Samenvatting (2022/2023) van slides en extra notities hoorcolleges
Heel grondig. Ik heb alle opnames opnieuw bekeken en de samenvatting mee aangevuld. Met neutrale kleuren dus als je het afdrukt kan je het zelf nog vorm geven door te markeren of onderlijnen etc. Veel succes! Als er iets onduidelij...
Gini-coëfficiënt: economische maatstaf cijfer
tussen 0 en 1.
0: gelijke verdeling middelen.
1: totaal ongelijke verdeling van middelen.
Evolutie van ongelijkheid van 1985 naar 2013.
In het grootste deel van de landen stijgt de
ongelijkheid over de jaren.
Verdeling van belastbaar inkomen in BE:
Bevolking in decielen opgedeeld.
1e deciel is de 10% armste en 10e is 10% rijksten
Progressief belastingsysteem in BE
1e deciel krijgen zelfs geld terug van de belastingen,
negatief belastingtarief.
Bijna helft vd belastingen wordt betaald door de 10%
rijksten
Verdeling van belastbaar inkomen superrijken:
Progressiviteit speelt ook in die groep maar 1%
rijksten die slager erin om lager belastingtarief te
hebben dan 99e percentiel.
Ongelijkheid (gini) volgens inkomensbron:
Vervangingsinkomens om mensen op te vangen die geen werk hebben of niet kunnen werken.
Pre-transfer: enkel pensioen, we werken om later
een pensioen te krijgen. Uitgesteld loon.
Post-transfer: alle vervangingsinkomens.
Pre-transfer 2: Wat wij herverdelen via
vervangingsinkomens. Dan gaat gini naar beneden
en dat betekent dat we goede sociale bescherming
kunnen bieden.
,Bruto maandloon van voltijds werknemers:
Mannen verdienen meer dan vrouwen.
Brussel gemiddeld hoger maandloon: werknemers
pendelen, inkomen wordt daar verdiend en niet waar
het woont.
Inkomen heeft correlatie met onderwijsniveau.
Vermogensongelijkheid: kunnen gezinnen in armoede
terugvallen op vermogen? (examenvraag)
Vb. vermogen is een huis, erfenis, aandelen,…
Boxplot met kwartielen en mediaan (minder gevoelig vr
uitschieters) en gemiddelde (bolletje)
In 10 decielen zit een groot verschil van de vermogens.
1e deciel: gemiddelde hoger komt van de woning. Die
vb. woning geërfd hebben. Huis kan je niet makkelijk
kopen en verkopen. Het is een vorm van vermogen maar het is niet evident om te gebruiken als
vermogen, moeilijk om schokken in inkomen op te vangen.
1.2 Wat is ongelijkheid? Een (voorlopige) definitie
1.2.1 Sociale ongelijkheid
= verwijst naar verdeling van schaarse, maar maatschappelijke gewaardeerde middelen en de
ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van hun sociale positie.
-> vb. geld of toegang tot diensten of kennis, erkenning of macht.
1.2.2 Sociologische visie op ongelijkheid
Ongelijkheid gaat over:
- verdeling van middelen
- maatschappelijke verhoudingen tussen sociale groepen
Ongelijkheid wordt geanalyseerd vanuit sociale posities die mensen in samenlevingen innemen.
-> Socioloog is geïnteresseerd in de verhouding tussen groepen die ertoe leidt dat er ongelijke
verdeling is van middelen. En hoe worden de verhoudingen in stand gehouden. De ongelijkheid
wordt niet geanalyseerd vanuit individuele capaciteiten.
Sociale posities worden ge(re-)produceerd door de organisatie van de economie, de manier waarop
maatschappelijke waardering toegekend wordt en de organisatie van de politieke besluitvorming.
-> Socioloog moet veel kennen over economie. Hoe wordt maatschappelijke waardering toegekend?
Vb. Erelonen, super hoog, groot deel van de samenleving gaat ermee akkoord om erelonen af te
toppen, heeft te maken met positie van een beperkt aantal specialisten in de besluitvorming van de
ziekenzorg. Die zijn moeilijk te passeren. Men slaagt hier niet in. Hebben een belangrijke positie in
besluitvorming. Wij moeten dus ook iets van politiek kennen.
