9 Kinderen die te maken hebben met Handboek jeugdhulpverlening: H.9 62
het jeugdstrafrecht
10 Kinderen die te maken hebben met Handboek jeugdhulpverlening: H.10 71
verwaarlozing en mishandeling
11 Kinderen die gevlucht zijn Handboek jeugdhulpverlening: H.11 80
(en afsluiting)
,College 1: Inleiding gedrags- en emotionele problemen
Handboek jeugdhulpverlening: Inleiding
● Problematische opvoedingssituaties = opvoedingssituatie waarbij opvoeders en/of buitenstaanders
menen dat ontwikkeling kind/jongere als gevolg van opvoeding wordt geschaad en/of dat opvoeding niet
resulteert in bereiken van gewenste opvoedingsdoelen en wordt door opvoeder en/of buitenstaander als
probleem ervaren
○ Intern gedefinieerde problematische opvoedingssituatie -> vanuit opvoeder
○ Extern gedefinieerde problematische opvoedingssituatie -> vanuit buitenstaander
● Problematische opvoedingssituatie kan zowel gevolg zijn van (1) hoe opvoeders opvoeden, (2)
kenmerken van kind, ouder, of bredere maatschappelijke context en (3) interactie tussen beide
○ Primaire opvoedingsproblemen = opvoeder slaagt er moeilijk in om pedagogische vraag van
kind goed in te schatten of opvoeding die kind nodig heeft te realiseren
○ Secundaire opvoedingsproblemen = handelingsverlegenheid opvoeder (mede) het gevolg van
kenmerken van kind, opvoeder of context:
■ Kenmerken kind: individuele beperkingen op vlak van ontwikkeling, functioneren,
leren of gedrag
■ Kenmerken ouder: mogelijk door individuele psychische problematiek eigen
wensen/verlangen boven noden van kind(al dan niet uit onkunde en onwetendheid)
■ Kenmerken bredere maatschappelijke context: sommige ouders afkomstig uit andere
cultuur gebruiken andere waarden/normen
■ -> verschillende factoren beïnvloeden elkaar wederzijds
● Kenmerken ouder en wijze waarop deze omgaat met kind en evt. beperkingen belangrijke bijdrage aan
problematische opvoedingssituatie -> breuk in afstemming tussen pedagogische vraag kind en
pedagogisch aanbod opvoeder
● Problemen bij kinderen/jongeren niet als individuele problematiek benaderd, maar vanuit pedagogisch
perspectief dat interactioneel en ecologisch van aard is
○ Orthopedagogen werken met multifactoriële bio-psycho-sociale verklaringsmodellen
Handboek jeugdhulpverlening H.1: Emotionele- en gedragsproblemen
1.2 Wat zijn gedrags- en emotionele problemen?
● Kinderen met gedrags- en emotionele problemen = overkoepelende beschrijvende term voor alle
kinderen die zich zichtbaar ongewoon/abnormaal gedragen of die zichtbaar ongewone/abnormale
emoties vertonen -> dat afgezien van de ernst, oorzaak of context van gedrag/emotie
○ Ook kinderen met (functionele) lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard kunnen
worden door lichamelijke ziekte
● Onderscheid:
○ :Lichte, tijdelijke problemen
■ Reactie op nieuwe situaties
■ Slechts in bepaalde situaties/personen
■ Leeftijds- of fasegebonden
○ Ernstige problemen
■ Langdurig of blijvend
■ In combinatie met andere problemen
■ Ernstig lijden tot gevolg hebben bij kind en/of directe omgeving
● Gedrag/emoties als problematisch benoemen -> men dient rekening te houden met:
○ Ontwikkelingsperspectief: gedrag/emoties die op ene leeftijd nog adequaat/aangepast worden
genoemd, zijn dat op andere leeftijden niet meer -> beoordeling probleemgedrag vereist zeer
grote kennis van normale ontwikkeling van kinderen
○ Continuümgedachte: gedragingen/emoties kunnen op continuüm worden geplaatst naargelang
onder meer ernst, intensiteit en chroniciteit -> kinderen met gedrags- en emotionele problemen
vertonen gedragingen/emoties frequenter, intenser, langduriger en in verschillende situaties
○ Context: bij beoordeling moet men uitzoeken of problemen zich in één of meerdere contexten
voordoen
○ Informant: wie geeft aan dat kind problemen manifesteert?
