1.2 Wat is statistiek?
Statistiek is de wetenschap van:
• Gegevensverzameling
• Classificeren van gegevens
• Samenvatten van gegevens
• Organiseren van gegevens
• Analyseren van gegevens
• Interpreteren van gegevens
Met andere woorden: statistiek verzamelt gegevens van mensen waarna het ze gaat structureren en er een patroon
in gaat zoeken/vinden.
Die gegevens worden verzameld via een steekproef van een populatie
• De populatie
o = de bestudeerde groep
• De steekproef
o = een selectie uit de populatie
o Zij vertegenwoordigen de hele populatie
o Het gaat om het groepje mensen waar er effectief informatie van wordt verzameld.
Bv. Populatie = ALLE werkenemers van het bedrijf Spicy Nuts -> steekproef = werknemers die de vragenlijst invulden.
Die gegevens kunnen geanalyseerd worden via beschrijvende of inductieve statistiek
• Beschrijvende statistiek
o De kenmerken/parameters van de steekproef worden bepaald
o Er is geen veralgemening mogelijk naar de populatie
o “Wat houden de gegevens in voor deze groep?”
• Inductieve statistiek
o De kenmerken/parameters van de populatie worden bepaald
o Er is een veralgemening mogelijk van de steekproef naar de populatie
▪ = inductieve redenering (<-> deductief): we gebruiken de steekproef
om uitspraken te doen over de populatie.
o Er is een extra vertaalslag nodig = foutgevoelig (gegevens bevatten keer op
keer fouten of onnauwkeurigheden).
1
,1.3 Wat is onderzoek?
Onderzoek leidt tot uitspraken.
• Deterministische uitspraken
o Wetmatigheden
o Uitspraken waar we 100% zeker van zijn dat ze juist zijn. Maar deze komen zo goed als nooit voor,
zelfs niet in de exacte wetenschappen.
• Probabilistische uitspraken
o Waarschijnlijkheden/onzekerheden
o Het gaat om kansberekening. Ze tonen aan hoe zeker je bent over een bepaalde uitspraak.
o Onderzoek binnen de gedragswetenschappen is altijd probabilistisch! Die onzekerheden zijn
afkomstig van:
▪ Werken met mensen = onvermijdelijk
▪ Een slechte onderzoeksopzet = vermijdelijk
▪ (her)interpretatie van gepubliceerde onderzoeken = wees kritisch!
Voorbeeld: onderzoek corona zei handen goed ontsmetten en toch ook vaccinatie →
veralgemening: mss moeten we ons inspuiten met javel of ontsmettingsmiddel → conclusie = niet
iedereen kan juiste wetenschappelijke interpretaties maken/.
Lesextraatje
• Deduceren = afleiden uit.
Bv. De mannelijke TP student als populatie → 1 zekerheid dat we kunnen deduceren is dat de steekproef
allemaal mannen zullen zijn.
Het gaat om wat voor iedereen van toepassing is en zal steeds tot deterministische uitspraken leiden. Het
is steeds van toepassing op ieder individu uit de populatie
• Induceren = gevolgen trekken uit
Wat maar voor een deel van toepassing is (nl op de steekproef) en is MOGELIJKS ook van toepassing op de
rest van de populatie. En leidt steeds tot probabilistische uitspraken leiden. En kansberekening wordt dan
gebruikt om de mate van zekerheid of onzekerheid uit de drukken.
Kwaliteitsvolle gegevens worden bekomen door kwaliteitsvol onderzoek. Er zijn verschillende principes die goed en
slecht onderzoek van elkaar onderscheiden:
• Objectiviteit
o Bepaalde vooroordelen en verwachtingen sluiten we uit. Iedereen die voldoet aan de criteria van de
populatie, die mag in principe deelnemen aan het onderzoek.
• Controleerbaarheid
o Iemand mag achteraf uw onderzoeksresultaten controleren
• Herhaalbaarheid
o Uw hele onderzoeksopzet moet uitgewerkt zijn, wat zijn alle stappen in de onderzoeksopzet bv.
Hoelang krijgen ze de tijd om de vragenlijst in te vullen en in welke omstandigheden enz.
• Systematiek
o Theoretische kaders aanleren om dingen aan vast te hangen. Zo kan je aan een bepaalde theorie een
relevant onderzoek koppelen. Wat is de meerwaarde van mijn onderzoek? Wat is de systematie? Hoe
verhoud mijn onderzoek zich tov de rest?
