Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Hoi, hierbij mijn uitwerking van het hoofdstuk "centraal zenuwstelsel" van de BIAZ. Alle leerdoelen komen in deze samenvatting uitgebreid naar voren (anatomie en fysiologie, neurologische aandoeningen: bewustzijnsstoornissen, epilepsie en delier, pijn, pijnbestrijding, sedatie, zintuigen en endocri...
INHOUDSOPGAVE
Anatomie en fysiologie .......................................................................................................... 5
Leerdoel 1: anatomie en fysiologie benoemen van het centrale en perifere zenuwstelsel:
cerebrum en hersenkwabben, diencephalon, mesencephalon, pons, cerebellum, medulla
oblongata, ruggenmerg en hersenvliezen .......................................................................... 5
Algemeen ....................................................................................................................... 5
Cerebrum en hersenkwabben ........................................................................................ 7
Truncus cerebri: pons, medulla oblongata en mesencephalon ....................................... 8
Cerebellum, ruggenmerg, limbisch systeem en diencephalon .......................................10
Hersenvliezen ...............................................................................................................12
Leerdoel 2: anatomie en fysiologie benoemen van neuronen, gliacellen en grijze en witte
stof....................................................................................................................................13
Leerdoel 4: centrum van Broca en het centrum van Wernicke beschrijven ......................15
Leerdoel 5: bloedvoorziening van de hersenen beschrijven .............................................15
Leerdoel 6: hersenventrikels en de functie van het liquor beschrijven ..............................16
Leerdoel 7: sluitingsdefecten van de neurale buis benoemen ..........................................18
Leerdoel 8: beschrijven normaalwaarden en hersendruk: CPP, CBF en MAP, Monro Kellie
doctrine en papiloedeem ...................................................................................................19
Aantekeningen ................................................................................................................21
Neurologische aandoeningen – bewustzijnsstoornissen .......................................................23
Leerdoel 1: verschillende bewustzijnsstoornissen en hun oorzaken benoemen:
herseninfarct, hersenbloeding, SAB, cerebrale contusie, intracranieel hematoom en
neurotrauma: commotio cerebri, DAI, epiduraal en subduraal hematoom .........................23
Intracraniële druk en inklemming ...................................................................................23
Hersenletsel: commotio cerebri, DAI, cerebrale contusie en intracranieel hematoom,
epiduraal hematoom, subduraal hematoom en SAB ......................................................24
Externe ventrikeldrain en externe lumbaal drain ............................................................27
Leerdoel 2: verschillende oorzaken van bewustzijnsstoornissen benoemen in de
categorieën: respiratoir, hemodynamisch en systemisch ..................................................29
ARAS en DRAS.............................................................................................................30
Leerdoel 3: symptomen en invloed op vitale functies bij een (dreigende) inklemming
benoemen.........................................................................................................................31
Leerdoel 4: beschrijven SAB, symptomen en interventies................................................32
Leerdoel 5: beschrijven CVA, symptomen en interventies ...............................................33
Leerdoel 6: verschillen tussen slaap, delier en een coma benoemen ..............................35
Leerdoel 7: AVPU, EMV-score, pupilreactie en MRC-score toepassen............................38
AVPU ............................................................................................................................38
EMV ..............................................................................................................................38
Pupilcontrole .................................................................................................................40
MRC-schaal ..................................................................................................................42
1
, FAST-score ...................................................................................................................42
Leerdoel 8: toepassing van de FOUR-score kunnen beschrijven .....................................43
Aantekeningen ................................................................................................................44
Neurologische aandoeningen – epilepsie .............................................................................46
Leerdoel 1, 2 en 3: benoemen epilepsie, verschillende soorten aanvallen, diagnostiek en
behandeling ......................................................................................................................46
Partiële aanval ..............................................................................................................47
Gegeneraliseerde aanval ..............................................................................................48
Postictale fase ...............................................................................................................49
Leerdoel 4: verpleegkundige aandachtspunten tijdens een epileptisch insult benoemen .49
Leerdoel 4: diagnostiek bij epilepsie benoemen...............................................................50
Leerdoel 5, 6 en 7: benoemen status epilepticus, verschillende vormen en complicaties 50
Leerdoel 8: werking van continue EEG monitoring beschrijven ........................................51
Aantekeningen ................................................................................................................51
Neurologische aandoeningen – delier ..................................................................................52
Leerdoel 1, 2, 3 en 4: benoemen delier: vormen, beïnvloedende factoren, symptomen en
