In deze samenvatting zijn alle toetsdoelen verwerkt. Er wordt besproken welke groepssoorten en typen er zijn, welke groepsdoelen er zijn, welke groepsniveaus er zijn, welke fasen in groepen er zijn en welke groepsrollen er zijn. Ook worden de vijf gedragsvormen van Bion besproken, besproken hoe je ...
Samenvatting Groepsdynamica
Toetsdoelen Groepsdynamica
De student...
• herkent de verschillende soorten en typen groepen (zoals vermeld in Remmerswaal,
2013); in een casus en benoemt deze;
• benoemt groepsdoelen en individuele doelen van de groepsleden (zoals vermeld in
Remmerswaal, 2013) aan de hand van een casus;
• onderscheidt de verschillende niveaus in groepen (zoals vermeld in Remmerswaal,
2013) en benoemt deze;
• onderscheidt de verschillende fases in groepen (zoals vermeld in Remmerswaal, 2013)
en benoemt deze;
• beschrijft de verschillende groepsrollen (zoals vermeld in Remmerswaal, 2013);
• herkent de vijf gedragsvormen van Bion (zoals vermeld in Remmerswaal, 2013); en
benoemt deze;
• kan benoemen hoe met verborgen agenda’s (zoals vermeld in Remmerswaal, 2013) kan
worden omgegaan;
• onderscheidt en beschrijft verschillende leiderschapsstijlen (zoals vermeld in
Remmerswaal, 2013);
• ontwerpt een casus waarin voorbeeld wordt gegeven van groepsfases, groepsrollen en
niveaus;
• beschrijft de communicatie in een groepsproces aan de hand van De Roos van Leary
(zoals vermeld in Remmerswaal, 2013);
• geeft begeleiding en interventiemogelijkheden aan bij verschillende groepsfasen.
De toets bevat 40 meerkeuze vragen en 5 open vragen a.d.h. van een casus.
Het centrale werkmodel
1. Om wat voor soort groep gaat?
2. Welk doel heeft de groep voor de leden ervan?
3. Op welk niveau functioneert de groep?
4. In welke fase verkeert de groep?
5. Welke rollen kun je in de groep onderscheiden?
6. Van welke normen en waarden is er sprake in de groep?
7. Van welke ‘fenomenen’ is er sprake tijdens het groepsproces?
8. Op welke manier(en) worden besluiten genomen en problemen opgelost in de groep?
9. Hoe verloopt de communicatie binnen de groep?
10. Op welke wijze kan het groepsproces begeleid worden en welke interventies worden
daarbij ingezet?
Een groep = een verzameling individuen die in een bepaalde context meer interactie
hebben met elkaar dan met anderen daarbuiten. Interactie en context zijn de
hoofdelementen van een groep. Belangrijke aspecten zijn: motivatie, doelstelling,
structuur en interdependentie (onderlinge samenhang).
,Soorten groepen
• Primaire en secundaire groepen;
Primaire groep:
– Persoonlijke, intieme relaties in direct contact en door spontaan gedrag.
– Kleine sociale afstand tussen mensen.
– Als een groepslid wegvalt, dan worden de onderlinge relaties ingrijpend gewijzigd.
– Het gaat om wie je bent.
Secundaire groep:
– Koele, onpersoonlijke, rationele en formele relaties.
– Grote sociale afstand tussen mensen.
– De onderlinge relaties worden bepaald door status en positie.
– Als iemand wegvalt, dan is deze persoon zonder ingrijpende gevolgen te vervangen.
– Het gaat om wat je bent.
• Socio- en psychegroup;
Sociogroup:
– Je bent alleen in naam lid.
– Zakelijke en maatschappelijke relaties overheersen. (functioneel)
– Daarmee overheerst het rationele element.
Psychegroep:
– Er is psychologische participatie
– Affectieve bindingen, vaak van persoonlijke aard, overheersen.
• Formele en informele groepen;
Formele groep:
– Het doel, de rollen en de normen worden bepaald door de organisatie en de groep
heeft hier geen invloed op.
– De groep is zeer georganiseerd door hun werk- of taakorganisatie.
– De groep is niet autonoom, wordt gecontroleerd en deelname is niet geheel vrijwillig.
Informele groep:
– Het doel, de rollen en de normen zijn vaag en impliciet.
– Het gaat om onderlinge belangstelling en interpersoonlijke attractie.
– De groep is autonoom en men kan zelf de activiteiten bepalen.
• Lidmaatschaps- en referentiegroepen;
Lidmaatschapsgroep:
– Groep waartoe men formeel behoort.
– Men wordt lid van een groep door de eigen naam te laten toevoegen aan de lijst van
groepsleden of door fysiek aanwezig te zijn op bijeenkomsten.
Referentiegroep:
– In deze groep participeert een individu echt als persoon.
– Het individu is betrokken bij het groepsdoel, neemt een bepaalde plaats in binnen de
groep en leeft de groepsnormen na.
– Deze groep heeft een vergelijkings- en een normatieve functie.
, • Ingroup en outgroup.
De ingroup is hetzelfde als de wij- groep en de outgroup als de zij- groep.
Binnen de ingroup:
– Grote cohesie. Gaat gepaard met een hoog conflictniveau ten opzichte van
de andere groepen.
– De agressie binnen de ingroup wordt verschoven naar een mikpunt buiten
de groep.
Twee principes spelen een belangrijke rol:
1. De wij- groep stereotypeert de zij- groep.
2. Elke dreiging van buitenaf versterkt de cohesie en de onderlinge solidariteit
in de ingroup.
Maar… Er is nog een andere manier om
onderscheid in groepen te maken,
namelijk de Hoofd –Hart –Handen groepen.
• Hoofdgroepen
- Groepen waarin het verwerken van kennis centraal
staat.
- Vaak staat een spreker of docent centraal, die bepaalde inzichten, kennis of informatie
wil overdragen.
- De deelnemer aan de groep wordt aangesproken op zijn cognitief
vermogen, op het denken.
- Het zijn vaak grote groepen met een vaste opzet en een vaste frequentie.
- Communicatie vindt vooral plaats op inhouds- en procedureniveau.
• Hartgroepen
- Groepen waarin het gaat om de verwerking van gevoelens en om de
behandeling van beladen onderwerpen.
- De groepen zijn gericht op ervaringen en belevingen van de groepsleden.
- De groepen bevatten meestal minder dan 10 leden, komen vaak bij elkaar
en er is veel ruimte voor eigen inbreng.
- Communicatie vindt vooral op interactie- en bestaansniveau plaats.
• Handengroepen
- Groepen waarin leerprocessen centraal staan en het gaat om het aanleren en oefenen
van nieuw gedrag.
- Er is sprake van een veilige leersituatie waarin geoefend kan word
en met de vaardigheden die men wil leren.
- Er is een strak programma met een vaste structuur, aantal bijeenkomst
en ligt vast.
- Communicatie vindt plaats op procedureniveau, maar er is ook ruimte
voor communicatie op interactie- en bestaansniveau.
- De begeleider van de groep creëert leersituaties in allerlei werkvormen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CB96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.72. You're not tied to anything after your purchase.