100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Testtheorie Samenvatting H2-9 $3.78   Add to cart

Summary

Testtheorie Samenvatting H2-9

1 review
 356 views  22 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van Hoofdstuk 2 t/m 9 uit het boek Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen. Auteurs: Drenth&Sijtsma

Last document update: 8 year ago

Preview 5 out of 59  pages

  • No
  • H2 t/m 9
  • April 4, 2016
  • April 7, 2016
  • 59
  • 2015/2016
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: indiravaessen • 7 year ago

Translated by Google

Clear summary, at first glance, it seems like all the important aspects are in it. Also nice that the important things are emphasized in the document!

avatar-seller
Testtheorie Samenvatting
Hoofdstuk 2 Definities, kenmerken en toepassingen van de test
2.1. Wat is een test

In het algemeen komt men in een verantwoorde en gepubliceerde test de volgende onderdelen
tegen:

- Testmateriaal: kan uit van alles bestaan: opgavenboekje, spelmateriaal e.d.
- Testformulieren: hierop worden de antwoorden, reacties op gedragsgegevens verzameld.
- Testhandleiding: komen de volgende vier onderwerpen in aan de orde:
 Een exacte testinstructie: al datgene wat betrekking heeft op de gang van zaken tijdens
het testonderzoek.
 De verwerkingsprocedure: richtlijnen voor toekenning van numerieke scores aan
antwoorden, antwoordsleutel en wat te doen bij niet beantwoorde vragen
 De normtabellen: om scores te kunnen vergelijken met een norm
 Bespreking van wetenschappelijke kwaliteiten van de test: indicatie van betrouwbaarheid
en validiteit.

De bedoeling van het testonderzoek is het doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie
of beschrijving met betrekking tot het onderzochte individu behelst. Het gaat vrijwel altijd om een
vergelijking met andere mensen. Een psychologische test: een systematisch onderzoek van gedrag
met behulp van speciaal geselecteerde vragen of opgaven, met de bedoeling inzicht te krijgen in een
psychologisch kenmerk van de onderzochte in vergelijking met anderen.

Kenmerken van een test: BOSVEN (= ezelsbruggetje)

- Betrouwbaarheid

De meetresultaten moeten herhaalbaar zijn (in Hoofdstuk 6 komt dit weer aan de orde)

- Objectiviteit

Onafhankelijkheid van storende invloeden vanuit persoon van waarnemer, beoordelaar of
interpretator. Het resultaat van het onderzoek is onafhankelijk van wie de test afneemt of uitwerkt.
Deze objectiviteit impliceert openheid en reproduceerbaarheid van test en evaluatieprocedure.
Omdat er vaak sprake is van enige subjectiviteit is is er een maat nodig om objectiviteit te bepalen.
De mate van overeenstemming tussen verschillende beoordelaars kan uitgedrukt worden in de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Welke statistische maat hiervoor wordt gebruikt hangt af van de
soort gegevens die de beoordelaars produceren:

- Rangorde  rangcorrelatie: Spearmans rangcorrelatie of kendalls tau
- Overeenstemming tussen grotere aantallen beoordelaars: Kendalls ‘coefficient of
concordance’ W
- Wanneer beoordelaars niet alleen een rangorde, maar ook de afstand tussen die rangorde
betekenis heeft product-momentcorrelatie
- Overeenstemming tussen categorisch meetniveau: Kappa (zie vb boek, p. 40,41)

Ook bij observatietest en projectietest een verantwoorde mate van objectiviteit te bereiken. Door
bijvoorbeeld het oordeel zoveel mogelijk te baseren op waarneembaar gedrag in plaats van op
interpretatie van gedrag.

1

,Hoe groter de inbreng van de beoordelaar in het proces van verwerken van testgegevens, hoe groter
de kans op een subjectieve beïnvloeding van dit proces. Spanningsveld is dat een niet subjectieve
verwerking vaak een grotere relevantie lijkt te hebben. Een exact voorgeschreven
verwerkingsprocedure kan helpen voor een objectievere uitkomst.

Bij een echt objectieve verwerking van testgegevens zijn geen andere belangen van invloed.



- Standaardisatie

Een van de noodzakelijkste voorwaarden voor een test. Om iets te kunnen zeggen over de
testprestatie moet deze vergelijkbaar zijn met prestaties van anderen. De situaties waarin
onderzocht worden moet voor voor betrokkenen hetzelfde zijn. Dit kan door standaardisatie:
condities en invloeden die op de testprestaties kunnen inwerken zo veel mogelijk standaardiseren.
Gelijke procedure van afneming, testmateriaal, instructie, oefenvoorbeelden, tijdlimieten en
verwerkingsregels.