,Ongelijkheid heeft gevolgen op de individuele levenskansen van mensen, maar ook maatschappij in
haar geheel.
1.3. Sociale ongelijkheid als sociaal probleem
1.3.1 Sociaal probleem
Fenomeen ‘sociale ongelijkheid’ bijna even oud als samenleving zelf, maar lange tijd niet als sociaal
probleem gezien.
-> Elke samenleving is gekenmerkt in bepaalde mate door ongelijkheid. Goed begrijpen van de
gevolgen van ongelijkheid.
Specifieke situaties zijn niet inherent een probleem, maar worden sociaal geconstrueerd als
probleem.
Bepaalde objectieve condities (vb. gebrek aan geld) is op zich onvoldoende om als sociaal
probleem gezien te worden.
Er moet ook subjectieve dimensie zijn vooraleer het een sociaal probleem wordt en op de agenda
van beleidsmakers, onderzoekers en het bredere publiek komt te staan.
-> een aantal groepen met macht en aanzien vinden dat de objectieve situatie niet strookt met de
waarden en normen en dat ze daarrond actie gaan nemen.
Sociale ongelijkheid is een sociaal probleem als er een discrepantie ontstaat tussen een bepaalde
objectieve conditie en bepaalde menselijke waarden die als dysfunctioneel of onaanvaardbaar gezien
wordt door ‘relevante’ groepen in de samenleving die het onderwerp wordt van een
maatschappelijke interventie.
-> Objectieve conditie: vb. gebrek aan inkomen of ongelijke kansen in het onderwijs of toegang tot
gezondheidszorg. En menselijke waarden: vb. menselijke waardigheid, empathie, gelijkheid.
-> Discrepantie gaat in tegenspraak met menselijke waarden.
1.3.2 Armoede als sociaal probleem
Ongelijkheid (o.a.) geproblematiseerd door veranderende ideeën over armoede.
Armoede (als vorm van ongelijkheid) heeft altijd bestaan, maar tot 18 e E niet gezien als sociaal
probleem waar maatschappij verantwoordelijk is.
-> maatschappij in het geheel verantwoordelijk, we moeten daar iets aandoen.
16e tot 18e E: mercantilisme beschouwt armoede als goed.
Mercantilisme: economische filosofie gericht op maximaliseren van export door goedkope ‘input’
(arbeidskracht).
-> het allerbelangrijkste om economisch succesvol te worden, zo veel mogelijk exporteren en zo
weinig mogelijk importeren. Veel geld binnenhouden. Veel exporteren daarvoor is het nodig om lage
prijzen aan te beiden en die krijg je door lage lonen uit te delen.
Armoede garandeert goedkope en gehoorzame arbeidskrachten.
-> Armoede is dan goed in deze filosofie. Dan zijn ze bereidwillig. Ze hebben weinig dus hebben loon
nodig.
, Onderwijs voor brede bevolking gezien als verspilling, want ontmoedigt inzet van arbeid.
-> Dan worden mensen kritisch, aanvaarden ze minder snel gezag.
“To make the Society happy and people easy under the meanest circumstances, it is requisite that
great numbers of them should be ignorant as well as poor.”
-> groot deel van de bevolking arm en dom houden en dan heb je goedkope arbeid en kan je veel
exporteren en wordt de samenleving gelukkig.
Slechts beperkte rol van overheid in sociale bescherming, vnl. tijdelijke bescherming bij
tegenslagen (vb. mislukte oogsten en ziekte).
-> mensen mogen niet sterven want dan kunnen ze niet meer werken.
Armoede als gevolg van ‘morele zwakte’ van armen, eerder dan van werkloosheid met
dwangarbeid als oplossing.
-> vb. ze drinken te veel, hebben te veel kinderen, zijn niet intelligent genoeg= morele zwakte.
Eerste ‘Armoedeverlichting’
Ontwikkeling van morele argumenten voor overheid om armoede te bestrijden, maar nog weinig
actie tegen armoede.
-> debat was er maar zonder veel impact op het terrein.
Verlichting veranderde perceptie van burgers in Europa.
Wil van God of de natuur steeds minder aanvaard als verklaring voor wat in de samenleving
gebeurd.
