Samenvatting H12-H17 van 'Een kennismaking met de oude wereld'
25 views 4 purchases
Course
Oudheid II
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Book
Een kennismaking met de Oude Wereld
Een complete en overzichtelijke samenvatting van hoofdstuk 12 t/m hoofdstuk 17 van 'Een kennismaking met de oude wereld'. Belangrijke jaartallen en begrippen zijn dikgedrukt.
Hoofdstuk 12: de vroege Romeinse geschiedenis
12.1: de gebieden rondom het westelijke bekken van de Middellandse Zee
Eerste beschavingen ontstonden hier tussen ca. 800-500 v. Chr.
De Etrusken
• Leefden in welvarende stadstaten
• Dreven veel handel met Middellandse Zeegebied; metaal & metaalwaren als
belangrijkste exportproducten
• Mengcultuur: zowel oosterse, Italische als Griekse elementen → debat over oorsprong
• Bloeitijd: ca. 6e – 7e eeuw v. Chr.
Carthago
• Steunpunt & handelspost van Fenicische stad Tyrus
• Assyrische invallen in Fenicië → macht Fenicië neemt af → Carthago neemt
Fenicische handelsposten & steunpunten over
• Zeehandel + goudimport + hoogontwikkelde landbouwproductie → welvaart
• Monopoliepositie in zuidwesten Middellandse Zee → oorlog met Grieken & later
Romeinen om steunpunten te behouden
• Bestuur door grootgrondbezitters & rijke kooplieden
12.2: het ontstaan van Rome
• Stam van de Latijnen woont sinds ca. 2e millennium v. Chr. in Latium (plek waar
Rome zou ontstaan)
• Legende: Romulus sticht Rome in 753 v. Chr. op de Palatijnheuvel aan de Tiber;
werd eerste van serie koningen
• Archeologie: voor die tijd waren er al huttendorpjes van boeren die samenwerkten
• Ca. 7e -6e eeuw v. Chr.: monumentalisering van bebouwing + Etruskische & Griekse
invloeden → Rome wordt echte stad
12.3: staat en maatschappij in het vroegste Rome
Er was al een maatschappelijke hiërarchie:
• Koning: opperpriester, opperrechter, legeraanvoerder; heeft imperium,
• Bovenlaag van aristocraten (patriciërs, afstammelingen van heroïsche figuren) &
grootgrondbezitters: adviseren koning in Senaat & kunnen volksvergadering
(comitia centuriata) bijeenroepen
• ‘gewone volk’: kwam bijeen in comitia centuriata:
o Volk verdeeld in 30 curiae (e.v. curia)
o Iedere curia bestond uit een aantal gentes (e.v. gens): groepen familiae (man,
vrouw, kinderen, maar ook slaven & cliënten) met dezelfde stamvader
o Koning wordt er gekozen (1 stem per curia)
Leger en de comitia centuriata
• Servius Tullius verdeeld (waarschijnlijk in 509) het volk in vermogensklassen; werd
gebruikt voor oprichting nieuwe volksvergadering, de comitia centuriata
o Er waren 5 vermogensklassen onderverdeeld in centuriae (in totaal 193)
o Rijkste vermogensklassen hadden samen 98 centuriae, de bezitlozen slechts 1
o Stemmen gebeurde per centuria → rijken domineerden vergadering
o Vermogensklassen gebaseerd op militaire indeling: rijkste burgers dienden in
de ruiterij, armste burgers waren lichtbewapende soldaten; bezitlozen zaten
niet in het leger, konden geen wapens betalen
,12.4: De vroege republiek: staat en maatschappij
• Angst voor te veel Etruskische invloed + angst voor te sterke, machtige koning →
laatste koning Tarquinius Superbus verjaagd rond 500 v. Chr.
• Rome oriënteert zich meer op stam Latijnen, wordt belangrijk lid van bond van
Latijnse stadstaten waarvan inwoners gemeenschappelijk burgerrecht hebben
• Staatsindeling vroege republiek: jaarlijks wisselende magistraten gekozen door
comitia centuriata:
o Consuls: 2, hebben imperium en kunnen elkaars handelingen vetoën
o Quaestor: 2, schatmeesters
o Senaat: adviseert magistraten, bekrachtigt beslissingen volksvergadering
o Priestercollege o.l.v. Pontifex Maximus
o Dictator: 1 persoon krijgt volledige macht gedurende 6 maanden (alleen in
noodsituaties)
! alle functies werden gedomineerd door patriciërs; ook waren veel boeren van
hen afhankelijk (omdat ze cliënt waren of schulden hadden)
12.5: de Romeinse expansie in Italië
• Strijd tussen Latijnen, Etrusken en andere stammen om landbouwgrond &
handelswegen van ca. 509-265 v. Chr.
