Inhoud
Voermans: Het land moet bestuurd worden: Machiavelli in de polder ............................................. 2
Engeli et al.: Theoretical perspectives on morality issues................................................................... 3
Zeegers: What drives the politicization of ART in Western and Northern European countries ......... 6
Timmermans en Breeman: Morality issues in the Netherlands, coalition politics under pressure .... 8
Seeberg: The power of the loser: evidence on an agenda-setting model of opposition policy
influence ............................................................................................................................................ 11
Heine: Consensuspolitiek in Nederland: een studie naar de politieke besluitvormingscultuur in de
tweede helft van de 20e eeuw (hoofdstuk 2) .................................................................................... 13
,Voermans: Het land moet bestuurd worden: Machiavelli in de polder
De Nederlandse code voor goed openbaar bestuur, vastgesteld door BZK, weerspiegelt volgens
Voermans de Nederlandse ‘bedrijfsmatig werkende’ overheid. De code gaat ervan uit dat het bestuur
een waarde in zichzelf is. Niet afgeleid van democratie.
Een onbestuurbaar veelstromenland
Echter, het versplinterde politieke landschap dat typisch is voor Nederland maakt misschien dat een
gedragscode eigenlijk alleen hier goed past. Die fragmentatie is niet nieuw, Nederland is al eeuwen
lang een land van minderheden. Door polderen lukt het hier toch de handen ineen te slaan. Polderen
is volgens Voermans ‘een containerbegrip waarbij over een probleem net zo lang wordt
onderhandeld, afgestemd en overlegd tot er (nagenoeg) consensus is’ (dus niet de helft + 1-
doordrukken). Polderen wordt tegenwoordig vooral geassocieerd met de overlegeconomie, c.q. de
SER.
Poldercultuur
Het polderen is naast een aantal overlegstructuren ook een politieke cultuur geworden. Die politieke
cultuur is lastig te definiëren omdat die veel omvat. Hoogleraar vaderlandse geschiedenis Te Velde
omschrijft haar als ‘een institutionele structuur en een geest van vreedzaam overleg gericht op
consensus waarbij alle partijen min of meer op voet van gelijkheid betrokken zijn, niet eenzijdig een
conclusie afdwingen en (maatschappelijke) pluriformiteit pragmatisch erkennen’. Volgens Voermans
hoort hier nog bij de centrale idee van een ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’. Pragmatisch: met
bekvechten kom je niet verder.
Nederland wordt bewonderd om haar poldermodel. Het consocialisme, een politiek systeem dat
werkt op basis van redelijk overleg, compromisbereidheid, pragmatisme en respect voor
pluriformiteit, wordt aangeraden om verdeelde landen weer op te bouwen.
Polderen kan zelfs het sociale kapitaal van de samenleving laten toenemen. Sociaal kapitaal is ‘de
bereidheid mee te doen en vertrouwen hebben in de samenleving’. In Nederland is deze heel hoog,
maar wel wat onzichtbaar. Toch hebben we de lat in Nederland hoog gelegd. Het bestuur hoeft
eigenlijk niet meer dan een goede boekhouder te zijn: de rest regelt de maatschappij zelf wel. Het
neoliberalisme past bij deze houding van het bestuur, maar de afgelopen jaren hebben laten zien dat
dit kansenongelijkheid in de hand werkt. Daarom is er toch weer polderen nodig.
De prijs van polderen
De schaduwkant van polderen is de regentenmentaliteit: ‘de gedachte/het gevoel dat gezag zichzelf
legitimeert’. De houding van veel Nederlanders richting de politiek is die van scepsis en lijdelijkheid.
Nederland kent geen levende politieke cultuur. De regentenmentaliteit is ook niet nieuw: zij gaat
eeuwen terug.
De regentenmentaliteit heeft nog steeds grote invloed op de Nederlandse politieke cultuur op met
name vier terreinen:
1. Het politieke leven: politiek impliceert conflict, omdat het gaat om wie wat krijgt. Echter, in
het Nederlandse systeem wordt een oplossing zelden door conflict gevonden. Daarom
overleggen we in een betrekkelijk gesloten politieke arena. Om in Nederland iets voor elkaar
te krijgen moet je aan tafel komen te zitten en daar de subtiele gedragscodes en mores
kennen. Voor nieuwkomers is het lastig daar een plekje te bemachtigen. Voor de
Nederlander is de politiek uitbesteed.
2
, 2. De democratie: op het eerste oog lijkt de Nederlandse democratie een schoolvoorbeeld. Op
het tweede oog zie je dat de politieke elite niet houdt van de toevallige helft + 1 en huiver
heeft voor eenvoudige doorzetting van de volkswil, populisme. Voor een deel komt dit
doordat de meerderheid van vandaag de minderheid van morgen is, daarnaast is het ook een
gevolg van cultuur. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de Nederlandse Grondwet
waarin ‘het volk’ vrijwel niet genoemd wordt – in tegenstelling tot in andere landen. De
‘volksdemocratie’ (de wedloop om de populariteit) is niet verenigbaar met de
‘vertegenwoordigende democratie’: het Nederlandse bestel draagt meer zorg voor de burger
dan omgekeerd.
