Hier heb ik een samenvatting die ik heb gemaakt van alle examenstof die ik moest leren voor scheikunde. ik heb dit begrijpelijk proberen te maken voor jou!
Onzuivere stof: mengsel van meerdere zuivere stoffen
Kraanwater, hout, brons
Zuivere stof: geen mengsel
Demiwater, ijzer, koper
Enkelvoudige stof: bestaat uit 1 atoomsoort
Samengestelde stof: bestaan uit meerdere atoomsoorten (H2O, CO2)
Molecuulformule: CO2
Structuurformule: O=C=O
Atoomnummer: aantal protonen
Atoommassa: som aantal protonen + neutronen x u
Elektronen hier niet in, omdat eigen massa te laag is (0u)
Elektronen? Massa – nummer
Relatieve atoommassa: gewogen gemiddelde van isotoopmassa’s
Molecuulmassa: som van de atoommassa’s
Ionen: geladen deeltjes
Isotopen: gelijk aantal protonen, ander aantal neutronen
Element: atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern
Verbrandingsreactie: brandstof reageert met zuurstof
Bij zwavel of stikstof ontstaat SO2 of NO2
Volledige verbranding: CO2 & H2O ontstaat
Onvolledige verbranding: CO & H2O ontstaat (giftig)
Verbrandingsreactie is altijd exotherm (kJ/mol).
Omzettingsreactie: (samengestelde) reactanten worden omgezet in
(samengestelde) producten. Herorganisatie treedt op.
Warmte is nodig of komt vrij (kJ).
Vormingsreactie: stof ontstaat uit elementen die nodig zijn om de stof te
vormen.
Endotherme of exotherme reactie kan ontstaan (kJ/mol).
Ontledingsreactie: groter molecuul wordt gesplitst in 2 of meer kleinere
moleculen.
Endotherme of exotherme reactie kan ontstaan (kJ/mol).
Oplossingsreactie: stof lost op in oplosmiddel (oplosmiddel niet in de reactie,
wel aq).
Warmte komt vrij (kJ/mol).
Fotolysereactie: stof ontleedt onder invloed van licht.
Altijd endotherme reactie (kJ/mol).
Subatomaire deeltjes: protonen, neutronen & elektronen
Belangrijke eigenschappen massa en lading
In kern van atoom zitten protonen en neutronen (fysische eigenschappen).
Rondom kern zitten elektronen (chemische eigenschappen).
Atomaire massa-eenheid = u (gelijk aan g/mol)
,Massa protonen en neutronen is allebei 1u
Massa elektronen 0u
Atomen zijn elektrisch neutraal
Ionen wel lading
Cation: positieve lading (elektronen tekort)
Anion: negatieve lading (elektronen overschot)
Bohr: elektronen bewegen in vastgestelde banen rondom de kern. Bij absorptie
van licht kan elektron naar hogere schil springen en andersom. Elektronen
bevinden zich in specifieke gebieden rondom de kern: orbitalen.
Hoe meer orbitalen, hoe makkelijker elektron ontsnapt. Explosie is zo groter
(elektron verder van de kern).
Schillen aangeduid met hoofdletters (K, L, M..)
Elektronen bevinden het liefst in laagste schil, niet mogelijk door max.
elektronen.
Aantal elektronen per schil: 2n2 (n = schilnummer)
Schil bestaat uit de sub orbitalen.
Elektronenconfiguratie: (n = schilnummer)(subschil letter) aantal e-
Alkalimetalen: groep 1 (staan e- af, worden zelf +)
Aardalkalimetalen: groep 2
Halogenen: groep 17 (nemen e- op, worden zelf -)
Edelgassen: groep 18 (gunstigste configuratie)
Inert: reageert niet met andere atomen.
Na zink tot Uranium zijn zware metalen.
Bij grotere kernlading, zijn buitenste elektronen meer in elkaar gedrukt. Dus
minder straling.
Hoe verder een elektron van de kern is, hoe makkelijker het afstaan van
elektronen.
Zouten (metaal + niet-metaal) vormen ionrooster. In zouten hebben deeltjes
lading, maar kunnen niet bewegen. Als ze gesmolten of opgelost zijn, geleiden ze
wel stroom.
De verhoudingsformule moet zorgen dat lading van zout neutraal is.
Een zout is niet vervormbaar, als bovenste laag van ionrooster een positie zou
verschuiven, komt + op + en – op – te liggen. Dit stoot elkaar af: het zal splijten
(bros).
, Ionen verkrijgen edelgasconfiguratie door het opnemen of afstaan van
elektronen, zo een volle valentieschil.
Smelt-/kookpunt: zouten bevatten sterke ionbindingen, daardoor is het
smelt-/kookpunt van deze stoffen hoog.
Stroomgeleiding: in de vaste fase kunnen ionen niet bewegen, daardoor kunnen
vaste zouten geen stroom geleiden. In vloeistoffase of opgelost kunnen ionen wel
bewegen en dus stroom geleiden.
Vervormbaarheid: als ionen in het ionrooster worden verplaatst, dan moeten de
ionbindingen worden verbroken. Zouten zijn daarom niet vervormbaar, ze zijn
bros.
Metaal is neutraal, door de positieve metaalkernen en vrije negatieve
elektronen. Metaal is vervormbaar: als bovenste laag metaalrooster een positie
verschuift, positioneren de vrije elektronen zelf.
Metaal bevindt zich in metaalrooster.
Metaalatoom verkrijgt edelgasconfiguratie door het afstaan van valentie-
elektronen aan elektronen zee.
Eigenschappen metaal:
Stroom geleiden, warmte geleiden en metaalglans.
Covalente binding bestaat uit niet-metalen. De gebonden atomen hebben
gemeenschappelijke elektronenparen.
In moleculaire stof ontstaan covalente bindingen doordat elektronen gedeeld
worden. Elk atoom denkt volle buitenste schil te hebben, en dus een
edelgasconfiguratie.
Valentie: aantal eigen elektronen (in buitenste schil)
Covalentie: aantal geleende elektronen (om edelgasconfiguratie te krijgen)
Elektronegativiteit: hoe sterk een atoom aan de bindingselektronen trekt.
Apolair (puur covalent): elektronenpaar eerlijk verdeeld, dus beiden neutraal.
Polair (covalent): elektronenpaar oneerlijk verdeeld, er is ladingverschuiving.
Apolair: ΔX < 0,4
Polair: 0,4 < ΔX < 1,8
Ionisch: ΔX > 1,8
Atoom met elektronenoverschot: δ-
Atoom met elektronentekort: δ+
Bij elektronegativiteit van 0,4 is het apolair!
Bij elektronegativiteit van 1,8 is het polair!
Lewisstructuren
1. Tel alle valentie-elektronen en de lading (- = optellen, + = aftrekken)
2. Neem het minst elektronegatieve atoom en plaats het centraal. Maak
atoombindingen naar de andere atomen.
3. Plaats de resterende elektronen op de atomen, startende met het meest
elektronegatieve atoom. Stop als het atoom voldoet aan de octetregel. Plaats
de elektronen in paren.
4. Check of alle atomen voldoen aan de octetregel. Als niet: creëer dubbele
bindingen. Als mogelijk, teken de resonanties.
5. Bepaal van elk atoom de formele lading. Formele lading: Cf = #valentie-
elektronen - #vrije elektronen - #bindingen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lotvangelderen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.