-> Samenleving was minder gelovig.
Samenleving is mensenwerk: oorzaken voor maatschappelijke fenomenen gezocht in manier
waarop mensen samenleving organiseren.
Samenleving kan begrepen en gecontroleerd worden en daardoor ook veranderd.
Einde 18e E ontstaat nieuw respect voor mensen in armoede.
(1) Immanuel Kant: mens is doel in zichzelf, nooit een middel tot ander doel, dus armen hebben
dezelfde morele waarde als rijken.
-> mens bedoelt witte man. Niet te beïnstrumentaliseren. Slavernij kan dan niet en ook niet
mercantilisme van mensen arm en dom houden. Dan zijn ze een instrument en dat is niet waardig.
(2) Adam Smith: welvaart niet bepaald door handelsbalans maar door wat burgers van een land
bezitten, dus armoede reduceren is geen bedreiging, maar net doel van economische ontwikkeling.
-> bevolking controle hebben over middelen die ze nodig hebben om te leven. We kijken naar BBP
(waarden van alle goederen en diensten die in een land geproduceerd worden) om te zien hoe rijk
een land is. Veel mensen moeten iets hebben eerder dan mensen die arm zijn.
, (3) Armoede is gevolg van slechte instituties en dus vermijdbaar, vb. Rousseau over eigendom als
oorzaak van ongelijkheid.
-> vb. PC is een relatie tussen ik en andere mensen, menselijke institutie, PC niet afnemen anders
straffen.
‘What is the origin of inequality among men, and is it authorized by natural law?’:
The first man who, after enclosing a plot of land, saw fit to say: "This is mine," and found people who
were simple enough to believe him, was the true founder of civil society. How many crimes, wars,
murders, sufferings and horrors mankind would have been spared if someone had torn up the stakes
or filled up the moat and cried to his fellows: "Don’t listen to this impostor; you are lost if you forget
that the earth belongs to no one, and that its fruits are for all!" (Rousseau, 1754)
-> Eigendom is ontstaan op het moment dat mensen een stuk land toe-eigenen en dat anderen dat
accepteren. Op dat moment is eigendom als institutie ontstaan. Als je eigendom en maatschappelijke
instituties hebt dan heb je ongelijkheid.
Idee dat staat centrale rol te spelen heeft in armoedebestrijding maakt opgang.
-> Dat staat rol heeft in wie welk eigendom krijgt.
Kant verkiest rechtvaardigheid boven liefdadigheid omdat laatste ongelijke relatie tussen wie
heeft en wie krijgt verondersteld.
-> liefdadigheid is relatie tussen jij en bedelaar die zeer ongelijk is. Bedelaar kan niets afdwingen.
Rechtvaardigheid zijn de regels vb. belastingssysteem.
Daarom moet staat, veel meer dan lokale religieuze organisaties, rol opnemen.
-> Overheid kan beter doen die op basis van regels middelen kan verdelen. Religieuze organisaties
doen aan liefdadigheid.
Opkomst van publieke vertogen die sociale ongelijkheid problematiseren. (vb. ‘The Rights of Man’
van Thomas Paine (1791-92))
In praktijk verandert er weinig, vooral evolutie op intellectueel vlak en ook veel intellectuele
tegenstand. (vb. Malthus en Ricardo: armoedebestrijding neemt bij armen incentive om te werken
weg)
-> Malthus: je moet de mensen arm houden zodat ze blijven werken.
Tweede ‘Armoedeverlichting’
Graduele verandering in ideeën in 19 de eeuw
Utilitarisme: concept van dalend marginaal nut van inkomen creëerde economisch argument
tegen (grote) inkomensongelijkheid.
-> idee dat ieder bijkomend inkomen het marginaal nut daarvan afneemt. 100 euro met 1 euro meer
maakt niet veel uit. Haalt uit naar extreme vormen van ongelijkheid. Onderwijs is geen verspilling,
was steeds moeilijker om dat vol te houden.
Meer nood aan technisch geschoolde arbeiders leidde tot positiever beeld op scholing van armen.
Opkomst socialistische beweging: kapitalisme als oorzaak van armoede.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottedietvorst2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.