Internationaal en Europees recht (Erasmus Universiteit Rotterdam)
, lOMoARcPSD|10935195
SAMENVATTING INTERNATIONAAL PUBLIEKRECHT
HOOFDSTUK 2 RECHTSSUBJECTEN
2.1: Inleiding.
36 – Rechtssubjecten zijn personen of entiteiten die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen
aan het rechtsverkeer in de internationale orde.
37 – In tegenstelling tot vroeger behoren, naast staten, internationale organisaties en individuen
ook tot internationale rechtssubjecten.
2.2: Het begrip rechtssubjectiviteit.
38 – Een persoon die naar internationaal recht rechtssubjectiviteit bezit, kan: 1. Internationale
rechtshandelingen verrichten, 2. Internationale rechten bezitten, 3. Deze op internationaal niveau
afdwingen, 4. Internationale plichten hebben en 5. Op internationaal niveau aansprakelijk worden
ingesteld. Er wordt verschil gemaakt tussen volledige en beperkte subjectiviteit, dit verschilt per
persoon. Alleen een staat komt volledige rechtssubjectiviteit voor.
2.3: Criteria voor rechtssubjectiviteit.
39 – Het internationaal recht bezit hier geen bepalingen over, de rechtssubjectiviteit wordt uit de
praktijk afgeleid, maar tegelijkertijd kan als vuistregel worden aangenomen dat personen
rechtssubjectiviteit toekomt indien zij internationale bevoegdheden, plichten etc. bezitten. Dus
heeft het een circulair karakter.
40 – In belangrijke mate wordt het ook bepaald door politieke overwegingen (wel toekennen
het maakt een persoon vatbaar voor internationale regulering. Niet toekennen versterking van
persoon is ongewenst.) Ook biedt internationaal recht zelfstandige gronden, zoals het
effectiviteitsbeginsel: feitelijk uitoefenen van macht en gezag erkennen als grondslag voor
rechtspositie.
41 – Elke staat oordeelt zelf of zij een staat als rechtssubject erkent.
2.4: Staten.
42 – Belangrijkste kenmerk: staten die onafhankelijk van andere staten publiek gezag uitoefenen
over een bepaald grondgebied en de daar levende bevolking. Staten ontstaan door gedurende
enige tijd effectief gezag uit te oefenen.
2.5: Internationale organisaties.
43 – Internationale organisaties (intergouvernementele) bezitten internationale
rechtspersoonlijkheid en nemen zelfstandig deel aan het internationaal verkeer. Zij bieden wel
kaders waarbinnen staten (de leden) samenwerken teneinde gemeenschappelijk beleid te
voeren. In praktijk dus wel afhankelijk, maar in juridisch opzicht niet. ‘Specialiteitsbeginsel’:
internationale organisaties zijn beperkter in hun rechtshandelingen in internationale rechtsorde,
zij hebben uitsluitend bevoegdheden/plichten/ rechten die staten aan hen toekennen.
2.6: De facto-regimes.
44 – De facto-regimes zijn niet-statelijke entiteiten, in de meeste gevallen groeperingen die in
opstand zijn gekomen om autonomie te krijgen over een deelgebied. Alleen door deze regimes in
zekere mate rechtssubjectiviteit te geven, kunnen ze door internationaal recht gereguleerd
worden. Echter, te veel erkenning zou hun positie kunnen versterken en die van bestaande
staten bedreigen. Uiterst beperkte bevoegdheid/plichten/rechten net genoeg om ze te
onderwerpen aan regels ter bescherming van de burgers. Bijvoorbeeld voor de facto-regimes in
gewapend conflict geldt art. 3 Verdrag van Genève. Gesloten overeenkomsten hebben geen
internationaal publiekrechtelijke status.
2.7: Bevrijdingsbewegingen.
45 – Groeperingen die vechten tegen koloniale mogendheid/bezettende macht. Hierbij is controle
over grondgebied geen noodzakelijk kenmerk. Wegens eerlijkheid hebben ze meer
rechtssubjectiviteit dan de facto-regimes en recht op zelfbeschikking.
, lOMoARcPSD|10935195
2.8: Internationale non-gouvernementele organisaties.
46 – Private organisaties die grensoverschrijdend opereren. Via mobilisatie, publieke opinie,
technische expertise kunnen ze invloed hebben op totstandkoming en naleving van internationaal
recht. Hun rol is tot op zekere hoogte geformaliseerd binnen internationale organisaties die
NGO’s als waarnemers toelaten, ook krijgen zij spreektijd en kunnen voorstellen geven. Ze
bezitten geen rechtssubjectiviteit en zijn vooral nationaal beheert. Wel is er een verdrag die
NGO’s in gevestigde verdragspartijen van rechtswege erkennen, dit heeft een nationale status.
2.9: Multinationale ondernemingen.
47 – Ondernemingen die in meer dan 1 staat economisch actief zijn. Zij genieten
rechtssubjectiviteit in de staat van registratie of waar de management en financieel bestuur
gevestigd zijn. Status vloeit voort uit: 1 Investeringsbeschermingsovereenkomsten die staten
waarin geïnvesteerd wordt verplichten om buitenlandse ondernemingen te beschermen tegen
o.a. onteigening. Ondernemingen kunnen deze verdragen inroepen voor een internationaal
tribunaal in een procedure tegen de staat.
48 – 2 Ondernemingen onttrekken zich aan nationaal recht door verspreiding van macht en
kapitaal (Shell). Zij bewegen zich buiten de internationale publiekrechtelijke rechtsorde en binnen
een eigen private internationale rechtsorde. Gaten in regulering zouden kunnen worden gedicht
door ze direct te onderwerpen aan internationale verplichtingen. Wel zijn er niet-bindende
richtsnoeren binnen het kader van de VN-mensenrechtenraad en OESO (2011). Steeds meer
staten drongen aan om meer bindende regels op te stellen 2014L VN-mensenrechtenraad
stelde een intergouvernementele groep op met het doel een juridisch binden document op te
stellen. Vele ondernemingen hebben de richtlijnen al overgenomen om de overheid voor te zijn
en koopgedrag te beïnvloeden.
2.10: Natuurlijke personen.
49 – In de nationale rechtsorde genieten personen van rechtswege de status van rechtssubject.
In het klassieke internationale recht waren natuurlijke personen ‘opgesloten’ in, en afhankelijke
van, de staat. Schending van een onderdaan was schending van de staat (dualistisch).
50 - Na de 2e WO kwam er wel degelijk op internationale hoogte directe plichten en rechten voor
individuen. Vergaand erkend in het EVRM, daarna ook in een zaak van IGH. Internationale
rechtssubjectiviteit voor individuen is wankel, omdat het met instemming van een staat is en dus
ongedaan kan worden gemaakt, maar het valt niet te ontkennen. De meeste fundamentele
rechten zijn internationale gewoonterecht en gelden wereldwijd en daardoor kunnen individuen
als rechtssubjecten worden beschouwd.
51 – Internationaal recht heeft steeds meer verplichtingen voor individuen geformuleerd en dus is
de positie van individuen verder verantwoord. De internationale gemeenschap laat bestraffing
voor ernstige misdrijven niet meer over aan nationaal recht. Als het nationaal recht een individu
niet bestraft, kan dat alsnog gebeuren door ISH. Rechten en plichten zijn in het internationaal
recht echter beperkt tot de fundamentele rechten en ernstige misdrijven, voor de rest afhankelijk
van de nationale rechtsorde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller divedmark. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.