procedures om subjectiviteit uit te sluiten.
- Experimenteel onderzoek
- Surveyonderzoek
Kwalitatieve metingen
= zet subjectiviteit van observaties centraal. Het moet een deel worden van het onderzoek. In hun ogen is
objectieve observatie niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk
- Participerende observatie
- Diepte-interviews
(Kan ook ondergebracht worden in constructivistische en positivistische opvatting)
2.2.2. INDUCTIE EN DEDUCTIE
Samenspel tussen empirie en theorie verloopt via twee logische argumentatietechnieken: Inductie en deductie
Deductie
= een gevolgtrekking van het algemene naar het bijzondere
= Stap van het algemene (de theorie) naar het concrete (de empirie)
Vb. Theorie ‘alle zwanen zijn wit’
Als ik nu een object tegenkom dat tot de categorie zwanen behoort, kan ik afleiden dat die wit zal zijn.
Uit theorieën leidt men dus verwachtingen af over fenomenen = hypothesen
Inductie
= op basis van specifieke waarnemingen komen tot een algemene regel
= stap van empirie naar theorie
Vb. Theorie ‘alle zwanen zijn wit’
Schematisch
Observatie 1: zwaan is wit
Observatie 2: zwaan is wit
Observatie 3: zwaan is wit
hieruit kunnen we besluiten dat alle zwanen wit zijn
2.2.3 DE EMPIRISCHE CYCLYS VAN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De cyclus stelt op een geïdealiseerde wijze voor hoe wetenschappelijke kennis zich
ontwikkelt en evolueert
4 fasen
1. Observatie
Doelgericht verzamelen, groeperen en beschrijven van gegevens over de
werkelijkheid.
2. Inductie
Vanuit empirisch feitenmateriaal worden wetmatigheden en theoretische
proposities ontwikkeld. Daaruit kunnen dan toetsbare voorspellingen worden opgesteld die tegen
conrete, empirische gegevens afgezet kunnen worden
3. Deductie
Abstracte, algemene kennis wordt verbijzonderd naar toetsbare hypotheses
3
, 4. Toetsen
Verwijst naar het nagaan of de vooropgestelde hypotheses door empirisch feitenmateriaal worden
ondersteund of verworpen
Nieuwe bevindingen geven dan aanleiding tot het opnieuw doorlopen van de hele cyclus
Doorgaans doorloop je niet de hele cyclus
Vb. Ignaz Semmelweis deed onderzoek naar kraamvrouwenkoorts nadat zoveel vrouwen stierven. Hij testte meerdere
hypothese en kwam zo uiteindelijk tot de conclusie dat het door lijkenvocht kwam in combinatie met het niet goed wassen
van de handen
2.3 EVALUATIECRITERIA VOOR WETENSCHAPPELIJKE KENNIS
Om de kwaliteit van wetenschappelijke kennis te beoordelen moet je kijken naar de betrouwbaarheid en
validiteit
Onderzoek wordt geplaagd door twee fouten
- Toevallige fouten (error)
= vertonen geen regelmatig patroon
Vb. Men gokt naar zijn/haar gewicht. Daardoor zal de helft boven de werkelijkheid zitten en de helft eronder
- Systematische fouten (bias)
= wijzen consistent in dezelfde richting en zorgen voor vertekening
Vb. vrouwen zeggen standaard dat ze 5% minder wegen dan hun werkelijk gewicht
Betrouwbaarheid: afwezigheid van toevalsfouten
Validiteit / geldigheid: afwezigheid van systematische fouten
Positivistische visie
Nadruk op betrouwbaarheid en validiteit. Kennis is waar als ze overeenkomt met wat je kan waarnemen in de
werkelijkheid
Constructivistische visie
Baseert zich meer op falsificatie of weerlegbaarheid. ‘De’ werkelijkheid bestaat niet. Consistente argumentatie
en het aanvoeren van argumenten en/of tegenargumenten zijn belangrijker om de geloofwaardigheid van
alternatieve hypotheses af te wegen. Coherentie en vakmanschap staan centraal
2.3.1 BETROUWBAARHEID
Verwijst naar de mate waarin onderzoeksresultaten beïnvloed worden door toevalsfouten. Of zou je dezelfde
resultaten krijgen (of vergelijkbare) als je het onderzoek zou herhalen of als iemand anders het onderzoek zou
gevoerd hebben.
Onbetrouwbaarheid kent tal van oorzaken
Toevalsfouten zijn beduidend minder erg dan systematische fouten als er een relatief groot observaties gedaan
worden de toevalsfouten heffen elkaar dan op
MEETVALIDITEIT
Peilt naar de vraag of theoretische concepten wel degelijk goed geoperationaliseerd zijn, dan wel of er bij de
meting systematische fouten optreden.
Operationalisering van concepten is niet gemakkelijk.
Vb. Wat is agressief gedrag en met wat soort vragen kan je dat meten. Meet ‘soms ben ik onbeleefd tegen mensen die
vervelend zijn’ agressiviteit?
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisevandevelde2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.15. You're not tied to anything after your purchase.