- Validiteit

Van een goede test is de psychologische betekenis bekend. Men weet naar welke eigenschap van de
persoon de test verwijst en alternatieve verklaringen zijn in wetenschappelijk onderzoek voldoende
weerlegd. Er is geen (sterk) verschil van mening mogelijk over de interpretatie en de betekenis van
de test prestatie. Het praktisch voorspellend gebruik van de test moet vervolgens altijd gebaseerd
zijn op empirisch onderzoek, waarin veronderstelde samenhang is aangetoond. (In hoofdstuk 8 komt
dit weer aan de orde)

- Efficiëntie:

Een test moet efficiënt zijn. Een intelligentietest is vaak efficiënter dan wachten tot zich gedrag
voordoet waaruit intelligentie af te leiden is.

- Normering:

De eis van vergelijkbaarheid van testprestaties houdt nog een tweede consequentie in. Wil men
intelligentie van A vergelijken met B, dan moet men in elk geval de afstand tussen A en B zo exact
mogelijk schatten. Exactheid stelt de beoordelaar in staat kleine verschillen vast te stellen. Het
vaststellen van een rangorde is de eenvoudigste vorm van normering. Benadering met een
normaalverdeling doet men doorgaans als de steekproef uit een normaal verdeelde populatie
afkomstig is en men steekproeffouten wil ‘gladstrijken.’ Het kiezen van nieuwe verdelingskenmerken
(zoals gemiddelde en spreiding, doet men om een handige schaal te krijgen.
In een enkel geval kan men volstaan met ongenormeerde tests, bijv bij experimenteel onderzoek
waarin een relatie wordt nagegaan tussen een test en een andere variabele, of in situaties waarin
slechts binnen de onderzochte groep beslissingen moeten worden genomen, zodat een rangorde
volstaat (bijv: selectie van de beste tien)

2.2. Meten van eigenschappen door middel van test

In de opvatting van Stevens is er sprake van meten zodra getallen volgens een consistente procedure
aan objecten worden toegekend. Dit leidt tot vier bekende meetniveau’s:

- Nominale schaal: categorieën waar geen ordening in zit. Er kan wel een getal ter identificatie
toegekend worden. Bijv. groepen dyslectici, concentratieproblemen en normaal


2

, - Ordinale schaal: wordt gekenmerkt door het begrip rangorde. Er is altijd sprake van meer of
minder. Getallen worden hier gebruikt om categorieën of objecten te ordenen. Bijv. meer of
minder intelligent.
- Intervalschaal: De afstanden tussen de verschillende rangordeningen hebben betekenis.
Geen absoluut, maar arbitrair nulpunt. Bijv. Celsius.
- Verhoudingsschaal: deze schaal heeft niet alleen eenheden waarmee afstanden kunnen
worden aangegeven zoals de intervalschaal, maar bovendien is het nulpunt absoluut.
Hierdoor zijn alle rekenkundige bewerkingen toegestaan. Bijv. lengte en gewicht.

2.2.2. Opvattingen over meten

Heel veel fysische eigenschappen, net als psychologische zijn iet direct observeerbaar. Wat in de
fysica beter lukt dan in de psychologie is via experimenten de relaties tussen objecten met
betrekking tot een eigenschap met een zeer grote mate van exactheid en repliceerbaarheid
verhelderen, zodat met voor die eigenschap een bruikbare schaal kan kiezen. In de psychologie zijn
begrippen vaak abstracter en gedrag is minder goed te manipuleren, wat resulteert in hooguit
zwakke verbanden die gevonden worden. Hierdoor zijn de vele theorieën naast elkaar te begrijpen.

Operationalisme: intelligentie is datgene wat de test meet, losgezogen van psychologische
theorievorming. Deze zienswijze is onjuist. Theorieën worden bevorderd door het gebruik van valide
meetinstrumenten. Maar ondanks het kritiek op het operationalisme van Stevens is zijn indeling in
schaaltypen buitengewoon bruikbaar, want het wijst erop dat men weliswaar alles met getallen kan
doen, maar dat de betekenis van de getallen bepaalt welke bewerkingen erop zijn toegestaan.