1.3 Classificatie van gedrags- en emotionele problemen
1
, ● Classificatie = het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties
○ Classificatie ≠ diagnose
● Diagnose = zoeken naar inzicht in individuele problematiek van kind -> niet alleen problemen
benoemen, maar ook uitzoeken hoe ze zijn ontstaan en/of in stand worden gehouden, hoe ze
behandeld kunnen worden en wat de prognose is
● Twee soorten classificatiesystemen
○ Klinisch-psychiatrische classificatiesystemen
■ Psychiatrische stoornissen als onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten
beschouwd -> voor elke psychiatrische stoornis diagnostische en
differentiaal-diagnostische criteria vastgelegd
■ DSM-systeem (Diagnostic and statistical manual of mental disorders)
■ International Classification of Diseases (ICD)
■ ICF-systeem (International Classification of Functioning, Disability and Health) -> legt
nadruk op functioneren en participeren van personen met stoornis of aandoening als
gevolg van uitwisseling tussen persoonsgebonden en omgevingsgebonden
kenmerken
■ Kritiek: ‘alles-of-niets’ karakter, niet duidelijk of gehanteerde stoornis categorieën
valide zijn in andere culturen
○ Empirisch-statistische classificatiesystemen
■ Systemen steunen op uitkomsten multivariate analyses op gegevens die werden
verzameld in grote steekproeven van kinderen
■ Achenbach System of Empirically Based Assessment (ASEBA) -> vragenlijsten:
● Child Behavior Checklist (ABCL)
● Teacher Report Form (TRF)
● Youth Self-Report (YSR)
■ 8 syndroomschalen -> voor 6 tot 18 jarigen:
● Teruggetrokken/Depressief
● Lichamelijke klachten
● Angstig/Depressief
● Sociale problemen
● Denkproblemen
● Aandachtsproblemen
● Normafwijkend gedrag
● Agressief gedrag
■ -> Eerste drie = internaliserend probleemgedrag (= probleemgedragingen waarvan in
eerste instantie het kind zelf last heeft)
■ -> Laatste twee = externaliserend probleemgedrag (= probleemgedragingen kinderen
die in eerste instantie storend zijn voor omgeving)
■ Totale probleemscore kan berekend worden
■ ASEBA-systeem is dimensionaal classificatiesysteem -> ieder syndroom beschouwd
als continuüm, vanaf bepaalde score spreekt met van ernstig afwijkende problemen
1.4 Epidemiologisch onderzoek naar gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren
● Epidemiologie = systematische studie naar prevalentie en verspreiding van ziekte of toestand in
bepaalde bevolkingsgroepen, alsook naar factoren die het voorkomen en de verspreiding beïnvloeden
○ Ong. 10% opgroeiende kinderen op enig moment in leven met ernstige problemen gekampt die
professionele zorg behoefden
○ Nauwe samenhang met bepaalde demografische variabelen: geslacht, leeftijd, SES gezin
○ Prevalentiecijfers bij jongens hoger dan bij meisjes -> geschat 2:1
■ Jongens tonen vaak kwalitatief andere problemen dan meisjes -> meer
externaliserende problemen
● Kunnen worden toegeschreven aan: biologisch-genetische invloeden,
maturatie en socialisatieprocessen
○ Leeftijdsverschillen geen betrekking op prevalentie, wel op aard gedragsproblemen
■ Sommige externaliserende problemen en infantiele gedragingen nemen af
■ Psychosomatische klachten vaker gerapporteerd bij oudere kinderen
○ Prevalentie hoger bij kinderen uit zwakkere sociale milieus
2
, ■ Kinderen uit sterkere sociale milieus -> omgeving compenserende rol ten aanzien van
aanwezige biologisch-genetische invloeden
○ Meeste gedragsproblemen van kinderen vrij stabiel -> blijven aanwezig en nemen vaak in