aandachtspunten ..............................................................................................................52
Pijn .......................................................................................................................................54
Leerdoel 1: benoemen definitie en ontstaan van pijn .......................................................54
Leerdoel 2: benoemen nociceptoren: A- en C-vezels.......................................................54
Leerdoel 3: uitleggen van de poorttheorie van Malzack: sensorische en motorische banen
.........................................................................................................................................55
Leerdoel 4: benoemen van de onderdelen van het pijnmodel van Loeser ........................55
Leerdoel 5: benoemen van de verschillende soorten pijn en de kenmerken: nociceptief,
neuropathisch, visceraal, vasculair en oncologisch ...........................................................56
Leerdoel 6 en 7: benoemen acute en chronische pijn: definitie, behandeling en
voorbeelden ......................................................................................................................56
Leerdoel 8 en 9: benoemen van het belang van het uitvoeren van de pijnscore en
meetinstrumenten: NRS, VAS en VRS..............................................................................57
Leerdoel 10 en 11: benoemen van het belang van goede pijnbestrijding en beschrijven
opbouw van WHO-pijnladder ............................................................................................57
Postoperatieve, viscerale, oncologische en chronische pijn..................................................59
Leerdoel 1: definitie van postoperatieve pijn ....................................................................59
Leerdoel 2: basismedicatie bij postoperatieve pijn ...........................................................59
Leerdoel 3: PCA: indicatie, werking en contra-indicaties ..................................................60
Leerdoel 4: uitleggen esketamine: indicatie, werking en bijwerkingen ..............................60
Leerdoel 5: epidurale pijnbestrijding: indicaties, samenstelling, epidurale ruimte,
verpleegkundige controles en complicaties .......................................................................61
Leerdoel 6: perifere zenuwblokkade: indicaties, voorbeelden, werking, verpleegkundige
controles en complicaties ..................................................................................................63
2
, Leerdoel 7 en 8: benoemen viscerale, oncologische en chronische pijn en hun oorzaken,
symptomen en behandeling ..............................................................................................64
Oncologische pijn ..........................................................................................................64
Viscerale pijn .................................................................................................................66
Chronische pijn .............................................................................................................67
Opioïden...............................................................................................................................69
Leerdoel 1: benoemen wat opioïden zijn, hun indicatie en hun werking: tramadol,
oxycodon, fentanyl, morfine en methadon.........................................................................69
Tramadol .......................................................................................................................69
Oxycodon ......................................................................................................................70
Fentanyl ........................................................................................................................70
Morfine ..........................................................................................................................70
Methadon ......................................................................................................................71
Leerdoel 2: benoemen van het verschil tussen zwakke en sterke opioïden .....................71
Leerdoel 3: behandeling met opioïden: toedieningsvormen en bijwerkingen ....................71
Leerdoel 4 en 5: benoemen addictie en gewenning en klachten bij onttrekkingssyndroom
.........................................................................................................................................72
Leerdoel 6: uitleggen opioïdenintoxicatie: symptomen en complicaties............................73
Leerdoel 7: benoemen van de indicaties en contra-indicaties voor PSA ..........................73
Leerdoel 8: benoemen van de methoden voor PSA: sedativa en analgetica,
sedatieniveaus ..................................................................................................................74
Leerdoel 9: benoemen van de aandachtspunten bij het monitoren van een patiënt met
PSA ..................................................................................................................................75
Leerdoel 10: benoemen van de complicaties bij PSA: onder- en oversedatie ..................75
Leerdoel 11: benoemen wat de BIS-index inhoudt ...........................................................76
Zintuigen ..............................................................................................................................77
Leerdoel 1: beschrijven weg die een prikkel aflegt die door de sensorische functies
worden geregistreerd ........................................................................................................77
Leerdoel 2: verschillende soorten sensoren en hun functie benoemen ............................78
Leerdoel 3: beschrijven gezichtsvermogen, gehoorzin, evenwichtszin, smaakzin, reukzin
en tastzin ..........................................................................................................................78
Leerdoel 4: algemene en de speciale zintuigen beschrijven ............................................80
Leerdoel 5: verschillende receptoren beschrijven ............................................................81
Leerdoel 8: stoornissen in sensorische functies en de oorzaken hiervan beschrijven ......81
Leerdoel 9: verouderingsproces van de reukzin, de smaakzin, het gezichtsvermogen en
