Deze samenvatting van FA-BA203 bevat alle informatie uit de zelfstudiemodules, werkcolleges en hoorcolleges. Door het leren van deze samenvatting heb ik een 9 voor dit vak gehaald.
Functionele anatomie en neurofysiologie
Zelfstudiemodule 1
De bouw van een zenuwcel
-Dendrieten vertakte uitlopers van een zenuwcel. Ze geleiden elektrische impulsen die afkomstig
zijn van andere neuronen naar het cellichaam van het eigen neuron.
- Cel soma/ cellichaam dit deel bevat de kern. Ook bevat het o.a. het ER en het golgi systeem. Het
cellichaam is verantwoordelijk voor een groot deel van de neuronale huishouding, zoals de synthese
van eiwitten.
- Nucleus hierin ligt het genetisch materiaal van de cel in de vorm van DNA opgeslagen.
- Nucleolus bestaat uit RNA, DNA en eiwitten en is verantwoordelijk voor de productie van
ribosomen.
- Nissl lichaam Nissl lichamen zijn deel van het ruwe ER en bevatten vrije ribosomen. Ze zijn
verantwoordelijk voor de synthese van eiwitten, die intracellulair worden gebruikt.
- Axon hillock het deel de zenuwcel dat het soma verbindt met het axon. In dit deel genereert het
plasmamembraan zenuw impulsen.
- Axon uitloper van een zenuwcel. Het geleidt signalen van de zenuwcellen af.
- Myeline schede een laag dat bestaat uit eiwit en vetachtige substanties. Het vormt een laag rond
de zenuwen, waardoor elektrische impulsen snel en efficiënt langs de zenuwcellen kunnen worden
overgedragen.
- Schwann cel zorgen voor de myelinisatie, waardoor de impulsgeleiding wordt versnelt.
- Knopen van Ranvier de myelineschede wordt soms onderbroken om het voor ionen mogelijk te
maken om het axon binnen te gaan. Deze onderbrekingen worden de knopen van Ranvier genoemd.
- Terminal branches/ telodendria het deel van het neuron dat signalen naar andere neuronen,
spieren of weefsels zendt. Aan het eind van de telodendria bevinden zich axon terminals.
- Axon terminal zorgen voor de vrijlating van neurotransmitters van de presynaptische cel.
Rustpotentiaal
Onder 'rust' omstandigheden handhaven zenuwcellen een potentiaalverschil over hun membraan
(rustpotentiaal). Dit potentiaalverschil is van essentieel belang voor de signaalgeleiding in
zenuwcellen. De rustpotentiaal van zenuwcellen ligt ongeveer rond de -65mV. Dit spanningsverschil
,2 FA-BA203 Neurologie - Samenvatting
wordt bepaald door een ongelijke verdeling van ionen (Na+, K+, CL-, Ca2+, negatief geladen eiwitten)
tussen het intracellulaire en extracellulaire compartiment.
De membraanpotentiaal wordt bepaald door 3 factoren:
1. de concentratie van ionen binnen en buiten de cel
2. de membraandoorlaatbaarheid voor de verschillende ionen
3. de activiteit van ionenpompen
Buiten de cel is er een hogere concentratie Na +, Cl- en Ca2+ en binnen de cel is er een hogere
concentratie K+ en A- (negatief geladen anionen (aminozuren/eiwitten)). Het verschil in verdeling van
deze ionen geeft de cel een negatieve lading van ongeveer -65 mV. Dit is het rustpotentiaal.
De concentratie kalium is ongeveer 150 mmol/L aan de binnenkant van de cel en ongeveer 5 mmol/L
aan de buitenkant. Door dit grote verschil kan kalium de cel uit door ‘kalium leak channels’. Op een
gegeven moment ontstaat er hierdoor een negatieve lading aan de binnenkant van de cel, doordat
het positief geladen kalium de cel verlaat en de negatief geladen anionen in de cel blijven. Hierdoor
ontstaat er een elektrostatisch gradiënt, waardoor kaliumionen weer in de cel worden opgenomen.
Het moment waarop K+uit gelijk is aan K+in is het evenwichtspotentiaal.
Het evenwichtspotentiaal van een ion hangt van 2 dingen af:
- de concentratiegradiënt van het ion.
- de permeabiliteit van het membraan voor het ion.
De natrium-kaliumpomp pompt 3 Na+ ionen de cel uit en 2 K+
ionen de cel in. Het pompt ionen tegen de
concentratiegradiënt in, waardoor de concentratieverschillen
en dus en rustpotentiaal in stand wordt gehouden.
Actiepotentiaal
De 3 belangrijkste onderdelen van het neuron zijn:
- De dendrieten die signalen ontvangen van andere neuronen.
- De soma/cellichaam die alle organellen bevat.
- De axonen die met onderbrekingen omhuld zijn in myelinescheden.
Dendrieten ontvangen de signalen doordat de andere neuronen neurotransmitters vrijlaten. Deze
binden op de receptoren op de dendrieten, waardoor er een chemisch signaal ontstaat.