2.2.3. De gangbare procedure voor het meten van psychologische eigenschappen

We gaan er in dit boek uit dat psychologische eigenschappen ondersteund worden door theorieën.
Intelligentie is niet datgene wat de test meet, maar de test is ene meer of minder geslaagde poging
om van deze eigenschap een goede schatting te maken. Het toekennen van scores is nog geen
meten. In feite is er alleen sprake van een telling. Men kan pas van meten spreken als vanuit dit
getelde aantal een conclusie volgt over de eigenschap in kwestie. De stappen om te komen tot een
meting:

- Identificatie van de te meten eigenschap: de theorie omtrent deze eigenschap wordt in
kaart gebracht. Soms zijn er meerdere theorieën. Wat vaak voorkomt is dat de theorieën
maar matig ontwikkeld zijn. Het grootste probleem vormt de categorie van eigenschappen
met een theoretisch onduidelijk of dubieus karakter.
- Operationalisering van de eigenschap: specificatie van de eigenschap die nodig is om de
eigenschap te kunnen meten. Dit is nodig omdat psychologische eigenschappen n iet direct
waarneembaar zijn in gedrag: ze zijn hypothetische en hebben een surplus betekenis die de
operationalisering te boven gaat. Afbakenen van gedragsdomein en ontwikkelen van items:
o Uitspraken: ‘ik ben graag alleen.’
o Taken ‘vind de juiste route in het doolhof’
o Vragen: ‘wat is het juiste antwoord?’
- Onderzoek en kwantificering van reacties: de kwantificering van de gegevens die personen
hebben ingevuld in de test bestaat uit dat aan reacties met een hogere categorieën een
hogere nummerieke waarde wordt toegekend. Aangenomen dat een hogere score een
hogere score op de eigenschap is. Cruciaal is hier nu dat het gaat om een hypothese die bij
nadere toetsing juist of onjuist kan zijn. Dit wordt bepaald met een statistisch testmodel. (zie
h6 en h7).


3

, - Terugkoppeling naar de theorie: blijkt de uitkomst inderdaad aan te geven dat de test de
bedoelde eigenschap meet dan is er aanvullende evidentie gevonden voor de theorie van de
achterliggende eigenschap. Ook niet succesvolle of anders dan verwacht verlopen
testconstructie dragen bij aan theorievorming.

Represenatiotnal measurement: gaat ervan uit dat er alleen sprake kan zijn van meting, indien de
formele relaties tussen meetwaarden (testscores) overeenkomen met de relaties die er in empirie
bestaan tussen objecten waarover die meetwaarden iets zeggen. Een directe waarneembaarheid van
eigenschappen en relaties wordt in de psychologie zelden aangetroffen, daar gaat men er juist vanuit
dat een eigenschap een hypothetisch begrip is.

2.3. Definitie van een test

“Een test is een systematische classificatie of meetprocedure, waarbij het mogelijk is een uitspraak te
doen over een of meer empirisch-theoretisch gefundeerde eigenschappen van de onderzochte of
over specifiek niet-testgedrag, door uit te gaan van een objectieve verwerking van reacties van
hem/haar, in vergelijking tot die van anderen, op een aantal gestandaardiseerde, zorgvuldig gekozen
stimuli.”

2.4. Toepassingsmogelijkheden

Er zijn drie mogelijkheden om psychologische test toe te passen: het doen van uitspraken over een
individu, groepen van mensen en situaties en methoden.

2.4.1. Beoordeling van individuen

Ten eerste is er de situatie waarin voorspellingen worden gedaan over een in de toekomst gelegen
prestatie (criterium). Het al dan niet voltooien van een training, studie, het al dan niet voldoen in een
functie. Als de prestaties van de test een relatie blijkt te vertonen met dit criteriumgedrag dan kan de
test als voorspelling gebruikt worden voor mogelijk succes in een opleiding of beroep. Dit kan helpen
bij het nemen van een beslissing

Ten tweede kan er sprake zijn van een keuzemogelijkheid tussen tenminste twee opties. De opties
kunnen qua niveau verschillen, maar kunnen ook kwalitatief verschillen van elkaar. In deze gevallen
moet de test niet alleen correleren met de criteria maar moet er ook een differentiatie tussen de
verschillende alternatieven mogelijk zijn. (bijv. diverse profielen in VWO kan niet worden getest met
een algemene intelligentietest)

Ten derde noemen we het geval dat men wil weten wat de zwakke en sterke kanten van een
kandidaat zijn, of in welke gebieden een kandidaat meer of minder is geïnteresseerd. De scores
worden onderling vergeleken en niet met een externe norm. (ipsatieve scores): het gaat om de
onderlinge verhouding.

