- Disciplinaire menswetenschappelijke kennis aan voor het oplossen van (bedrijfs)economische problemen.
- Verschillende denkkaders over menselijk gedrag en onderliggende processen op een kritische manier met elkaar vergelijken
- Identificeert de beperkingen van een onderzoek en stelt de resultat...
EXPERIMENTEN
- Cognitieve dissonantie: Spanning tsn 2 tegenstrijdige overtuigingen. bv Groepsdruk
- Endowment effect: Neiging iets waarderen als we het zelf bezitten bv Glas
- Ash-studie: Sociale invloed, conformisme
- Milgram-studies Mensen in staat voor gruweldaden, bestudeert gehoorzaamheid
- Objectpermanentie: Besef dat objecten blijven bestaan als ze niet w gezien, gehoord…
- Big Five model: Persoonlijkheidstrekken= Openness, Extraverted, Consciente, Stable, Agreeable
- Perma-Model= Positieve psychologie met + emotie, engagement, relaties, meaning, achievement
- Marschmalowstudies= Onmiddellijke versus uitgestelde bevrediging
GESCHIEDENIS V/D PSYCHOLOGIE
Structuralisme; Wilhelm Wundt
- Beschouwde psychologie als wett studie v bewuste ervaring & geloofde dat doel v psychologie
bewustzijn moet kunnen identificeren & hoe die componenten resulteren in bewuste ervaring
- Gebruikte introspectie (=interne perceptie)
= Eigen bewuste ervaring objectief onderzoeken om reacties te kunnen observeren
- Gebruik v herhaalbare stimuli die altijd dezelfde ervaring bij de waarnemer oplevert & dus
kon die stimulus verwachten zodat men volledig oplettend kon zijn voor zijn innerlijke reactie
-> Interne ervaringen elimineren & geen manier om te weten wnr zelf bewustzijn observeert
- Structuralisme = Poging om de structuur of kenmerken v/d geest te begrijpen
Functionalisme; William James
Natuurlijke selectie (Darwin) waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving, gedrag ook
- Focus op hoe mentale activiteiten organisme helpt bij veranderingen aan de omgeving
- Ge nteresseerd in werking v/d hele geest dan in afzonderlijke delen ervan (structuralisme)
- Geloofde in introspectie als middel waarmee iemand mentale activiteiten zou kunnen
studeren, maar vertrouwde ook op meer objectieve metingen bv opnameapparaten
Psychoanalystische theorie; Sigmund Freud
= Hysterie komt uit onbewuste, was een opslagplaats v gevoelens waarvan we niet bewust zijn
-> Toegang verkrijgen tot onderbewuste door droomanalyse
-> Vrije associatie Freud= Filters & oordelen verwijderen om spontaan te praten, suggesties
vermijden (slips of the tongue)
Drew Westen
Kritiek op Freud omdat oudere idee n geen rekening houden met latere geschriften & stelt ook dat
critici het succes v/d brede idee n die Freud ontwikkelde niet in overweging nam
Behaviorisme
= Domineerde de experimentele psychologie adhv objectieve methoden
Ivan Pavlov
= Bestudeerde reactie op een stimulus produceerde & geconditioneerd was om de respons op een
andere stimulus te produceren die de onderzoeker associeerde met de originele stimulus
-> Geconditioneerde reflex = onbewust
John B. Watson
= Dacht dat de studie v/h bewustzijn gebrekkig was omdat volgens hem objectieve analyse v/d
geest onmogelijk was daardoor richtte hij zich op waarneembaar gedrag & die te controleren
-> Focus lag op gedrag en niet geest door aangeleerde gedrag & interactie v aangeboren
eigenschappen
B. F. Skinner
= Concentreerde zich op manier waarop gedrag werd be nvloed door de gevolgen ervan adv
beloning (reinforcement) en bestraffing (punishment)
