Zandlandschap
Ontstaan: Het zandlandschap is 40% van het Nederlandse landschap. Er heerste eerst een
poolklimaat in Nederland. Door de zandverschuivingen werden de eerder gevormde lagen aldoor
bedekt en dit wordt het dekzand genoemd.
Bewoning: De mensen woonden in een esdorp of brinkdorp bij elkaar. Vanaf het jaar 1000 tot 1900
vond er op de zandgronden een landbouwsysteem plaats waarbij de veeteelt in dienst stond van de
akkerbouw. Er was een gemengd bedrijf. Dit werd het potstalsysteem genoemd. Op de hoge, droge
stukken was akkerbouw mogelijk. Deze akkers worden essen genoemd. De schapen liepen de hele
dag op de heide, de woeste grond. De koeien graasden op de gemeenschappelijke weidegronden, de
groengronden, die bij de nattere gebieden lagen. De woeste grond en de essen werden gescheiden
door een houtwal. Door de uitvinding van kunstmest waren de schapen en heide niet meer
noodzakelijk. De heidevelden konden in gebruik worden genomen: de ontginning. In het midden van
de 20e eeuw schakelden veel boeren over van akkerbouw naar veeteelt. Er vond schaalvergroting,
specialisatie en grote intensivering van de veeteelt(bio-industrie) plaats.
Landinrichting: Om de opbrengsten te vergroten werden er op de zandgronden ruilverkaveling
uitgevoerd. Door de akkers of weilanden te ruilen kwamen de kavels aaneengesloten te liggen, lagen
ze dichterbij huis en werden ze groter. De zandwegen werden recht getrokken en geasfalteerd. De
ruilverkaveling had ook tot gevolg dat het landschap eentoniger werd. De herinrichting met meer
aandacht voor landbouw, natuur, recreatie en leefbaarheid heet landinrichting. Landinrichting kan ook
plaatsvinden door boeren hagen van meidoorn, beuk, haagbeuk en liguster op hun erg te laten
planten zodat het oude coulisselandschap terugkomt en de aantrekkelijkheid van het landschap wordt
vergroot.
Lösslandschap
Ontstaan: Het oudste cultuurlandschap van Nederland ligt in Limburg en is het lösslandschap. In de
periode van het carboon lag het gebied dat we nu Nederland noemen onder de evenaar. De
plantenresten veranderden onder hoge druk en temperatuur in steenkool. Gedurende het krijt was er
een relatief warm klimaat en een hoge zeespiegel. Door de rivieren die in de zee uitmonden werd veel
zand afgezet. Dit mengsel van kalk en zand werd na verloop van tijd onder druk omgezet in kalksteen.
In het Tertiair vond er afwisselend opheffing en insnijding door de Maas plaats. In het kwartair is in
Zuid-Limburg löss neergelegd.
Bewoning: Löss is doordat het rijk is aan voedingsstoffen zeer geschikt voor landbouw. De eerste
landbouw vond ook in Limburg plaats.
Sint-Pietersberg: Door de steenkoolwinning en de winning van kalksteen door de vergraving van de
Sint-Pietersberg is het landschap sterk veranderd. De Sint-Pietersberg is een vlak gebied. In totaal zijn
er honderden km gangen, vaak ook boven elkaar, ontstaat door de eeuwenlange kalksteenwinning.
Nu is een deel van de Sint-Pietersberg eigendom van Natuurmonumenten. Het grootste deel van de
heuvel en daarmee ook het gangenstelsel zijn verdwenen door de afgraving van de Sint-Pietersberg
door de ENCI voor de cementwinning.
Veenlandschap
Ontstaat: Er zijn 2 verschillende veenlandschappen; hoogveen en laagveen. In Laag-Nederland is
laagveen onder invloed van de zee en rivieren. Op de grens van land en water gaan veenplanten
groeien; het basisveen. Het basisveen groeit landinwaarts tot de grens van land en zee. In Hoog-
Nederland begon in het Holoceen in laaggelegen gebieden waar de afwatering verstoord was veen te
groeien. Dit is het hoogveen.
Bewoning: Omdat ze het gebied in gebruik wilden nemen voor akkerbouw, moest het gebied
ontwaterd worden. Men trok km het veen in. De bewoners namen het landschap in gebruik voor
akkerbouw maar als snel bleek het te nat te zijn. De landdaling werd veroorzaakt door inklinking en
door oxidatie. Uiteindelijk kon hier alleen nog veeteelt gedaan worden. Aan de randen van het
hoogveen werd geprobeerd de vruchtbaarheid te verbeteren door het veen te vermengen met mest en
heideplaggen. Daardoor was men in stat wat boekweit te verbouwen.
Turf baggeren of steken: Door de toename van de industriële activiteit in de steden in de Gouden
Eeuw ontstond er een grote behoefte aan brandstof. In de laagveengebieden lag het veen onder de
, Aardrijkskunde
grondwaterspiegel en werd turf gebaggerd. Men ging met een baggerbeugel de veen uit sloten
baggeren. In de hoogveengebieden werd de turf gestoken. Bij de turfwinning in een hoogveengebied
was eerst de bovenste laag, slecht brandend veen verwijderd en tegelijk opgeslagen. Als het
hoogveen was afgegraven werd de grond geschikt gemaakt voor landbouw.