2
,1.3.1. Soorten onderzoek
→ Een experiment
• Onafhankelijke variabelen (OV) bestaande uit condities
• Afhankelijke variabelen (AV) om verschillen tussen condities te meten
• Resultaten bepalen wat het effect/verband/verschil is van de condities op de metingen
Je start met de groepsindeling en je gaat de verschillen na door meetbare zaken en dan uiteindelijk ga je de
resultaten met elkaar vergelijken.
1. Proefkonijnen indelen in groepen. Ik als onderzoeker heb daarover de controle. Ik steek persoon 1 in groep
1 met een ijsje enz… ik ben degene die de onafhankelijke variabele ga bepalen (onvariabel = ik doe dat op
voorhand en heeft geen invloed op de resultaten)
2. Afhankelijke variabelen --> je maakt met de OV 3 groepen die van elkaar verschillen doordat ze een ander
ontbijt krijgen. Door die verschillen gaan we iets gelijkaardig zien in de vervolgmetingen. We gaan in de
gegevens van die mensen patronen herkennen die te wijten zijn aan de groepsindeling. Hebben de OV
invloed op de AV? En zijn die verschillen ook terug te vinden in de resultaten?
→ een correlationeel onderzoek
3
, • Géén OV of AV, enkel metingen = covariaten
• Covariaten (cov) om verbanden tussen variabelen te meten
• Resultaten bepalen of er een verband is tussen de metingen
We proberen enkel zaken te meten. Ik laat de controle los. Wel ga ik stelselmatig informatie verzamelen en daarin
zoek ik of er interessante patronen aanwezig zijn. Maar dat ga ik niet kunnen verklaren met een bepaalde
groepsindeling.
Bv. Ik vraag aan deelnemers wat ze hebben gegeten ipv zelf te bepalen wat ze eten. Ik vraag het aan hen en daarna
bepaal ik de gezondheidswaarde van die maaltijd obv de nutriscore. Ik manipuleer niet maar ik meet. Daarna voer
ik een intelligentietest uit met een kwaliteitsvol meetinstrument (CovaT-CHC waarbij het IQ wordt gemeten met als
referentie IQ 100). Vervolgens ga ik de 2 kolommen/variabelen met elkaar in verband brengen. Is het zo dat als je
een gezond ontbijt hebt, die score overeenkomt met het gemeten IQ?
1.3.2 Soorten verbanden
covariaten gaan interpreteren.
X = de gezondheid van de maaltijd/nutriscore → Y= intelligentie adhv IQ-score
• Direct causaal verband
o Mensen die gezonder eten die scoren hogere IQ
o Hier gelden de Criteria van Hume & Mill: Die criteria zijn de vereisten om een direct causaal verband
vast te stellen!
▪ Tijdruimtelijke structuur van oorzaak en gevolg -> Chronologie
▪ Oorzaak vindt plaats vóór het gevolg -> Oorzaak VOOR gevolg
▪ Als de vermoedelijke oorzaak niet plaatsvindt, dan is er geen meetbaar gevolg ->
Controleconditie
▪ Er zijn géén alternatieve verklaringen mogelijk -> Geen indirecte verbanden
Wat betreft het experiment geldt dat deze automatisch voldoet aan de eerste 3 vereisten:
1) Chronologie: Eerst wordt de OV vastgesteld, dan de AV die wordt gemanipuleerd en
vervolgens leidt dat tot resultaten.
2) Oorzaak voor gevolg: OV voor AV
3) Controleconditie: de OV bevat de controleconditie
4) Geen indirecte verbanden -> blijft vaak een discussiepunt wegens de dualiteit tussen
controle en realisme.
Experiment probeert de controle te behouden en dat gaat soms zelfs zo ver dat het
heel ver verwijderd geraakt van de realiteit. De persoon wordt blootgesteld aan een
vreemde, artificiële situatie waarin alles onder controle wordt gehouden. Dus in welke
mate zijn de resultaten van een experiment toepasselijk op de realiteit?
Oplossing? Geen idee. Het is gewoon belangrijk om je er bewust van te zijn.
Lesextraatje
Criteria Brinkman zijn een noodzakelijke voorwaarden om betrouwbaar onderzoek mogelijk
te maken
Criteria Hume & Mill zijn criteria om straffere uitspraken te kunnen maken; in het beste geval
causale uitspraken (als-dan)
-> Causale uitspraken komen al aardig in de buurt van deterministische uitspraken
doordat er al heel wat onzekerheden/meetfouten gecontroleerd worden en doordat de
criteria van Brinkman, Hume en Mill onzekerheden zo goed mogelijk proberen te controleren.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tinelenaerts1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.40. You're not tied to anything after your purchase.