Problemen Van Geestelijke Gezondheid En Zenuwstelsel
Institution
Universiteit Gent (UGent)
Dit is een volledige samenvatting van alle leerstof (slides + notities) van het volledige partim psychiatrie van het vak Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel.
Problemen Van Geestelijke Gezondheid En Zenuwstelsel
All documents for this subject (9)
Seller
Follow
StudentGeneeskundeUGENT
Reviews received
Content preview
Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
Psychiatrie
1. Depressieve stoornissen
Introductie
Lifetime prevalentie V = 20%
M = 12%
Stemming ≠ rechte lijn
afhankelijk van persoonsgebonden factoren en omgevingsfactoren (seizoen bv.)
~ dit aanvaarden we
Denk eraan
~ vage klachten, frequente consultaties, wisselende klachten, isolerend gedrag, vermijdend
Stemmingsepisode
Types
hoe voel ik mij nu en in de laatste maand?
Depressieve episode
Stemming ò 2 gerichte vragen:
1. Voorbije 2w sombere gedachten, hopeloosheid…
2. Voorbije 2w weinig interesse of plezier…
Manische episode
Stemming ñññ
Hypomane episode
Stemming ñ
DSM-V criteria depressieve episode
~ A +B +C
A/ min 5 symptomen (inclusief kernsymptoom ~ 1 of 2) - bijna elke dag
- 2 weken
- verandering tov vroeger functioneren
1. Depressieve stemming/irritabiliteit STEMMING
2. Interesseverlies INTERESSE
3. Gewichtsverlies of gewichtstoename GEWICHT
4. Insomnia (8/10) of hypersomnia (2/10) SLAAP
5. Psychomotore agitatie/zenuwachtigheid of retardatie MOTORIEK
6. Energieverlies (meest last) ENERGIE
7. Gevoelens waardeloosheid/schuld (± elke dag) WAARDE/SCHULD
8. Concentratieverlies/besluiteloosheid COGNITIE
9. Gedachten aan de dood SUÏCIDALITEIT
1
,Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
hopeloosheid = belangrijkste voorspeller voor suïcidaliteit
B/ niet tgv somatische aandoening/middel
sluit dit uit
Bv. - Hypothyreoidie: heel vaak depressief (CHECK TSH)
- Na afkicken van middel
C/ niet tgv psychotische stoornis
Bv. Schizoaffectieve stoornis
Diagnose v/e ziektebeeld
= stoornis
belangrijk onderscheid tussen depressieve stoornis vs bipolaire stoornis
(in DSMV aparte hoofdstukken)
Depressieve stoornis
~ enkel depressieve episodes
R/ antidepressiva
Bipolaire stoornis
~ depressieve episodes en manische periodes
“stemming te goed”
“je hebt je voeten niet op de grond”
R/ stemmingsstabilisatoren
! AD verergert het !
Depressieve stoornissen
DSM-V INDELING
1. Disruptive Mood Dysregulation Disorder (kinderen)
2. (Majeure) Depressieve stoornis
3. Persisterende depressieve stoornis
“Dysthyme stoornis” in DSM-IV
4. Premenstruele stemminsstoornis
5. Depressieve stoornis door somatische aandoening
6. Andere gespecifieerde
7. Ongespecifieerde
(MAJEURE) DEPRESSIEVE STOORNIS
- eenmalige/recidiverende depressieve episodes (hoeft niet meerdere episodes te zijn)
- laatste episode
- licht/matig/ernstig
- met psychotische kenmerken? (hallucinaties/wanen)
- gedeeltelijk/volledig in remissie
PERSISTERENDE DEPRESSIEVE STOORNIS
~dysthyme stoornis
langdurende depressieve episode > 2j (niet zo diep)
PREMENSTRUELE DYSFORE STOORNIS
- tijdens meeste menstruele cycli
- min 5 symptomen
- in laatste week voor aanvang menstruatie
- afnemend erna
heel ernstige impact
~ reageert goed op hormonale anticonceptie: hormonaal IUD + SSRI
2
,Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
