Strafvordering heeft alleen plaats bij de wet voorzien art 1 Sv = formeel legaliteitsbeginsel. Het
Nederlandse strafprocesrecht kent een gematigd accusatoir proces, aangezien de verdachte in de
beginfase object van het onderzoek is (inquisitoire), maar tijdens het onderzoek ter terechtzitting
gelijkwaardig is aan het OM (accusatoir). De verdachte wordt in dit stelsel erkend als volwaardige
procespartij, maar de rechter gaat op zoek naar de materiële waarheid en behoudt tijdens het onderzoek ter
terechtzitting zijn actieve rol art 315 jo 316 Sv
Voor de aanvang van vervolging is de verdachte degene te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden
(voldoende objectief) een redelijk vermoeden van schuld (redelijk) aan een strafbaar feit voortvloeit art 27 lid
1 Sv. Na aanvang van vervolging is de verdachte degene tegen wie de vervolging is gericht art 27 lid 2 Sv.
Redelijk vermoeden van schuld:
• Vermoeden dat betrekking heeft op schuld aan een strafbaar feit = vermoedelijk daderschap
• Vermoeden dat redelijk is = objectief gerechtvaardigd
• Vermoeden moet voortvloeien uit feiten en omstandigheden
De wijze waarop het vermoeden is ontstaan is niet van belang, zolang het maar voldoende concreet en
geïnformeerd is. Vooral in het geval van een anonieme tip: wel je best doen om vergunningen, adressen en
namen te controleren: niet zomaar aannemen —> anonieme misdaad arrest. Of er sprake is van een redelijk
vermoeden van schuld wordt bepaald aan de hand van de volgende punten:
1. Objectiveerbaar: een vermoeden is redelijk als dit voortvloeit uit feiten en omstandigheden, dus
geen subjectieve vooroordelen en gevoelens. Benoem kleuren/kentekens/merk —>
Stormsteeg-arrest
2. Individualiseerbaar: een concreet persoon aanwijzen, benoem wie: slechts ‘inzittende’ is niet
voldoende
3. Concretiseerbaar: welk strafbaar feit is er begaan? Bijvoorbeeld welke soort drugs of wat voor
soort mishandeling
Rechten van de verdachte:
• Pressieverbod art 29 lid 1 Sv: er mag geen ongeoorloofde druk op de verdachte worden uitgeoefend
tijdens het verhoor. Hieronder vallen marteling, fysiek geweld, bedreigingen en manipulatie. Onder verhoor
vallen alle vragen van opsporingsambtenaren aan een verdachte die wordt aangemerkt als persoon
betre ende diens betrokkenheid bij een strafbaar feit —> nalatige inspecteur-arrest. Dit artikel behoed de
verdachte van ongewilde medewerking
• Cautie / zwijgrecht art 29 lid 2 Sv = nemo-tenetur-beginsel. Geldt in het geval van verhoor: alle vragen
van opsporingsambtenaren aan een verdachte die wordt aangemerkt als persoon betre ende diens
betrokkenheid bij een strafbaar feit —> nalatige inspecteur-arrest. Dit artikel behoed de verdachte van
ongewilde medewerking. Consequenties van cautieverzuim: kijken naar vormverzuim. Cautie hoeft pas
gegeven te worden bij een verdenking art 27 Sv —> plastic boodschappentasje-arrest. Verklaringen die
zijn gedaan voor een verdenking kunnen gewoon als bewijs worden gebruik
• Het recht op rechtsbijstand art 28-28d Sv jo art 6 lid 3 sub c EVRM
• Het recht op vrijverkeer met de raadsman art 45 Sv. De telefoon van een advocaat mag niet
afgeluisterd worden, maar het recht op vrijverkeer is niet absoluut. Toezicht kan vereist zijn in het geval
van ontsnappingsgevaar en met het oog op de veiligheid van de advocaat
• De niet aangehouden verdachte moet worden gewezen op zijn recht op rechtsbijstand art 27c lid 2 Sv. Op
grond van art 28a Sv kan hier afstand van worden gedaan, mits de afstand vrijwillig en ondubbelzinnig is
en de verdachte op de gevolgen van die afstand is gewezen art 28c lid 2 Sv
• De verdachte mag van alle processtukken kennis nemen, vanaf het moment waarop de
strafbeschikking is uitgevaardigd of waarop de dagvaarding is betekend art 6 lid 3 sub b EVRM. Dit recht
draagt bij aan de interne openbaarheid. Art 137 Sv bepaalt dat hier ook gegevensdragers onder vallen. In
art 149a lid 2 Sv is een de nitie van processtukken opgenomen: het komt neer op alle stukken die
relevant kunnen zijn voor de oordeelsvorming van de zittingsrechter
•
1. Opsporing art 132a Sv: onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten
art 123a Sv onder gezag van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen art 148 Sv.
Er is sprake van opsporing zodra het onderzoek zich richt op de vraag of strafrechtelijk moet worden
ingegrepen.
1
ff fi ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarabandt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.