Door de binding openen ion kanalen, waardoor geladen ionen de cel in en uit kunnen. Waardoor het
chemisch signaal wordt omgezet in een elektrisch signaal. Wanneer het gezamenlijke effect van de
dendrieten de lading van de cel verandert tot boven de drempelwaarde, ontstaat er een
actiepotentiaal.
Het actiepotentiaal zorgt ervoor dat het axon neurotransmitters vrijlaat, waardoor het signaal wordt
doorgegeven.
Wanneer een neurotransmitter op een dendriet bindt, openen ligand-afhankelijke ion kanalen op het
celmembraan. Hierdoor kunnen ionen de cel binnen of juist naar buiten (afhankelijk van de
concentratiegradiënt):
- Natrium: gaat via ligand-afhankelijke natriumkanalen de cel binnen lading binnen de cel wordt
minder negatief geladen.
- Calcium: gaat via calciumkanalen de cel binnen lading binnen de cel wordt minder negatief.
- Kalium: gaat via kaliumkanalen de cel uit lading binnen de cel wordt meer negatief geladen.
- Chloride: gaat via chloridekanalen de cel binnen lading binnen de cel wordt meer negatief.
, 3 FA-BA203 Neurologie - Samenvatting
EPSP (excitatory post-synaptic potential) = er is netto een positieve influx (meestal Na +) in de cel,
waardoor er depolarisatie plaatsvindt.
IPSP (inhibitory post-synaptic potential) = er is netto een negatieve influx (Cl - naar binnen of K+ naar
buiten) in de cel, waardoor er repolarisatie plaatsvindt.
1 EPSP of IPSP leidt maar tot een klein verschil in het membraanpotentiaal. Maar wanneer er genoeg
EPSP’s op meerdere plekken van de dendrieten zijn, kunnen ze samen het membraanpotentiaal naar
een drempelpotentiaal van -55 mV brengen. Wanneer deze drempelwaarde wordt bereikt, openen
spanningsafhankelijke Na+ kanalen op de axon hillock. Hierdoor stroomt natrium de cel in. Hierdoor
openen de naast gelegen spanningsafhankelijke Na + kanalen ook. Dit gaat zo verder over de hele
lengte van het axon. Dit is het actiepotentiaal. Door de opname van natriumionen wordt het
membraan potentiaal ongeveer +40 mV.
De depolarisatie eindigt wanneer de spanningsafhankelijke Na + kanalen geen natrium meer de cel
binnen laten. Dit proces heet inactivatie. Dit is anders dan wanneer het kanaal gesloten is.
De open toestand van het kanaal is de enige toestand
waarin natrium door het kanaal wordt opgenomen in
de cel. Dit gebeurt maar gedurende een kleine periode.
Naast spanningsafhankelijke Na+ kanalen zijn er ook
spanningsafhankelijke K+ kanalen op het membraan.
Deze kanalen openen pas wanneer de natriumkanalen
zijn geopend en alweer worden geïnactiveerd. Door de
kaliumkanalen stroomt K+ de cel uit, waardoor er
positieve lading wordt verwijderd. De kaliumkanalen worden niet geïnactiveerd en blijven dus wat
langer open. Hierdoor is er een periode dat er positief geladen kalium de cel uitstroomt en het
membraan repolariseert. Daarnaast zijn er ook nog Na +/K+-pompen die 3 natriumionen de cel uit
pompen en 2 kaliumionen de cel in. Deze periode is de ‘absolute refractory period’. In deze periode
kan er nog geen nieuw actiepotentiaal ontstaan. Het voorkomt dus dat er te weinig tijd tussen de
actiepotentialen ontstaat.
Uiteindelijk leidt de repolarisatie tot een
membraanpotentiaal die negatiever is dan het rustpotentiaal.
De spanningsafhankelijke Na+ kanalen gaan dan terug naar de
gesloten toestand en de spanningsafhankelijke K + kanalen
blijven nog even open. Dit is de ‘relative refractory period’.
Hierin kan er een nieuw actiepotentiaal (depolarisatie )
ontstaat, maar daar is wel een sterke stimulus voor nodig.
Uiteindelijk sluiten ook de voltage-gated K + kanalen, waarna
het membraan weer terugkeert naar het rustpotentiaal.
Het doorgeven van het actiepotentiaal is eigenlijk geen snel proces. Daarvoor worden axonen
omgeven door myelinescheden. Deze myelineschedes hebben een soort isolerende functie voor het
membraan. Op deze plekken bevinden zich geen ionkanalen. Het naderende actiepotentiaal
resulteert daar dus niet in het openen van spannings-afhankelijke Na+kanalen en influx van Na+. Dit
gebeurt alleen in de tussenliggende stukken van het axon (Nodes of Ranvier). De ionen die naar
binnen stromen bij zo’n node of Ranvier verdringen de ionen ter hoogte van de myeline schede
richting de volgende node of Ranvier, waardoor het actiepotentiaal eigenlijk van Node naar Node
‘springt. Dit versnelt het bewegen van het actiepotentiaal over het axon.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amvaw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.