Ten vierde kan resultaat van dezelfde persoon vergeleken worden met resultaat dat diezelfde
persoon eerder of later behaalde: longitudinaal onderzoek.

De vijfde situatie betreft die waarin gevraagd wordt om een beschrijving van een onderzochte, deze
doet zich vooral voor bij individueel onderzoek, waarbij een diagnostische team een psycholoog
vraagt om van een patiënt een beschrijving van gedrag te geven.

Ten slotte kan het individueel gebruik van een psychologische test een niet-directieve vorm van
therapie, counseling betreffen: samen met de cliënt bewust maken en analyseren van probleem.

2.4.2. Beoordeling van groepen

4

, Gedacht kan worden naar intelligentieverschillen tussen verschillende bevolkingsgroepen.
Onderzoek naar groepsverschillen in intelligentie, persoonlijkheid en andere psychologische
kenmerken vormt het centrale thema in de psychologische subdiscipline ‘cross-culturele
psychologie’ Onderzoek naar groepsverschillen is noodzakelijk voor individuele diagnostiek.

2.4.3 Beoordeling van invloed van situaties en methoden

Onderzoek van groepsverschillen is ook nodig in het kader van beoordeling van methoden (bijv.
behandeling, opleiding, beïnvloeding) en van situaties (bijv. stress, leiderschap). Om te ontdekken
welke procedure effectiever is zal men groepen aan een experiment moeten onderwerpen.

Averechse diagnostiek: wanneer een test met een criterium correleert, men van deze correlatie niet
alleen gebruik kan maken door voorspellingen te doen over e kansen op criteriumsucces, maar dat
deze correlatie evenzeer een licht werpt op het criterium zelf. Bijv. docent krijgt door schooltoetsen
ook inzicht in zijn eigen functioneren.

Hoofdstuk 3. Indelingen, onderscheidingen, begrippen
Twee doelstellingen van een indeling van een test:

- Lezer krijgt een systematisch overzicht van beschikbare soorten van tests en
testmethodieken.
- Het overzicht biedt een mogelijkheid om diverse veelgebruikte begrippen uit de
testpsychologie op een meer coherente wijze aan de orde te stellen dan doormiddel van
opsommingen en hun betekenis

3.1. Indeling naar testgedrag

Bijna altijd gaat met uit van een indeling van test op basis van testgedrag. Echter er kan ook
uitgegaan worden van gebruiksdoel of meetpretentie van de test. Nadeel daarvan is dat voor
dezelfde test in andere situaties andere doelen en dus meetpretenties bestaan. Ook sluit het niet aan
bij gangbare indelingen. Een indeling op gedrag heeft als probleem dat het niet altijd duidelijk is in
welke categorie een psychologische eigenschap thuishoort.

Het belangrijkste onderscheid in test is dast tussen test voor prestatieniveau en tests voor
gedragswijze. Bij test op prestatieniveau wordt van een persoon een maximale prestatie gevraagd
(goed of foute antwoorden). Bij tests voor gedragswijze is niet een vooraf bekende goed/fout sleutel
bekend. Het gaat niet om maximale prestatie. Bij gedragswijze is er geen sprake van een proeve van
bekwaamheid dus wordt er vaak gesproken over ‘vragenlijst’.

3.1.1. Test voor prestatieniveau

Overzicht (figuur 3.1)

Enkelvoudige algemene niveautests (general ability tests): dit is een test die een enkele indicatie van
intelligentie meet, dus niet diverse dimensies van intelligentie. Drie deelcategorieën:

- Individuele ontwikkelingstest: de intelligentietestscore wordt meestal vergeleken met de
score van leeftijdsgenoten. (WISC, RAKIT) Vaak gebruikt om te kijken of kinderen zich
‘normaal’ ontwikkelen.
- Individuele intelligentietest voor volwassenen. vaststellen van intelligentieniveau als
intelligentie min of meer volgroeid is. Na de leeftijd 15-17 jaar heeft intelligentie de neiging
te stabiliseren. (Teman-Merill, WAIS, GIT)


5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jankereitsma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.78  22x  sold
  • (1)
  Add to cart