frequentie/intensiteit toe wanneer niet tijdig wordt ingegrepen
■ >½ kinderen met gedragsproblemen gedurende meerdere jaren problemen
■ Kinderen die van jongs af probleemgedrag vertonen, minder gunstige prognose
○ Vraag of nu meer gedrags- en emotionele problemen bij kinderen voorkomen dan voorheen
dient genuanceerd te worden beantwoord
1.5 Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
● Ontwikkelingspsychopathologie = deze wetenschap gaat ervan uit dat problemen waarvoor men hulp
komt zoeken product zijn van lange voorgeschiedenis, waar verschillende factoren elkaar continu
hebben beïnvloed
● Ecologische, multifactoriële of cumulatieve risicomodellen (bijv. Bronfenbrenner) -> uitgangspunten:
○ Multicausaliteit van gedragsproblemen
○ Operationalisering in termen van risicofactoren en protectieve factoren
○ Cumulatiehhypothese
● Factoren ter verklaring van gedrags- en emotionele problemen bij kinderen -> twee basale groepen:
○ Biologische factoren
■ Uitgangspunt biologische verklaringsmodellen -> gedrag gestuurd door biologische
processen -> fouten in deze processen = ontstaan problemen
■ Gedragsgenetica = in hoeverre gedragsproblemen erfelijk zijn
● Op basis van pathofysiologische kennis verband tussen risicogen en
aanwezigheid van problemen onderzoeken
● Genoomwijde associatiestudies
● -> meestal meerdere genen betrokken, waarbij slechts bepaalde varianten
van risicogen rol spelen -> ook omgeving significante rol in termen van
fenotypische expressie en genetische overdracht (= epigenetica)
■ Neuroanatomische invalshoek =gedragsproblemen verklaren vanuit disfuncties op
niveau van structuur van de hersenen
■ Neurofunctionele invalshoek = gedragsproblemen verklaren in termen van
niet-optimale activatie van bepaalde hersenregio’s -> hersenpatronen van onder- en
overactivatie bij uitvoer bepaalde opdrachten gerelateerd aan kwaliteit prestatie
■ Neurochemische invalshoek = relatie tussen chemische processen in hersenen en
gedrag -. verstoringen in deze processen = afwijkend/problematisch gedrag
■ -> Sinds ong. 2 decennia belangrijke plaats -> vooruitgang van biologisch paradigma
bepaald door technologische ontwikkeling van beeldvormingstechnieken(fMRI, DTI,
ERP) die steeds beter spatieel en temporeel beeld hersenwerking opleveren
● Uitdaging: biologische modellen in uitwerken allesomvattende theorieën die
ook rol omgevingsinvloeden verrekenen
○ Leerervaringen
■ Aangetoond dat alle gedrag, zowel aangepast gedrag als gedrags- en emotionele
problemen, betekenisvol is en resultaat is van leerproces:
● Klassieke conditionering(Pavlov)
○ = beschrijft hoe twee gebeurtenissen die vaak samen voorkomen
aan elkaar gekoppeld, waardoor één gebeurtenis verwachting zal
oproepen dat 2de gebeurtenis ook zal plaatsvinden
○ Voorwaardelijke Prikkel (VP)
○ Onvoorwaardelijke Prikkel (OP)
● Operante conditionering(Skinner)
○ = hoe mensen leren reageren(= Reactie, R) op (betekenis van)
stimuli (S) -> discriminatieve stimulus (Sd)
■ Consequenten (reinforcing stimuli, sr) -> bekrachtiging
(Sr+) of straf (Sr-) -> gedrag bijstellen
● -> Inzicht klassieke en operante leermechanismen belangrijk voor
hulpverleners om te begrijpen hoe gedrag tot stand is gekomen/in stand
wordt gehouden
■ Leren van kinderen kan niet los worden gezien van (relationele) context waarin
kinderen betekenissen en gedrag leren
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annatermeer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.