Oefenvragen themadag 1
1. Hasan vindt het belangrijk om gezien te worden. Hij laat ook vaak zien dat hij goed
gedrag vertoont. In welke fase van identiteitsontwikkeling bevindt hij zich?
A. Het besef van continuïteit
B. Het besef van herkenning en erkenning
C. Het besef van innerlijke vrijheid en afhankelijkheid
D. Het besef van een zinvolle toekomst
2. Wat is het besef van innerlijke vrijheid en afhankelijkheid?
a. Het besef dat je zorgt voor je eigen motivatie
b. Het besef dat je je innerlijke vrijheid kunt ervaren en moet achterhalen wat
mogelijkheden en beperkingen zijn
c. Het besef dat de sociale omgeving veel invloed heeft op jou
d. Het besef dat je je eigen persoonlijkheid moet herkennen en erkennen
3. In welke fase bevindt zich de adolescent volgens Erikson?
a. 10-18 jaar
b. 10-20 jaar
c. 12-18 jaar
d. 12-20 jaar
4. Foreclosure en Moratorium zijn belangrijke begrippen als het aankomt op vormen
van identiteitsontwikkeling. Moratorium betekent:
a. Een adolescent die zelfbeeld op een negatieve creëert
b. Een adolescent die moeite heeft met autoriteit en gezag
c. Een adolescent die zoekende is naar het eigen gedrag en zit met conflicten en
angst
d. Een adolescent die zit met gezag en autoriteit en dat totaal niet waardeert.
5. Identy achievment is:
a. Een adolescent die in staat is om eigen keuzes te maken en zijn/haar
verantwoordelijkheden neemt om een relatie op te bouwen met mensen in de
omgeving
b. Een adolescent die in staat is om aansluiting te vinden bij een groep die zich vijandig
opstelt waardoor hij een rol probeert aan te nemen in de samenleving
c. Een adolescent met een negatief zelfbeeld waarbij saamhorigheid en verbondenheid
niet van toepassing is
d. Een adolescent die verward is en niet op zijn plek zit door de factoren en contextuele
factoren
, 6. Morele ontwikkeling betekent dat:
a. De ontwikkeling van het geweten. Iemand heeft volledig moreel besef ontwikkeld
als hij goed van kwaad kan onderscheiden. Dat onderscheid kan hij bedenken,
voelen en hij kan ernaar handelen
b. De ontwikkelen van het onderbewuste. Iemand heeft volledig moreel besef
ontwikkeld als hij goed van kwaad kan onderscheiden. Dat onderscheid kan hij
bedenken, voelen en hij kan ernaar handelen
c. De ontwikkeling van het zogenoemde ‘moratorium’. Iemand heeft volledig
moreel besef ontwikkeld als hij goed van kwaad kan onderscheiden. Dat
onderscheid kan hij bedenken, voelen en hij kan ernaar handelen
7. Karel is 14 jaar en hij heeft het besef wat goed of fout is. Echter is hij het vaak niet
eens met regels die worden gehanteerd vanuit huis. In welke fase van morele
ontwikkeling volgens Kohlberg zit Karel?
a. Pre-conventioneel staduim
b. Conventioneel stadium
c. Post conventioneel stadium
d. Post conventioneel en pre-conventioneel want hij is 14 jaar, dat zit tussen die twee
termen.
8. Welke bewerking is juist?
a. De sociale leertheorie: gaat uit van de gedachte dat kinderen het gewenste rolgedrag
overnemen door imitatie van voor hen belangrijke modellen als ouders,
mediamodellen, leraren en idolen.
b. Modelleren gaat ervan uit dat wanneer gedrag beloond wordt, het optreden van dit
gedrag in een volgende gelijksoortige situatie waarschijnlijker
c. Cognitieve benadering: staat het verwerven van kennis over zichzelf centraal.
9. Socialisatie betekent:
a. het besef man-vrouw of homo, bi, hetero seksueel te zijn.
b. Wie jij bent en wie je denkt dat je bent. Wat is jou ware ik.
c. de invloed die de sociale omgeving uitoefent zodat iemand zich de normen,
waarden en gedragspatronen van de samenleving eigen gaat maken.
Themadag 2:
10. Motivatie is belangrijk. Volgens de theorie is het de motor van het leerproces. Daarbij
onderscheid KOLB vier soorten leerstijlen. Dit zijn:
a. Denker, doener, dromer, bepaler
b. Denker, doener, dromer, kenner
c. Denker, doener, dromer beslisser
d. Denker, kenner, dromer, beslisser
, 11. Een dromer is iemand die:
a. Het beste leert door te kijken en te analyseren hoe iets werkt
b. Het beste leert door direct aan de slag te gaan
c. Het beste leert door vooral vragen te stellen en te kijken vanuit verschillende
invalshoeken.
d. Het beste leert door na te denken hoe iets in de praktijk werkt en hierop na te
denken wat de opdracht nu concreet inhoudt.
12. de drie psychologische basisbehoeften van leerlingen zijn:
a. Autonomie, relatie en competentie
b. Autonomie, relatie en inzet
c. Autonomie, relatie en intrinsieke motivatie
d. Autonomie, competentie en motivatie.
13. Pygmalion effect is:
a. Positieve verwachtingen zorgen voor positieve uitkomsten, dat is het effect van
pygmalion.
b. Demotivatie zorgt voor bewustzijn en dat zorgt voor pygamilion effect.
c. Intrinsieke motivatie zorgt voor geloof in eigen kennis en kunde, wat positief
bijdraagt aan pygmalioneffect.
d. Pygamilioneffect gaat over de verwachtingXBeloningXwaarde.
14. Welke leeromgeving behoort niet tot een leeromgeving volgens de theorie:
a. Controlerende leeromgeving
b. Weinig-eisende leeromgeving
c. Veeleisende leeromgeving
d. Permissieve leeromgeving
15. Baris is een gemotiveerde leerling en woont in Eindhoven. Hij merkt op zat hij het fijn
vindt om in een fijne werkomgeving te zijn waarbij hij veel vrijheid krijgt zonder dat
er duidelijke afspraken worden gemaakt. Dit zorgt namelijk dat hij geen concrete
doelen heeft gesteld en dat vindt Baris vaak prima. Hij denkt vaak: leren uit directe
ervaring in een fijne omgeving is belangrijker dat een omgeving waar je weinig
autonomie hebt. In welke leeromgeving bevindt Baris zich?
a. Motiverende leeromgeving
b. Controlerende leeromgeving
c. Weinig-eisende leeromgeving
d. Permissieve leeromgeving
16. Wat behoort niet tot structuurondersteuning:
a. Het geven van betekenisvolle uitleg
b. Het gebruiken van informatieve taal
c. Het bieden van betekenisvolle keuzes met structuur
d. Het verplaatsen in de docent
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller barişdemirel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.82. You're not tied to anything after your purchase.