Nederlands taalkunde samenvatting
Hoofdstuk 2 – Taalvariatie
2.1. Taalkunde onderzoekt talige verschillen binnen één taalgemeenschap en de
oorzaken daarvan.
Taalgemeenschap: verschil in uitspraak (klank), keuze woorden, syntaxis.
Dialectologie: taalverschillen/dialecten gebonden aan een gebied/regio.
Positie in de maatschappij – sociolect (klasse, leeftijd, sekse/gender, groep,
situatie), relatie tussen taal en maatschappij: Sociolinguïstiek.
Standaardtaal: ABN in Nederland. Dit is ook een dialect.
Talen kennen een vloeiende overgang
Dialectsprekers behoren tot een bepaalde standaardtaal o.b.v. politieke,
staatkundige of persoonlijke motieven.
Dialecten zijn geen gelijksoortige eenheden
Het is moeilijk te bepalen welke taalvormen tot bepaalde taalvariëteit behoren
Sommige verschijnselen komen voor bij verschillende taalvariëteiten
‘Dialect’ is een werkbegrip
Standaardtaal is een dialect
Standaardnederlands o.b.v. Amsterdams 17e eeuw
Een dialect is een volwaardige taal
2.2. Een sociolect is de taal die gesproken wordt door een bepaalde groep o.b.v.
de positie in de maatschappij. Je praat anders tegen de koning dan tegen je
buurvrouw.
Een idiolect is het persoonlijke taalgebruik van een individu. Bijvoorbeeld slissen.
Een taalvariëteit wekt associaties op: taalattitude: betekend dat er mensen zijn
die mensen met een dialect boer noemen.
Uit onderzoek blijkt dat er een verband is tussen dialect spreken en
opleidingsgraad/ inkomenspositie. Vaak spreken mensen met een lage opleiding
een dialect.
Taal varieert mee met sociale verdeling o.b.v. verschillende criteria.
Labov (Amerikaanse taalkundige) Vier spreekstijlen afhankelijk van mate van
aandacht: dagelijkse omgangstaal, interview, voorlezen, woorden oplezen.
Graduele verschillen taalgebruik mannen en vrouwen: vrouwen meestal netter,
meer richting standaardtaal.
Verklaringen: contact (buitenshuis werken en dus meer andere talen oppikken),
status (mannen hogere functies/status), voorbeeld kinderen (moeders standaard
NL praten rondom kinderen), plat = stoer (plat = mannelijkheid).
Spreekstijl:
Man: veel, lang, vallen in de rede, bepalen onderwerp, directer
Vrouw: minder veel, minder lang, meer acceptatie, bepalen minder onderwerp,
luisteren meer, voorzichtiger
Toonhoogte
Niet fysiologisch!
Man: Laag: groot, sterk, onafhankelijk, arrogant
Vrouw: Hoog: klein, zwak, afhankelijk, bescheiden
Woordgebruik:
Man: Moeilijk woorden, jargon, moeilijke constructies, schelden
2.3. Poldernederlands: uitspraakvariant van de standaardtaal. Koud wordt kaaut.
Verlaagde of ‘wijde’ uitspraak van diftongen ei/ij, uit, au/ou
- makkelijker te articuleren + makkelijker waar te nemen
Stroop: breuk!
- taal die vooral gesproken wordt door jonge ontwikkelde vrouwen
- ABN gaat verdwijnen
Van der Horst
- Poldernederlands is plat
- ABN verspreidt zich, maar de norm verbreedt zich
Diftongen: een klinker waarvan de kwaliteit gedurende de articulatie verandert.
2.4. Groepstaal: taal die een groep als eenheid vormt. Bijvoorbeeld jongerentaal:
verschil in sociolect (leeftijd).
veel verschillende soorten in de jongerentaal
- meestal verandering van betekenis van bestaande woorden en uitdrukkingen
- taalgebruik verandert snel
- emancipatie jongeren → eigen leefwereld → eigen taal = jargon (door
identificatie bij een groep proberen te passen dus bijvoorbeeld jongerentaal )
- Onderwijs → peer group (groep van zelfde leeftijd) → identificatie
- zorg: taalverloedering → taalstijl = register. Van welk register je gebruik maakt
hangt af van de situatie. Bij een sms gebruik je chattaal, bij een sollicitatie
gesprek gebruik je ABN.
Straattaal: (vooral bij informele interacties)
- Specifieke jongerentaal van meertaligen in de grote steden
- Hoofdkenmerken:
Tussentaal (‘de’ woorden, het als lidwoord geven)
Woorden uit andere talen (kech/puta)
- Codewisseling = tweetalig zijn en wisselen van de talen.
- Taalverandering door straattaal?
! Het lidwoord ‘het’ verdwijnt, alle het woorden krijgen nu ‘de’
! Attributief gebruikt adjectief + e (het woorden)
Door generatie op generatie taal door te brengen wordt ook
straattaal/jongerentaal later een gewone taal.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottedebruin3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.