De aarde is de enige planeet in het zonnestelsel waar leven mogelijk is. Dit komt door de
samenstelling van de atmosfeer. Er zijn 8 planeten die om de zon draaien. Een planeet is een bol van
gas of steen. De zon straalt zoveel energie uit dat wij dit voelen als warmte. Rotsachtige planeten zijn:
Mercurius, Venus, Aarde en mars. Waterstofvormige zijn Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De
atmosfeer/dampkring is de lucht om de aarde. In de troposfeer speelt zich het weer af. De warmte van
de zon houdt zich vast in de atmosfeer. Dit is het broeikaseffect. De atmosfeer beschermt de aarde
ook tegen meteorieten. De ozonlaag beschermt ons tegen gevaarlijke ultraviolette
straling. De definitie van het weer is: de toestand van de atmosfeer
op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Het klimaat is de
gemiddelde toestand van het weer over langere tijd en een groot
gebied. De aarde draait in 24 uur om haar eigen as. De baan die de
aarde om de zon maakt is ellipsvormig. De zon is een bol en daarom
kunnen de zonnestralen maar de helft van de aarde verlichten. De
aarde staat schuin en daardoor hebben plaatsten ten noorden van de
evenaar in juli lange dagen en korte nachten. Seizoenen ontstaan
door de baan die de aarde om de zon draait en de schuine stand
van de aardas. De zoninvalshoek van de zonnestralen op de aarde
veranderen. Als deze loodrecht op de noordelijke keerkring vallen, de
Kreeftskeerkring, dan is het zomer bij ons. Vallen ze op de
Steenbokskeerkring dan is het bij ons winter.
Temperatuur wordt door verschillende factoren beïnvloed:
- Breedteligging: de afstand tot de evenaar. De oorzaak hiervan is de
invalshoek van de zon. Als de straal schuin op de aarde valt moet het een groot oppervlak
opwarmen. Ook wordt de zonnestraal vaker weerkaatst door de langere weg waardoor er
minder warmte komt.
- Hoogteligging: De zonnestralen gaan door de dampkring en komen op het aardoppervlak.
Hoe dichterbij het aardoppervlak hoe warmer het is. De atmosfeer wordt van onder verwarmt.
- Gesteldheid van het aardoppervlak en de land-zee verdeling: Land wordt sneller warm dan
water, maar koelt ook sneller af. Water heeft meer warmte nodig om 1 °C in temperatuur te
stijgen dan land. Zonlicht wordt weerkaatst door water waardoor er minder warmte komt. In
Europa zijn er vooral west winden. De aanlandige wind brengt lucht van de Atlantische
Oceaan boven Europa. De lucht is dan gelijk aan de temperatuur van de oceaan. Bij aflandige
wind komt de wint van land en stroomt het naar de zee. In de zomer is dit dan warm en in de
winter koud.
- Zeestromen: Er zijn verschillende stromingen. Ze transporteren warmte en kou. Oceaanwater
is het koudst bij de polen en warmst bij de evenaar. Door de bolvorm van de aarde hebben ze
een afwijking naar recht op het noordelijkhalfrond en naar links of het zuidelijkhalfrond. Elke
zeestroom heeft een naam.
- Ligging van gebergten: Wind van zee wordt bij een berg gedwongen op te stijgen. Hierdoor
daalt de temperatuur en ontstaat er neerslag. Als de lucht weer daalt wordt het weer warm.
Door deze verschillende dingen ontstaat er een klimaatscheiding.
In woestijngebieden valt er weinig neerslag tegenover tropische gebieden waar veel neerslag valt.
Water verdampt uit de zeeën en oceanen en dat wordt versneld door de zon. Er ontstaat waterdamp
en dat worden waterdruppels. De wolken kunnen boven de zee uitregenen, dit is de kleine
waterkringloop. Bij een lange waterkringloop regent het pas boven land. Hierbij loopt het water via
rivieren weer terug naar de oceaan. Neerslag kan verschillende vormen hebben. Motregen zijn kleine
waterdruppels. Dauw ontstaat als volledig met waterdamp verzadigde lucht in aanraking komt met
koude oppervlak. Als de verzadigde lucht rond fijne deeltjes in de atmosfeer condenseert ontstaat er
nevel of mist. Dit zijn laaghangende wolken. IJsregen is regen die tijdens zijn val bevriest. Rijp
ontstaat als het helder weer is en de aarde door uitstraling sterk afkoelt. Hagel ontstaat als
korrelsneeuw die door een luchtlaag valt met veel waterdruppels. Neerslag ontstaat door waterdamp
die afkoelt. Aan de windkant van de berg, de loefzijde, moet de lucht omhoog en koelt het af. Hierdoor
, Aardrijkskunde
komt er neerslag: stuwingsregen. De lijzijde is de andere kant van de berg. Deze wordt ook wel
regenschaduw genoemd. Als een aardoppervlak goed verwarmt wordt gaat de lucht erboven stijgen.