de gehoorzin beschrijven ..................................................................................................82
Endocrien stelsel ..................................................................................................................83
Leerdoel 1: ligging, hormonen en functies beschrijven van de centrale regulatie door de
hypofyse en hypothalamus ...............................................................................................83
Hypothalamus ...............................................................................................................83
Hypofyse .......................................................................................................................84
3
,Leerdoel 2: ligging, hormonen en functies beschrijven van de lagere endocriene organen:
(bij)schildklier, bijnieren, epifyse, pancreas en nieren .......................................................86
Glandula thyroidea ........................................................................................................86
Glandula parathyroideae ...............................................................................................87
Nieren ...........................................................................................................................88
Bijnieren ........................................................................................................................89
Pancreas .......................................................................................................................89
Epifyse ..........................................................................................................................91
Leerdoel 3: belangrijkste groepen hormonen benoemen .................................................91
Leerdoel 4 en 5: werking van de hormonen op doelorganen uitleggen en
terugkoppelingsmechanisme beschrijven..........................................................................92
Leerdoel 6: benoemen endocriene ontregelingen: hyperthyreoïdie en thyreotoxische
crisis, diabetes mellitus en hyperglycemie, diabetische keto-acidose en hyperosmolair
hyperglycemisch syndroom, ziekte van Addison en Addison crisis en syndroom van
Cushing ............................................................................................................................93
Hyperthyreoïdie en thyreotoxische crisis .......................................................................93
Diabetes mellitus, hyperglycemie en hypoglycemie .......................................................93
Diabetische keto-acidose en hyperosmolair hyperglycemisch syndroom .......................94
Ziekte van Addison, Addison crisis en syndroom van Cushing ......................................96
Aantekeningen ................................................................................................................98
4
,ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
LEERDOEL 1: ANATOMIE EN FYSIOLOGIE BENOEMEN VAN HET CENTRALE
EN PERIFERE ZENUWSTELSEL: CEREBRUM EN HERSENKWABBEN,
DIENCEPHALON, MESENCEPHALON, PONS, CEREBELLUM, MEDULLA
OBLONGATA, RUGGENMERG EN HERSENVLIEZEN
ALGEMEEN
3 functies zenuwstelsel:
- Interne en externe milieu meten
- Informatie integreren van de zintuigen
- Coördineren van gewilde en ongewilde reacties van de orgaanstelsels
• Zenuwstelsel bestaat uit 2 delen en die bestaan uit andere delen:
- Centrale zenuwstelsel (CZS): hersenen en ruggenmerg → functies:
o Integreren en coördineren de verwerking van sensorische informatie
o Doorgeven van impulsen naar de spieren
o Hogere functies → emoties, intelligentie en geheugen
- Perifeer zenuwstelsel (PZS): al het zenuwweefsel buiten het CZS → functie:
o Communicatie regelen tussen CZS en rest van het lichaam
2 soorten spiercontracties:
- Willekeurig = onder bewuste controle → bijv. een boek op tafel leggen
- Onwillekeurig = onbewuste gereguleerde bewegingen → bijv. wegtrekken van de
hand als je deze op een hete kachel legt, zelfs voordat je pijn hebt opgemerkt → deze
automatische reactie = reflex
PZS bestaat uit 2 delen:
- Afferente deel → functie: geleiden sensorische (zowel intern als extern) informatie
vanuit lichaam naar CZS
- Efferente deel → functie: geleiden motorische opdrachten vanuit CZS naar spieren en
klieren → bestaat uit:
o Somatisch zenuwstelsel (SZS)
- Willekeurige bewegingen
- Functie: reguleert alle bewuste contracties van skeletspieren → bijv:
lopen omdat je ergens naartoe wilt
o Autonome / vegetatieve zenuwstelsel (AZS)
- Onwillekeurige bewegingen
- Functie: reguleert onbewust gladde spierweefsel, hartspierweefsel,
kliersecretie en vetweefsel → bijv: vasoconstrictie (vaatwand is
gladspierweefsel)
- Bestaat weer uit: sympathicus en parasympathicus
Sympathicus en parasympathicus:
- Sympathicus:
o Functie: brengt in bepaalde situatie lichaam in actiestand ( = fight or flight)
o Hierbij: wordt er plotseling veel inspanning gevraagd → gevolg: verhoging
hartslag, stopzetten spijsvertering, verhoging bloedsuikerspiegel, etc.
- Parasympathicus:
o Functie: brengt lichaam in ruststand ( = rest and digest)
o Hierbij: zorgt bijv. voor vertraagde hartslag bij tv kijken, stimulering van
digestivus en meer opname van voedingsstoffen
5
, Figuur hierboven
• Beschadiging van afferente deel PZS (die dus sensorische informatie naar CZS geleidt),
zou het vermogen om uiteenlopende sensorische prikkels te ervaren, verstoren
• Fysiologie is eigenlijk simpel:
1. Zintuigen nemen iets waar:
o Somatisch → dus: milieu extern
o Visceraal → dus: milieu intern
2. Informatie komt PZS binnen en gaat via afferente gedeelte naar CZS
3. Informatie wordt verwerkt en geregistreerd in CZS
4. CZS geeft motorische impulsen (dus: opdrachten aan het lichaam) via PZS en het
daarin liggende efferente gedeelte
5. Opdracht is bestemd voor SZS of AZS:
a. SZS → skeletspier beweegt
b. AZS → sympathicus of parasympathicus wordt ingezet → dus:
gladspierweefsel, hartspier, klieren en vetweefsel worden ingezet
Hersenen
• Bestaan uit verschillende delen:
- Cerebrum
- Diencephalon = tussenhersenen
- Cerebellum = kleine hersenen
- Truncus cerebri = hersenstam → bestaat uit:
o Mesencephalon = middenhersenen
o Pons
o Medulla oblongata = verlengde merg
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller byzmrs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $24.43. You're not tied to anything after your purchase.