-> Operante conditionering waarbij bijna alles kan aanleren als het met het juiste gedrag w
bekrachtigd = Skinner-box (zo gedragsveranderingen bestudeert)
ï ë ë ï
,Humanisme
Abraham Maslow
= Primade van Maslow met de hiërarchie menselijke behoeften in het motiveren v gedrag
-> Zelfactualiserend= Zichzelf verder ontwikkelen dan de basisbehoeften om te overleven
Carl Rogers
= Legt nadruk op het potentieel voor het goede dat bij alle mensen aanwezig is
-> Gebruikte een cli ntgerichte therapie voor het omgaan v problemen v cliënten waarbij hij
een leidende rol heeft
-> Effectiviteit maximaliseren door positiviteit, empathie en authenticiteit
Cognitieve Revolutie
= Wetenschappers samenwerken uit andere gebieden bv taalkunde
- Bestuderen & ontwikkelen v succesvolle functies in kunstmatige intelligentie & informatica
- Reverse-engineering-benadering= Mogelijk om toetsbare gevolgtrekkingen te maken over
menselijke mentale proces
PERSPECTIEVEN IN PSYCHOLOGIE
1. Biologisch & evolutionair perspectief
- Op zoek naar oorzaak v gedrag in de werking v/d genen, hersenen en zenuwstelsel…
-> Oorsprong studie v gedrag in context v evolutie bij Charles Darwin (natuurlijke selectie)
- Nadeel v/d evolutionaire psychologie= Eigenschappen die we hebben ontwikkelen zich onder
bepaalde omgevings & sociale omstandigheden wat maakt dat adaptief gedrag moeilijk bewijzen
2. Behavioristisch perspectief
= Mensen w beschouwt als gecontroleerd door hun omgeving & in het bijzonder dat we het
resultaat zijn van wat we hebben geleerd van onze omgeving
-> Bezig met invloed v omgevingsfactoren (=stimuli) op observeerbaar gedrag (respons)
Hoofdprocessen voor waarmee mensen leren van hun omgeving:
- Ivan Pavlov met klassieke conditionering: Leren door associatie & het leren v/d consequenties
v gedrag die gedrag bepalen = relaties tsn stimuli & respons
- Operante conditionering v Skinner: Zich aanpassen aan gedrag door beloning & bestraffing
3. Cognitief perspectief
- Aandacht naar cognities/gedachten & hun relatie tot onze ervaringen & acties
- Interesses gaande v aandacht vr hoe mensen problemen oplossen tot de studie v taal & geheugen
4. Ontwikkelingsperspectief
-> Interesse in processen gerelateerd aan fysieke maturatie gepaard met veroudering
- Over de leeftijd waarop objectpermanentie wordt bereikt is nog enige controverse
• Bv Jonge kinderen handelen echter alsof het verborgen voorwerp niet meer bestaat,
volwassenen niet
5. Whole-person perspectief
- Psychodynamische perspectief= Persoonlijkheid & mentale aandoeningen zijn een gevolg van
processen in het on(der)bewuste v/d geest (bv onbewuste verlangens)
-> Mentale aandoeningen behandelen door psychoanalyse van dromen, versprekingen
-> Freud stelde dat persoonlijkheid ontstond uit conflicten tsn bewuste/ onbewuste delen
v/d geest die gedurende de levensduur plaatsvinden
-> Vroege theoretici (Freud, Maslow) probeerden uit te leggen hoe de
persoonlijkheid v/e individu zich vanuit zijn of haar gegeven perspectief ontwikkelt
6. Socio-cultureel perspectief
-> Richt zich op hoe we omgaan met anderen & hoe we in relatie staan tot anderen
- Onderzoek naar hoe we ons eigen gedrag en van anderen uitleggen
- Bestudeert ook hoe de bovengenoemde onderwerpen vari ren tsn culturen & werken binnen
culturen (zelfde principes of niet)= Cross-culturele psychologie
ë ë
, ONDERZOEKSDESIGNS
Experimenteel onderzoek
= Random toewijzing v deelnemers zodat het enige verschil tsn de 2 groepen de onafhankelijke