De lucht koelt hoog in de lucht af en er ontstaat neerslag. Dit is stijgingsregen. Depressie is
regenachtig en winderig weer veroorzaakt door een lagedrukgebied. Het ontstaat door de
botsing van warme en koude lucht. Koude lucht dwingt de
warme lucht om snel op te stijgen, door de afkoeling van de
lucht ontstaan vooral hoge wolken. De lijn waar dit
gebeurt is het koufront. Als de warme lucht richting de
koude lucht stroomt is dit het warmtefront. Neerslag die
ontstaan door een botsing van warme en koude lucht zijn
frontale regens. Wolken worden ingedeeld in:
- Families: geven informatie over de hoogte.
- Geslachten: geven informatie over de vorm.
- Soorten: geven informatie over de hoogte,
omvang, oppervlaktetoestand en structuur.
- Ondersoorten: geven informatie over de doorlaatbaarheid.
- Bijzondere vormen
In Nederland zijn er 4 typen wolken:
- Stratuswolken: middelhoog en overwegend gekoeld water.
- Schapenwolken: voor de neerslag
- Cirrus/veegwolken: hoge sluiervormige wolken die uit ijskristallen bestaan.
- Cumulus: hoge wolken.
Moessons zijn winden die bij de evenaar voorkomen en elk halfjaar van richting veranderen. Door de
loodrechte stand van de zon op de evenaar stijgt daar lucht tot grote hoogte. Daardoor is daar een
lage luchtdruk. Als de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring staat is het bij ons zomer en ligt het
lagedrukgebied op het noordelijk halfrond. De loodrechte zonnestand veranderde één keer per jaar
en daardoor ook het lage drukgebied.
Luchtbewegingen in de atmosfeer verschillen onderling van richting, van snelheid en van de wijze
waarop ze ontstaan. Wind is de verplaatsing van lucht over het aardoppervlak. Dit wordt veroorzaakt
door het verschil in luchtdruk. De windkracht wordt bepaald door de afstand van de
luchtdrukgebieden. De windrichting wordt bepaald door de ligging van de luchtdrukgebieden op elkaar,
maar ook door de draaiing van de aarde die het corioliseffect veroorzaakt. De schaal van Beaufort
geeft de windkracht weer door de windsnelheid te meten. Als de lucht van de evenaar naar het
noorden en zuiden naar de polen stroomt ontstaat er bij de evenaar en lagedrukgebied of het
equatoriaal minimum. Bij 30 of 60° daalt de lucht dan en is er een hogedrukgebied of het subtropisch
maximum. Het corioliseffect is het verschijnsel dat de wind een afbuiging krijgt afhankelijk van de
plaatst van de aarde en de windsnelheid. Buys Ballot ontdekte het verband tussen windrichting en
luchtdruk: Lucht stroomt altijd van een gebied met hoge luchtdruk naar een gebied met lage luchtdruk.
Een orkaan is een zware storm met windkracht 12 gedurende 10 minuten. Tropische orkanen of
cyclonen komen veel vaker voor. Hurricane is de benaming voor een tropische orkaan in de VS. Als
deze orkanen in de Stille Oceaan komen worden ze tyfoon genoemd. Een orkaan begint als lage
luchtdrukgebied. Boven de opgewarmde oceaan stijgt de lucht, deze koelt in de dampkring weer af
waardoor er stapelwolken komen. Doordat de aarde om zijn af draait gaat dit wolkensysteem ook
draaien.
Een tornado is de benaming voor een zware wervelstorm. Deze wervelwind is zichtbaar als een
trechtervormige slurf die onder een buienwolk hangt. Ze ontstaat wanneer warme, vochtige lucht botst
met koudere polaire lucht. Het gedrag van een tornado is erg verschillend. Soms verplaatsten ze zich
wel en soms ook niet.
Op de aarde zijn een aantal natuurlijk zones, gebieden met dezelfde natuurlijk vegetatie. De
oorspronkelijke vegetatie is sterk aan het klimaat gebonden. Het tropisch regenwoud kenmerkt zich
door hoge temperaturen en veel neerslag. De zeer dichte vegetatie bestaat uit veel soorten bomen en
struiken. Er zijn etages: bomen van verschillende lengtes. Op de savanne is het wel warm maar omdat
er minder neerslag is wordt het bos minder dicht. De savanne is een ideaal landschap voor dieren. Op
de steppe valt maar 3 à 4 maanden neerslag. De bomen verdwijnen en er is alleen nog maar gras. De
bodem van de steppe is zeer vruchtbaar waardoor deze voor landbouw gebruikt kan worden. In de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LRSSNTHL. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.