Samenvatting Volkenrecht, vak gegeven aan de Universiteit Antwerpen in de tweede bachelor Rechten of in de master Internationale Betrekkingen en Diplomatie. Volledige uitwerking van alle colleges, samengevoegd met de fiches. Steeds duidelijke verwijzingen naar het handboek. Niet in bullet points, m...
Vrede en veiligheid ................................................................................................................................. 69
,INLEIDING
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICE (D3)
15 rechters die zetelen voor een (vaste) termijn van 7 jaar. Een arrest wordt bijgevolg bij
meerderheid (= 8 rechters) aangenomen. Rechters hebben dus de mogelijkheid om een
afwijkende mening te hebben.
Om voor het ICJ te verschijnen, moeten de betrokken partijen akkoord gaan met de
bevoegdheid van het ICJ.
De betrokken partijen kunnen preliminaire bewaren indienen: het ICJ is niet bevoegd of de
behandeling ten gronde van de zaak is juridisch niet mogelijk. De klagende partij kan het ICJ
ook vragen om voorlopende maatregelen te nemen, bv: stoppen met daden die mogelijke
schendingen van het IR verergeren, het ICJ gaat dan een voorlopig arrest vellen.
ICJ: THE GAMBIA V. MYANMAR
Gambia klaagt Myanmar aan voor het schenden van het Genocideverdrag.
Myanmar heeft preliminaire bezwaren ingediend, maar volgens Gambia is het ICJ weldegelijk
bevoegd op basis van artikel 9 Genocideverdrag: “indien je partij bent van dit verdrag, dan
aanvaard je de bevoegdheid van het ICJ” -> verdragsclausule = een manier om het ICJ
bevoegd te maken. Dus de instemming zit in het Genocideverdrag, maar Myanmar probeert
hieraan te ontsnappen.
Waarom wilt Gambia deze zaak aanspannen tegen Myanmar? Er is immer een grote
geografische afstand, een afwezigheid van handel,…
Argument 1: misbruik van de procedure
Volgens Myanmar wordt de procedure aangespannen door een IO en niet door Gambia zelf.
Het zou dus gaan om een solidariteitsactie vanwege de Islamitische landen. Belangrijke
opmerking: enkel staten kunnen een beslechtingsprocedure voor het ICJ inspannen; deze
procedure is puur interstatelijk.
Reactie ICJ: het betreft weldegelijk een klacht van Gambia zelfs. Het ICJ acht de
omstandigheden die ertoe hebben geleid een klacht neer te leggen als niet relevant. De
beweegredenen (bv: de politieke context) zijn niet relevant voor het ICJ om te oordelen of een
staat al dan niet bevoegd is om een klacht in te stellen.
Argument 2: er is geen meningsverschil tussen Gambia en Myambar.
Volgens Myanmar heeft Gambia nooit eerder gezegd dat Myanmar een genocide zou hebben
gepleegd, en dus bestaat er eigenlijk geen juridisch geschil.
Reactie ICJ: dit argument werd verworpen op basis van (1) discussies die plaatsvonden in
andere organen van de VN en (2) eerder feitenonderzoek vanwege de Mensenrechtenraad.
2
,Hieruit is gebleken dat er weldegelijk een compleet verschillende inschatting omtrent de
aansprakelijkheid aanwezig is. Volgens het ICJ bestaat er dus wél een geschil.
Argument 3: Myanmar heeft voorbehoud gemaakt bij Artikel 8 van het Genocideverdrag, maar
niet bij artikel 9.
Reactie ICJ: als Myanmar de bevoegdheid van het ICJ wilde uitsluiten, dan had het ook
voorbehoud moeten maken bij artikel 9.
Argument 4: Gambia heeft helemaal geen belang bij deze zaak
Staten moeten effectief een belang hebben opdat zij een procedure voor het ICJ kunnen
inlijven. Volgens de normale regel kan enkel een staat die schade heeft geleden een andere
staat aansprakelijk stellen voor de desbetreffende inbreuk van het internationaal recht. Geen
schade impliceert dan ook geen belang. Uitzondering op deze regel: sommige geschillen raken
het belang van alle staten en zijn daarom zo belangrijk dat de gehele internationale
gemeenschap er belang bij heeft.
