Samenvatting van het Media Economie in . De samenvatting bevat de PP die gebruikt werd in de lessen en is aangevuld met noties. Verder is de gastles ook opgenomen in de samenvatting, inclusief notities en de PP.
Media economie = MEDIA + ECONOMIE?
Economie van de Media ≈ Economie van meubelen, auto’s, waspoeder?
• Productie, verdeling en consumptie van schaarse
mediagoederen/meubelen/auto’s/waspoeder
• Hoe ontmoeten vraag naar en aanbod van media/meubelen/auto’s/waspoeder
elkaar in de markt
• Wat is het marktequilibrium voor een bepaald mediagoed/meubel/auto/waspoeder
• Hoe vrije concurrentie tot stand brengen in de media/meubel/auto/waspoedermarkt
Waarom Media-Economie?
• Media- en cultuurproducten hebben zeer specifieke, vaak afwijkende economische
karakteristieken (vb schaarste)
• Actoren in mediamarkt handelen vaak anders dan door economische theorie
voorspeld (vb producenten op zoek naar politieke invloed, consumenten die blijven
naar slechte programma’s kijken)
• Virtuele, symbolische laag van de economie wint sterk aan belang (vb uber)
• Er zijn specifieke publieke belangen bij de uitkomst van economische processen in de
mediasector, o.a. door enorme ‘externe effecten’ (vb gewelddadige content)
Waarom focus op Marktstructuren?
• Marktstructuren tussen perfecte concurrentie – monopolie belangrijk, maar ook
andere dimensies (vb. levensbeschouwelijke diversiteit, high brow vs low brow;
regionaal/nationaal/internationaal)
• Ingrijpende verschuivingen: ‘horizontaal’ binnen een mediasector (bv tussen
omroepen), ‘verticaal’ binnen een mediasector (bv tussen adverteerders en
omroepen) en ‘diagonaal’ tussen mediasectoren (bv tussen omroepen en
internetbedrijven)
1
, H1: Economische karakteristieken
I. Doelstellingen
Inzicht in de economische specificiteit van het mediaproduct: 4 kenmerken
Begrip van de mediawaardeketen
II. Micro-economie: uitgangspunten
Economische transactie in de markt= Wisselwerking tussen 2 partijen (producent + consument) op
de markt. Er wordt een goed verkocht door een producent aan een consument.
Geaggregeerde markt: Geheel van alle producenten en consumenten die keuzes maken en daaruit
komt een marktwerking.
Beide moeten beslissingen maken door schaarste:
kunnen niet alles kopen
Product: Voor hoeveel, wat, wat kopen om
het product te maken
Producent:
Productiekosten: welke prijs kost het om
te maken?
Opportuniteitskosten: met dezelfde
grondstoffen kan ik iets anders maken wat
me meer kan opbrengen/efficiënter maken
-> wat zijn mijn alternatieven
Consument:
Nut van de fiets (utility)
Alternatieven
2 keuzes moeten gemaakt worden langs beide
kanten van de markt
Producent: kwantiteit + prijs
Kwantiteit: hoeveel fietsen ga ik maken
Prijs: aan welke prijs ga ik een fiets
verkopen
Consument: kwantiteit + prijs
Kwantiteit: hoeveel fietsen ga ik kopen?
Prijs: aan welke prijs ga ik een fiets kopen
=> efficiëntie
Markt:
Verschillende producenten die bepaalde
hoeveelheid fietsen aanbieden voor bepaalde
prijs
Verschillende consumenten die bepaalde
hoeveelheid fietsen willen kopen voor
bepaalde prijs.
Hele reeks assumpties over hoe al die actoren een
beslissing gaan maken bv: consumenten zijn
rationeel (bedenken dan modellen voor de
economie daarover).
2
, Grafiek voor Aanbod (A)
Grafiek voor Vraag (V)
Grafiek voor Aanbod en Vraag
Markt equilibrium
Vraag en Aanbod komen elkaar tegen: 1 punt
waar de vraag overeenkomt met het aanbod.
De producenten en de consumenten zijn
tevreden. De vrije markt leidt tot evenwicht.
P= evenwichtsprijs
Q= evenwichtshoeveelheid
Markt evenwicht kan verschuiven
Aanbodcurve verschuift naar rechts = meer
aanbod. Goederen zullen tegen een lagere prijs
worden verkocht.
P daalt en Q stijgt.
Markt evenwicht kan verschuiven
Vraagcurve verschuift naar links = meer vraag.
Goederen zullen tegen een hogere prijs worden
verkocht.
P stijgt en Q stijgt.
Grafiek van de markt VS. Grafiek van de individuele producent
Marginale kost (MK): Kost voor het bedrijf om 1 extra goed te produceren.
Marginale opbrengst (MO): het bedrag waarmee de totale opbrengst van het bedrijf verandert als
het bedrijf één extra product produceert.
MK fluctueert naargelang het bedrijf groter/kleiner is
Snijpunten MO-MK zijn break-evenpunten
Winst vanaf eerste snijpunt MO-MK tot tweede snijpunt MO-MK
Verlies na tweede snijpunt MO-MK
3
, a. Neo-Klassieke assumpties
1. Goederen 2. Aanbod
Private goederen
Maximalisatie winst (= Geld verdienen)
o VB: fiets, als je die hebt gekocht kan
Wet van afnemende meeropbrengst
niemand anders die meer kopen o = De wet van de toenemende
Schaarste, een beperkt aantal goederen dat marginale kost. Eerst toenemende,
circuleren op de markt dat kunnen worden dan afnemende efficiëntie. Steeds
aangeboden, verkocht/gekocht. minder en minder efficiënt om te
gaan produceren, je hebt verlies.
3. Vraag 4. Prijs
Maximaliseren Nut Belangrijke informatiedrager:
Rationale keuze Productiekosten, opportuniteitskosten, nut
o Keuze maken voor de hoeveelheid waarde van de consument adhv keuzes
nut maken tussen verschillende producten.
Equilibrium tussen vraag en aanbod
Alle assumpties die onderliggend zijn aan economische theorieën, maar in de media economie
gelden deze theorieën en concepten niet).
III. Karakteristieken van mediagoederen
Als we het hebben over media televisie, radio, krant. Geen sociale media
IV. 4 kenmerken
1. Goederen 2. Aanbod
Publieke goederen, overvloed van info en Prototypisch karakter/ toenemende
geen schaarste meeropbrengst
Externaliteiten Wet van Baumol
3. Vraag 4. Prijs
Onvoorspelbaar Defect prijsmechanisme
Tijdsafhankelijk
a. Aard van mediagoederen
Wat wordt er verhandeld: Informatie
Maar informatie is een proces, geen product? Wat is de eenheid van informatie?
Maar “informatie is als de lucht rondom ons = Media is dus niet schaarst
Publieke goederen
Niet-rivaliserend: Mijn consumptie vermindert niet de beschikbaarheid voor
anderen
Niet-exclusief: Moeilijk niet-betalers uit te sluiten, VB: media, informatie gaat
over berichten ideeën, maar is dat een product? Het is eerder een proces (vertellen en
er over nadenken)
Gevolgen
Geen schaarste, dus geen economische logica?
Altijd een Free riding probleem omdat niet betalers nog steeds toegang hebben.
o VB: Vuurtoren, zodra het er is, kan iedereen er gebruik van maken. Mensen zijn
minder geneigd om ervoor te betalen omdat het een publiek goed is.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Joness100. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.