DEPRESSIEVE STEMMINGSSTOORNIS DOOR SOMATISCHE AANDOENING
Somatische aandoening
- Parkinson, trauma, CVA
- Hypothyreoidie, Cushing
Door middelen
~ alle verslavende middelen: alcohol, sedativa, anxiolyticum, hypnotica
Cocaïne/amfetamine, opiaten…
Door medicatie
- anticholinergica - cortico’s - cytostatica
- anti-HT (vnl BB) - OAC - antipsychotica
Opm. middelen/medicatie ~ depressie
start binnen de maand na opstart/stopzetting
DIAGNOSTIEK
~ obv anamnese
1. Navragen van symptomen
a/ open vragen
b/ gestandaardiseerd interview (MINI)
2. Inschatten van ernst
a/ open vragen
b/ vragenlijsten (zelf of door arts)
licht – matig – ernstig – ernstig met psychotische symptomen
Differentieeldiagnose
~ somatische ziekten
Vnl - Ziekte van Parkinson (schade fronto-subcorticale circuits)
- voedingsdeficiënties (vitB3/B12)
- hypothyreoidie (ook hyperthyreoidie, adrenocortico, PTH, DM)
- auto-immuunziekten (RA, SLE)
- infecties, oncologie
Epidemiologie
- ziekte kan beginnen tussen adolescentie – late leven
- eerste episode bij 40% tss 15-35j (mediaan 28j)
- beloop:
Lichte depressie: (5/9 symptomen) neiging tot spontaan opklaren: WW
Ernstige depressies 25% geen volledige remissie (pillen + CGT)
>50% recidiveert (risico ñ na iedere episode)
ETIOPATHOGENESE
Neurobiologische factoren
Erfelijkheid
- genetische voorbeschiktheid (tweelingonderzoek)
- eerste graad kans > 2x (bipolair veel meer)
~ V 20% 40%, M 12% 24%
Neuro-endocrien en neurotransmitter
o HPA-as
~ fors ontregeld: bij ernstige depressie is bij 50% dexamethasone-suppressietest +
o Mono-amine hypothese
~ serotonine, noradrenaline, dopamine
o Andere
- brain derived neurotrophic factor (BDNF)
3
,Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
- IL1, IL6, IFN, TNF
Psychologische factoren
~ cognitieve factoren die depressie in stand houdt/verergert (R/CGT)
Overgeneralising memory
= leuke en recente dingen worden niet herinnerd: slechte episode van nu
wordt doorgetrokken over
de goede
leuke dingen in het verleden worden herinnerd als negatief
Attentional bias
= vooral aandacht voor ‘negatief’ beladen items: onthouden vooral negatief
Reduced future fluency
= zeer moeilijk om te denken aan leuke toekomstige zaken
~ kijken met een zwarte bril naar de toekomst
Sociale factoren
Levensgebeurtenissen
- kans depressie ontwikkelen na ernstige levensgebeurtenis = x6
- aspecifieke stressoren afhankelijk van - persoonlijkheid
- eerdere ervaringen
Rol sociale situatie
~ alleenstaand, werkloos, werk verliezen, gebrekkige steun, marginaliteit
Model
stress: impact op HPA-as + serotonine ò
BEHANDELING
~ doorknippen van de cirkel 1. Psycho-educatie
2. Biologische behandeling
3. Psycho-therapie
1. Psycho-educatie
= belangrijkste
kennis geven over depressie en de depressiecirkel ~ pathologie voor patiënt en omgeving
2. Neurobiologische behandeling
MEDICAMENTEUS
~ betrokkenheid diverse neurotransmitter-systemen
diverse types medicatie - dopamine (aandacht, motivatie, genot, reward)
- serotonine (obsessie, compulsie)
- noradrenaline (alertheid, energie)
antidepressiva (NT in synaptische spleet ñ/effect post-synaptische receptoren ñ)
~ 33% extra respons bovenop 33% placeborespons (=66%)
4
,Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
Wanneer kiezen voor medicamenteuze behandeling?