Volgens een eerder arrest van het ICJ raakt het Genocideverdrag het belang van de hele
internationale gemeenschap. Dit impliceert dat, in geval van genocide, het niet noodzakelijk is
om zelf aan te tonen dat je schade hebt geleden. Deze regel maakt het ICJ echter nog niet
bevoegd. De betrokken partijen dienen nog altijd in te stemmen, hetgeen is gebeurd door het
Genocideverdrag te ondertekenen. Het ICJ neemt dus een gemeenschappelijk belang aan
van alle staten die partij zijn van het Genocideverdrag, zonder dat zij moeten aantonen dat zij
rechtstreeks betrokken zijn. De staat die effectief de gevolgen heeft gevoelgd was Bangladesh.
Volgens Myanmar kwam het dan ook aan Bangladesh toe een procedure voor het ICJ in te
stellen, maar Bangladesh heeft dit niet gedaan omdat (1) het voorbehoud van artikel 9 heeft
gemaakt en het dus de bevoegdheid van het ICJ epxliciet heeft uitgesloten en (2) omdat er
controverse woelt over Bangladesh zelf die door Myanmar medeverantwoordelijk wordt
gesteld.
Reactie ICJ: ook dit argument wordt van tafel geveegd: elke staat van het Genocideverdrag
heeft nu eenmaal belang bij de naleving van dit verdrag.
EVOLUTIE VAN HET INTERNATIONAAL RECHT
De klassieke opvatting is dat het internationaal recht interstatelijke geschillen dient op te
lossen. Maar er onstaat een veranderd perspectief: het niveau van “geschillen tussen staten
oplossen” moet overstegen worden door gemeenschappelijke belangen te verdedigen, ook
tegen staten in, bv: milieurecht.
Op die manier wordt het internationaal recht meer relevant voor non-statelijke actoren (bv: IOs,
NGOs, bedrijven,…) en bijgevolg ook voor het nationaal recht.
3
, BRONNEN
Het Hof, dat tot taak heeft de aan hem voorgelegde geschillen te beslechten overeenkomstig
het internationaal recht, doet dit met toepassing van:
• Internationale verdragen, zowel van algemene als van bijzondere aard, waarin regels
worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken staten worden
erkend;
• Internationale gewoonte, als blijk van een als recht aanvaarde algemene praktijk;
• De door de beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen;
• Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 59, rechterlijke beslissingen, alsmede
de opvattingen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende naties, als
hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregels.
GEWOONTERECHT
Gewoonterecht = ongeschreven recht
Vereist bewijs van:
• Statenpraktijk = algemeen en standvastig, de meerderheid van de staten moeten zich
zo gedragen over een bepaalde periode. Het is gebaseerd op positieve wetenschap
• Rechtsovertuiging die die statenpraktijk ondersteunt: staten handelen zo omdat ze
denken dat ze verplicht zijn
-> Hoe bewijs je dat een staat zo handelde omdat ze dacht dat het moest?
Het is recht dat in principe alle staten bindt. Je kan als staat eraan ontkomen wanneer je bij
het ontstaan van het gewoonterecht al zegt dat je niet mee doet (= persistent objector).
Blijvend belang van gewoonterecht:
• Tav staten die weinig verdragen ratificeren
• Of als een juridische kwestie niet bij verdrag is geregeld (bv: staatsimmuniteit)
• Of het toepassingsgebied van een verdrag omstreden is (bv: discussie Tadic-zaak):
was het begrip “oorlogsmisdrijf” in de verdragen van Genève over het humanitair recht
nu al dan niet van toepassing tijdens een burgeroorlog? Het gewoonterecht bood daar
een uitweg.
Verdragen:
• Geschreven recht (praktischer dan gewoonterecht)
• Staten beslissen vrij of ze instemmen met een verdrag -> een verdrag bindt enkel de
staten die hebben ingestemd
• Er zijn vele instanties in het internationaal recht die verdragen maken en die
fragmentering kan tot conflicten tussen verdragen leiden
o Oplossing: ius Cogens en algemene rechtsbeginselen
• Gedetailleerde regels zijn vastgelegd in het Verdrag van Wenen onder het
Verdragenrecht (D6)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bave. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.81. You're not tied to anything after your purchase.