• Vanaf 4e eeuw: Keltische invallen + rebellerende Latijnse stammen → Rome krijgt het
moeilijker
• Vanaf ca. 350 v. Chr.: Romeinen onderwerpen Latijnse stammen & sluiten verdragen
met hen: ze moeten troepen leveren, maar behouden zelfbestuur over interne zaken;
Latijns burgerrecht blijft wel bestaan
• 326-290 v. Chr.: coalitieoorlogen tussen meerdere stammen → Rome heerser over
bijna heel Italisch schiereiland
• 282-275: Rome onderwerpt ook Griekse steden in Zuid-Italië ondanks hulp Pyrrhus
van Epirus aan Grieken
Kolonisatie
• Latijnse kolonies (coloniae Latinae):
o Land gepacht door Latijnse & Romeinse boeren
o Intern zelfbestuur
o Kolonisten hadden Latijns burgerrecht; konden Romeins burgerrecht krijgen
als ze naar Rome gingen
• Romeinse kolonies (coloniae Romanae)
o Romeinen uit Rome pachten staatsland; behouden volledig Romeins
burgerrecht
o Kleiner, meestal aan zee
• Voordelen:
o Netwerk van strategisch gelegen versterkte plaatsen
o Belastinginkomsten
o Bezitloze burgers kregen land en kwamen zo terecht in de vermogensklassen
→ meer soldaten
• Municipia
o Bestaande Romeinse steden buiten Rome zelf
o Rome kon deze status verlenen aan steden; burgers kregen dan Romeins
burgerrecht
• Gevolgen:
o Romanisering (aanpassing aan Romeinse taal & cultuur), vooral onder de elite
o Italië wordt lappendeken van staatjes die verschillende relaties met Rome
hebben
o Bergstammen raken nog meer geïsoleerd
, Militair karakter van Romeinse samenleving
• Oorlog werd normaal gevonden; manier om roem & buit te verwerven
• Wel werden oorlogen gelegitimeerd; het was belangrijk om een goede reden te hebben
• Romeinen zagen oorlog als vorm van verdediging, tegen bijv. bedreigingen van
buitenaf
12.6: de standenstrijd
• Ontstaan verzet tegen macht patriciërs door plebejers:
o Rijke plebejers wilden toegang tot bestuurlijke ambten
o Arme plebejers wilden afschaffing van schuldgebondenheid
o Allemaal willen ze optekening van het gewoonterecht
• Plebejers hadden machtspositie, want ze leverden groot deel van zware infanterie
Verloop van de standenstrijd
• 494 v. Chr.: volk trekt zich terug vanwege uitblijven van verbetering in de positie
van plebejers na verjaging van de koning → probleem →
o Plebejers krijgen eigen volksvergadering (concilium plebis) zonder
patriciërs
o Oprichting 10 volkstribunen (jaarlijks gekozen door concilium plebis) met
vetorecht over beslissingen van senaat & hoogste magistraat (consul)
• 451 v. Chr.: rechtspraak is nog steeds in handen van patriciërs → ontevredenheid →
o 12 tafelen, waarin wetten werden opgetekend → adellijke willekeur
tegengaan, wetten meer algemeen raadpleegbaar
• 367 v. Chr.: plebejers hebben nog geen toegang tot magistratenambten →
o Licidisch-Sextische wetten: min. 1 van de 2 consuls is plebejer
o Nieuw ambt ingesteld, nl. dat van praetor
• 287 v. Chr.: concilium plebis nog te weinig macht → ontevredenheid → plebejers
trekken zich weer terug -->
o Lex Hortensia: besluiten concilium plebis worden bindend voor alle burgers
& concilium plebis wordt officieel erkend
o Einde standenstrijd: ontstaan van nieuwe politieke klasse van rijke patriciërs
& plebejers (‘nobilitas’), vormen regentenoligarchie
12.7: na de standenstrijd: staatsinstellingen en sociale structuren
• Magistraten steeds belangrijker; worden jaarlijks herkozen
• Iedere magistraat kan besluit van collega-magistraat in zelfde functie vetoën
• Overzicht magistraten:
o Consuls (2; hebben ‘imperium’): gekozen in comitia centuriata
o Praetoren (1, vanaf 367 v. Chr. 6; hebben ‘imperium’): gaan over rechtspraak
in Rome & vervangen consuls; gekozen in comitia centuriata
o Volkstribunen (10; allemaal plebejers): hadden vetorecht over alle andere
magistraten, gekozen in concilium plebis
o Aedielen (4, 2 patriciërs & 2 plebejers): handhaving openbare orde,
brandweer, politie, markt
o Quaestoren (2, na 81 v. Chr. 20): beheer staatskas
o Censor: 2 ex-consuls, voeren volkstelling uit & delen volk in in
vermogensklassen; iedere 5 jaar gekozen voor max. 18 maanden
o Dictator: aangesteld voor max. 6 maanden in tijden van chaos/gevaar
• Cursus honorum: traditionele loopbaan van ambten; iemand begint als quaestor
en wordt uiteindelijk consul
• Voor hoogste ambten moest je heel rijk zijn; je was er nl. al je tijd aan kwijt & kreeg
geen salaris
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller socialhermitcrab. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.