3. De bestuurswijze; en
4. De bestuurders: de bestuurdersmentaliteit is dat niet het volk maar de bestuurders het te
vertellen hebben. Volgens Voermans gebruiken ze ‘outputlegitimiteit’: het bestaan van de
bestuurder wordt gerechtvaardigd door het resultaat dat hij of zij bereikt. En dus niet door
het gekozen zijn (input) of de bescherming van het proces (throughput). Bestuurders
genieten een groot aanzien als ze voldoen aan de vijf ongeschreven eisen van de
polderpentameter:
i. Boven de partijen staan
ii. Principieel principeloze pragmaticus zijn
iii. Onverstoorbaar en doortastend optreden
iv. Eenvoudig en ingetogen gedragen
v. Erkenning krijgen voor en trots zijn op (pochen over) inhoudelijk gezag (d.w.z.
expertise, ervaring of andere bekwaamheid)
Besturen op basis van verdienste in plaats van formele bevoegdheid klinkt mooi, maar heeft
als risico dat bestuurders te veel in zichzelf gaan geloven. De bestuurder loopt het risico
losgezongen te raken van het systeem dat hij of zij zou moeten dienen. En dat risico neemt
toe als het bestuur belangrijker wordt, zoals nu, met de kansenongelijkheid. Het bestuur zit
nu namelijk heel dicht op de samenleving. De macht van het bestuur en de afhankelijkheid
van de burger tot het bestuur nemen toe.
Verbestuurlijking
Overal in de Westerse wereld zie je dit verschijnsel van de toenemende dominantie van regeringen
en besturen ten opzichte van parlementen of andere volksvertegenwoordigingen. Dit wordt ook wel
verbestuurlijking of gouvernementalisering genoemd. Tweede Kamerleden geven aan dit (nog) niet
zo te ervaren (in 2018), maar volgens Voermans is er sprake van een sluipend proces.
Engeli et al.: Theoretical perspectives on morality issues
In de literatuur zijn twee stromen te herkennen als het gaat om morele problemen. De eerste is de
studie van morele problemen in de context van de V.S.. De tweede, jongere stroming vergelijkt
landen met elkaar en probeert verklaringen te zoeken voor verschillen tussen landen als het gaat om
beleidskeuzes over morele problemen. Beide stromen gezamenlijk geven het fundament om de
theorie van de ‘two worlds of morality politics’ (TWMP) te gaan ontwikkelen.
Sterk punt van het Amerikaanse onderzoek is dat het morele problemen in een bredere context
onderzoekt. Maar in vergelijkend perspectief is het niet zo generaliseerbaar.
Gelijklopend met de groei in aandacht voor morele problemen in de West-Europese politiek, groeit
ook het vergelijkend onderzoek hiernaar in Europa. Dit onderzoek levert een ‘fuzzy’ beeld op. Wel
3
, laat onderzoek zien dat het bestuurlijke systeem niet direct van invloed is op de beleidsinhoud.
Kenmerken als consensus/meerderheid, federalistisch/eenheid of parlementair/presidentieel kunnen
niet verschillen verklaren. Ook de rechts-links verhouding in politieke partijen verklaart verschillen
niet, ondanks dat links vaak geassocieerd wordt met een meer permissieve houding. Daarom is het
onderzoek zich meer gaan richtingen op christendemocratische partijen en andere christelijke
actoren. De aandacht gaat ook meer uit naar het beleidsproces (welke stappen worden wanneer
gezet) in plaats van op het politieke proces. Wat de rol van religie bij morele problemen precies is,
wil de TWMP-theorie laten zien.
Theoretical framework
Om hun theorie op te bouwen gebruiken Engeli et al. kennis vanuit twee stromingen van onderzoek:
1) agenda-setting theory en 2) party conflicts and cleavages in West European party systems.
1. Theorieën rondom agendavorming: deze theorie gaat terug tot Schattschneider. Hij stelde de
vraag hoe of waarom iets het conflict der conflicten wordt. Baumgartner en Jones
onderzochten de theorie van Schattschneider empirisch. Zij komen vervolgens tot een aantal
centrale factoren van conflictdefinitie:
a. Beleidsmonopolie: een groep actoren dat een bepaald beeld van een
beleidsprobleem (frame) aanhangt. Vaak gelieerd aan een bepaalde institutie.
b. (Schattschneider’s) mobilisatie: problemen kunnen buiten het beleidsmonopolie
komen, dan komen er vaak ook nieuwe actoren, beleidsbeelden (frames) en
instituties bij.
Op basis van deze theorie kan een aantal dimensies geformuleerd worden om de
conflictdefinitie/conflictbeschrijving van een bepaald probleem te omschrijven:
1. Aandacht: de mate van politieke aandacht en eventuele veranderingen daarin
2. Constellatie van actoren: welke actoren zijn betrokken en welke positie nemen zij in
3. Probleemdefinitie/beleidsbeeld/frame: perspectief van waaruit over het probleem
gesproken wordt
4. Institutionele context: waar wordt over het probleem gepraat? In de rechtszaal, in het
parlement, door deskundigen etc?
Vervolgvraag is dan: wat veroorzaakt verschillen in conflictdefinitie en welke beleidseffecten
ontstaan door deze verschillen? Onderzoek naar agendavorming geeft vaker antwoord op de
laatste vraag dan op de eerste. Desondanks vinden Engeli et al. goed dat de theorie ook
aandacht heeft voor verschillende kenmerken het probleem. Dat is op z’n minst een factor
die verschillen in beleidsuitkomsten kan verklaren.
2. Partijpolitieke kloven en conflictdefinitie: de theorie van agendavorming vergeet om te kijken
naar oorzaken van verschillen in probleemdefinitie. Politieke partijen spelen daar een
belangrijke rol in. De zogenaamde ‘kloof-literatuur’ onderzoekt dit. Bij morele problemen
denk je al gauw aan de kloof tussen religieus en seculier vanwege de aard van dit soort
problemen.
Onderzoek richt zich op het ontstaan en de ontwikkeling van christendemocratische partijen.
Vaak speelden vragen zoals ‘wie gaat er over onderwijs, de staat of de kerk?’ een rol.
Christen-democratische partijen zijn zo ontstaan en spelen in sommige landen een
belangrijke rol in coalitievormingen. Met de toenemende secularisering was het voor
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xsuzannaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.