Obv ≠ factoren + bespreken met pt
- ernst
a/ lichte (matige): medicatie even effectief als CGT (WW: watchful waiting ?)
b/ ernstig: medicatie moet ± CGT nadien (in begin weinig nut)
- suïcidaliteit
doorverwijzing, collocatie, GM
- FA
eerder kiezen voor medicatie ± CGT
- sociaal steunsysteem
- vroegere succesvolle therapie met GM
- verband met somatisch ziekte/middelen
- zeer gebrekkig leervermogen
0/ MAO-inhibitoren
~ irreversibel: obsoleet
nooit voorschrijven
1/ Tricyclische antidepressiva (TCA)
~ heel goedkoop, werken heel goed, maar heel veel bijwerkingen
Amitriptyline (Redomex) ~ sederend, clomipramine, imipramine, nortryptiline ~ activerend
- langzaam opbouweb
- werking:
SER + NOR in synaptische spleet ñ ~ SR-pomp + NR-pomp (presyn)ò
SER << clomipramine
NOR << nortryptiline
- bijwerkingen:
- anti-histaminerg (H1-blokkade)
sufheid, sedatie, hypotensie, honger (verdikken)
- anti-adrenerg (a1 blokkade)
sufheid, orthostatische hypotensie, tachycardie, aritmie
- anticholinerg (mAchR blokkade) << amitriptyline
droge mond, obstipatie, mictiestoornissen, urineretentie, visus-/
accomodatiestoornissen, seksuele disfunctie, glaucoom ñ,
verwardheid/cognitieò (ouderen)
- absolute CI:
- recent myocardinfarct
- hartfalen
- hartritmestoornissen
~ Redomex
Voor depressie, migraine, neuropathische pijnen (’s avonds innemen voor slapen)
2/ SSRI
~ Selectieve serotonine reuptake inhibitor (zorgen voor voldoende SER in tijden van schaarste)
Fluoxetine, sertraline, paroxetine, (es)citalopram, flucoxamine (geen opbouw nodig)
- bijwerkingen:
- misselijkheid
- slapeloosheid (slaap verbetert niet)
- hoofdpijn (in begin)
- verlengde tijd tot ejaculatie/lubrificatie ò(ook R/ bij premature ejaculatie)
- diarree, GI-krampen, anorexie/verdikken, agitatie, tremor, GI-bloeding (+NSAID)
- hyponatriëmie
5
, Problemen van Geestelijke Gezondheid en Zenuwstelsel
- types:
- heel veel verschillende types ~ halfwaardetijd en snel effect
- je moet 2-3w middelen nemen tegen dat die max werkt (bijwerkingen sneller…)
- ≠ types met ≠ zijketens (!!interacties!!)
beter: sertraline, citalopram (geen zijketens: geen interactie met CYT)
Opm. serotonerg syndroom
= urgentie (maar zeer zelden; nooit reden om geen SSRI te geven)
- hyperthermie
- EPS: rigiditeit, tremor, spierenzymes
- autonome functiestoornissen: tachycardie, tachypnoe, BD, zweten
- bewustzijnsstoornissen: somnolentie – coma, agitatie, delier…
R/
- stop medicatie
- afkoelen + vocht
- IZ vaak
Opm. seksuele problemen
= zowel bij gebruik van TCA als SSRI (SNRI), blijft ook bij langdurige therapie
Opm. toxiciteit/risico suïcidaliteit
- TCA = toxischer dan SSRI ~ overdosering!
- toename gevaar op suïcide bij opstart zowel TCA als SSRI (motoriek/angst verbetert snel, cognitie verbetert pas na 6w)
2/ SNRI
~ Serotonine en Noradrenaline reuptake inhibitoren
Venlafaxine, duloxetine
mag ook in eerste lijn: indien SSRI niet goed werken, zelfs na dosisñ
meer energie, meer drive
3/ NDRI
~ Noradrenaline en Dopamine reuptake inhibitoren
gaat angst niet onderdrukken, wel energie ñ
Goesting/genieten ñ
(geen invloed op seksueel vlak (serotonine-effect)
Hoe antidepressiva geven
1e episode: nog 6 maand SSRI geven ná remissie en dan afbouwen
2e 2 jaar na remissie
3e zeer lang na remissie
Model van Kupfer bij behandeling met AD
- respons beoordeelbaar na 6-12 weken behandelen
- remissie
= depressieve episode lijkt behandeld te zijn: nog 6m doorbehandelen
- relapse
= vroegtijdig herval A/ vóór remissie
B/ ná remissie
≠ nieuwe episode
- recovery
= volledig herstel van depressieve episode na 4-9 (6) maand
- recurrence
= herval in depressieve episode na recurrence
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentGeneeskundeUGENT. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.