variabele is & zo concluderen dat de onafhankelijke variabele de oorzaak is v/e waargenomen
verschil in de onafhankelijke variabele & storingen voorkomen
- In experiment manipuleren onderzoekers de onafhankelijke variabele & observeren/ meten ze
de impact van die veranderingen in de afhankelijke variabele
- De afhankelijke variabele is de variabele die helemaal niet w gemanipuleerd of de variabele
waarin het effect plaatsvindt
- In vb hangt geluk v/d deelnemers af van hoe de deelnemers hun geld uitgeven (=onafhankelijke)
-> Mensen die het geld aan anderen hadden uitgegeven, gelukkiger waren dan de andere
- Negatieve correlatie= Samenhang v 2 variabele van hoge uitkomst en lage uitkomsten, wnr ene
↑, ↓ andere
- Pygmalion-effect v Robert Rosenthal: Expectancy bias waarbij iemand gaat presteren naar de
verwachting die gezaghebbenden anderen v hem of haar hebben in + of - zin, hoe hoger de
verachting v iemand hoe beter deze presteert
- Placebo-effect: Verwachtingen ontwikkelen (expectancy bias) bv Gelukspil
- Participant Demand: Deelnemer probeert zich te gedragen zoals ze denken dat onderzoeker zou
willen dat ze gedragen -> Placebo-conditie kan een oplossing zijn (of deceptie)
- Dubbelblind-procedure: Manier om verwachtingen te voorkomen (expectancy bias ↓)
-> Beide partijen "blind" mbt wie zich in welke conditie bevindt, zal geen v beide zich
kunnen gedragen op een manier die een verstoring introduceert
Correlationeel onderzoek
= Relatie (het verband) tsn variabelen w bestudeerd door onderzoekers, maar zonder
experimentele manipulatie van een onafhankelijke variabele (slechts 2 variabelen onderzoeken)
- Geen interventie/ manipulatie waarbij relaties probeert te identificeren
- Om erachter te komen hoe goed twee variabelen samengaan, kunnen we de relatie tsn de 2
scores plotten in wat bekend staat als een spreidingsdiagram
-> In spreidingsdiagram vertegenwoordigt elke punt een datapunt
- Associatie tsn de 2 variabelen kan w samengevat met behulp van de correlatieco ffici nt (r)
-> Correlatieco ffici nt geeft info over de richting & sterkte v/d associatie tsn 2 variabelen
- De sterkte v/e correlatie heeft te maken met hoe goed de twee variabelen op n lijn liggen
-> Een sterke correlatie is wnr de 2 variabelen altijd, of bijna altijd, samengaan
- Operationele definitie= Legt verband tsn verschillende grootheden (hoe die berekenen)
Kwalitatief onderzoek
- Naturalistische observatie= Vorm van descriptief onderzoek waarbij gedrag van mensen of
dieren in hun eigen omgeving wordt geobserveerd
-> Gebruikt om objectieve aspecten v/h dagelijks gedrag te bestuderen & hoe het
bevindingen kan opleveren die heel anders zijn dan wat andere methoden opleveren
-
- Gevalstudie (of case-study)= Enige type methodologie waarbij er maar 1 individu de focus is vh
onderzoek -> Gebruikt door Freud
- Narratieve analyse= Kwalitatieve methode = Bestuderen v verhalen relaties v mensen
-> Onderzoekers analyseren de thema's, structuur v/h verhaal v elke persoon ipv
rechtstreeks met deelnemers in contact te treden of hun reacties of gedrag te kwantificeren
Quasi-experimenteel onderzoek
- Zoals experimenteel onderzoek, maar geen random toewijzing waarbij causale variabele niet w
gemanipuleerd
Longitudinaal onderzoek
= Volgt dezelfde mensen doorheen de tijd
ë ë éé ë ë
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gladysthielemans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.85. You're not tied to anything after your purchase.