Zeekleilandschap
Ontstaan: Het zeekleilandschap is verdeeld over drie gebieden in Nederland: Zuid-west-Nederland,
Noord- en Noordwest-Nederland en de droogmakerijen. Als de ijstijd is afgelopen en het Holoceen
begint, gaat de zeespiegel stijgen. Als gevolg daarvan wordt West-Nederland drassig en ontstaat er
basisveen. De vloed is snel en neemt zand en klei mee. Hoe lager de stroomsnelheid, hoe meer
zeeklei wordt afgezet. Door de rustige zee en grote sedimentatie werd in deze periode de laag oude
zeeklei steeds dikker. In een latere periode van zeespiegelstijging werden veel strandwallen
weggeslagen in gebieden. In deze gebieden kon de zee het land opnieuw overspoelen waardoor er
jonge zeeklei werd afgezet.
Bewoning: Toen de dijken in het noordelijk zeekleigebied zekerheid bood tegen overstromingen was
het niet nodig om op terpen te wonen en veel terpen werden ook afgegraven. Vanaf de 13 e eeuw
wordt er actief land gewonnen. De zee zet zand en klein af tegen de dijk. Na verloop van tijd liggen
deze gebieden zo hoog dat ze niet meer overstromen bij vloed. Deze kwelders werden dan bedijkt en
het proces begint opnieuw. Het grondgebruik van de noordelijke zeekleigebieden was en is vooral
agrarisch. Hoe de grond wordt gebruikt, is afhankelijk van de zwaarte van de klei. In het zuidwestelijke
zeekleigebied is de landaanwinning ontstaat door op- en aanwassen. Opwas is de aangroei van het
land door sedimentatie op de oudere afzetting en aanwas is de aangroei van het land door
sedimentatie tegen een bovenstaande dijk, kust of oever. Dijken die niet evenwijdig aan de zee liggen
worden slaperdijken genoemd, de nieuwe dijk wordt dan de wakerijk en een extra slaperdijk wordt dan
de dromerdijk genoemd. De grote hoeveelheid kleine poldertjes zijn bij verschillende
zeespiegelhoogtes ingepolderd en verschillen qua samenstelling van de grond. Een droogmakerij
kenmerkt zich door twee ringdijken en een ringvaart. De oudste droogmakerij zijn drooggelegd met
behulp van windmolens. Latere droogmakerijen zijn leeggepompt met respectievelijk stoomgemalen.
De grootte van de kavels is afhankelijk van het tijdstip waarop de droogmakerij is ontstaan: hoe jonger
de droogmakerij, des te groter zijn de kavels.
De Beemster: het droogleggen van veenplassen was een manier om geld te verdienen terwijl
tegelijkertijd de veiligheid voor de nabijgelegen steden werd vergroot. Leeghwater bedacht een plan
om met 50 molens de Beemster droog te leggen. Hij gebruikte een molengang. Bij deze getrapte
bemaling staan de molens achter elkaar en elke molen brengt het water hoger. In de eerste jaren liet
de waterbeheersing in de nieuwe polder veel te wensen over; het land was vaak veel te drassig om te
kunnen gebruiken. Maar na enige jaren werden stukken grond verpacht en er veel stolpboerderijen
gebouwd met rijke versieringen in het houtwerk.
Duinlandschap
Ontstaan: Het Nederlands duinlandschap ligt in een smalle strook langs de west- en noordkust van
Nederland. Door de zee ligging vormen de duinen een karakteristiek landschap. De zee zette zand af
en er ontstonden zandbanken. Deze liepen evenwijdig aan de kust en heten strandwallen. 5000 jaar
geleden steeg de zeespiegel niet en gingen zoutminnende planten de zandkorrels vasthouden en
ontstonden de eerste duinen: oude duinen. De vorming van jonge duinen vond plaats tussen 1200 en
1600. De jonge duinen bedekken ten dele het oude duinlandschap.
Bewoning: de eerste nederzettingen in dit gebied ontstonden op de strandwallen. Om de duinen
geschikt te maken voor de landbouw werden ze afgegraven zodat het grondwater minder diep was.
De afgegraven oude duinen in Noord- en Zuid-Nederland worden geestgronden genoemd. De jonge
duinen hebben vooral een zee werende functie.
Drinkwaterwinning: De duinen vormen een opslagplaats voor neerslag. Onder de duinen bevindt zich
een zoetwaterbel die op het zoute water drijft. Het waterbedrijf van Amsterdam pompt on 1853 als
eerste water op. Maar er werd meer water opgepompt dan er werd aangevoerd via de neerslag. Het
voorgezuiverde rivierwater stroomt eerst in infiltratiegeulen waarin het langzaam in de grond zakt. De
afgelopen jaren zijn de duinen aangepast voor meervoudig gebruik; kustbescherming,
drinkwaterwinning, natuurontwikkeling en landbouw gaan samen. De aantasting van de duinen door
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LRSSNTHL. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.