Leerstof:
- Teksten van bloed practicum -> handleiding + theorie.
- Fysiologie voor de sportpraktijk: blz. 51, 52 + 54 t/m 59.
- Medische basiskennis: blz. 87 t/m 94.
“Fysiologie is wanneer alles goed gaat.”
Bloedsamenstelling:
Bloed en zijn bestanddelen
Het bloed is een rode vloeistof die is samengesteld uit bloedplasma (55%) en
bloedcellen (45%). Gemiddeld hebben we 5 liter bloed in ons lichaam.
Er zijn drie soorten bloedcellen:
- Rode bloedcellen (erys/erythrocyten).
- Witte bloedcellen (leukos/leukocyten).
- Bloedplaatjes (trombos/thrombocyten).
Het percentage bloedcellen heet hematocriet. Tijdens ziekte en tijdens
inspanning is het hematocriet verhoogd. Dit kan een gevolg zijn van een
verhoogd aantal bloedcellen, maar het kan ook zijn dat de hoeveelheid
bloedplasma is afgenomen, zoals bijvoorbeeld optreedt bij zweten.
Bloedplasma/plasma eitwitten
Het bloedplasma is een complex vloeistof waarin veel stoffen opgelost zijn.
Bloedplasma bevat:
- Water (voor een groot deel).
- Hormonen.
- Eiwitten.
- Zouten.
Plasma eiwitten variëren sterk in grootte en functies. Ze worden gevormd in
de lever met uit zondering van de IG. Zij worden in de lymfeknoppen
gevormd. Zij zitten in de bloedvaten, maar kunnen vanwege hun grootte niet
naar het milieu interieur. Daardoor oefenen ze een ‘vocht-aantrekkende
kracht’ op het milieu interieur uit. Deze kracht heet colloïd-osmotische druk.
De colloïd-osmotische druk is van belang voor de vochtafvoer vanuit de
omgeving van de lichaamscellen (het interstitium) naar de bloedvaten.
Osmose is een verplaatsing van vocht vanuit de omgeving van de cellen in
de richting van de bloedvaten. Dit transportproces is passief dus kost geen
ATP.
,Functie van bloedplasma:
- Oplosmiddel voor o.a. glucose, vetzuren, eiwitten, zouten en hormonen.
- Warmte opslag en transport.
- Ze zorgen voor verversing van het milieu intereieur oftewel het handhaven
en oorzaken van de colloïd-osmotische druk in het vaatstelsel.
- Ze dienen als buffer tegen verzuring oftewel het constant houden van de
zuurgraad in het interstitium.
- Ze zorgen voor transport.
Bloedcellen
Rode bloedcellen ontstaan in het rode beenmerg. Epo is een hormoon wat in
de nieren gemaakt wordt en het stimuleert de aanmaak van rode
bloedcellen. Testosteron stimuleert de vrijmaking van epo. Dit verklaart
waarom mannen gemiddeld een hoger hemoglobineconcentratie hebben dan
vrouwen.
Per kubieke mm heeft een mens ongeveer 5 miljoen rode bloedcellen. Het
zijn platte, schijfvormige cellen. Ze zijn aan de randen wat dikker dan het
midden.
De celwand verschilt per individu en bepaald welke bloedgroep iemand heeft.
Rode bloedcellen transporteren zuurstof en ze bevatten het eiwit
hemoglobine.
Door hemoglobine zorgt voor een betere zuurstof en kooldioxide binding en
transport.
Rode bloedcellen hebben geen kern en mitochondriën. Ze leven 120 dagen
(4maand), omdat er geen aerobe verbrandingsprocessen aanwezig. zijn. De
rode bloedcellen hebben antigenen op de celmembraan. Zie tekening:
is een antigeen. Agglutinogeen is een specifiekere naam voor antigeen.
Het is een kenmerk.
De wittebloedcellen kun je verdelen onder drie soorten:
- Granulocyten.
- Monocyten.
- Lymfocyten.
Witte bloedcellen kunnen de bloedbaan verlaten, doordat ze van vorm
kunnen veranderen. Zij hebben wel een kern. Witte bloedcellen zorgen
,voornamelijk voor afweer tegen bacteriën en andere
lichaamsvreemde cellen en stoffen. De bloedbaan is
hun transport route en hun afweerfunctie vervullen zij
vooral in het interstitium.
Zij kunnen op verschillende manieren bacteriën
onschadelijk maken, bijv. door fagocytose. Dit is een
proces waarbij ze cellen en stoffen inactiveren door
zich aan deze cellen of stoffen te binden of ze in hun
cellichamen op te nemen en ze vervolgens te
vernietigen. Ook kunnen ze cellen en stoffen in het
interstitiele vocht uiteen laten vallen. Andere witte
bloedcellen ruimten (d.m.v. fagocytose) de brokstukken op.
De vorming van witte bloedcellen vindt ook plaats in het rode beenmerg.
Sommige worden in de lymfeklieren gevormd, de lever en de milt. Hun
levensduur varieert van enkele dagen tot enkele weken. Het contact met
bacteriën of lichaamsvreemde cellen of ziekteverwekkende stoffen stimuleert
de aanmaak van witte bloedcellen. Daarom is het hematocriet tijdens ziekte
verhoogd.
Bloedplaatjes zijn zeer kleine kernloze cellen. Het zijn brokstukken van een
stamcel. Zij ontstaan ook in het rode beenmerg. Bloedplaatjes zijn belangrijk
voor de bloedstolling. Fibrinogeen is een plasma eiwit die ook belangrijk is
voor de bloedstolling.
Bestanddeel Functie in het bloed
Water Oplosmiddel, transport van zuurstof,
kooldioxide en voedingsstoffen en
warmte buffer
Eiwitten Colloïd-osmotische druk, buffer,
stolling en transport
Bloedplasma Zouten
55% Hormonen
Bloe
d Rode Gastransport
Hemoglobine
Hemoglobine is een ijzerhoudend eiwit. Het bestaat uit vier eiwitdelen, in
elkaar gestrengelde ketens van aminozuren, met opgevouwen in elke keten
een haem-groep, een niet-eiwitdeel met de vorm van een schijfje. In het
centrum van een haem-groep zit een ijzeratoom. Hemaglobine zorgt voor een
betere zuurstofbinding en voor zuurstof transport. Ook vergroten zij het
vermogen om kooldioxide te binden en te transporteren. Ze binden ijzer en
vervoeren het door het lichaam. In hemoglobine vindt geen chemische
reactie plaats. Het zuurstof moet alleen vervoerd worden voor een
verbrandingsreactie ergens anders in het lichaam.
Hematocriet en MCHC
Hematocriet De verhouding tussen het volume wat bloedcellen innemen(rode
bloedcellen) en het totale bloedvolume. Het is een graadmeter voor het
aantal erytrocyten in een bepaald bloedvolume. Hematocriet is de 45%
bloedcellen in bloed.
Tijdens ziekte is de hematocriet (Ht) hoger. Bij afweer ga je tijdelijk meer
witte bloedcellen aanmaken.
MCHC is Mean Corpuscular Haemoglobin Concentration. Dit het Gemiddelde
Hemaglobine per ery. Dit heb je nodig om het MCHC te berekenen:
Het hemoglobine in mmol/l en hematocriet.
MCHC = hemoglobine in mmol/l = 20-22,5 mmol/l
hematocriet
Bloedgroepen
Op de celwand van de rode bloedcellen zitten
bloedgroepfactoren. Deze factoren zijn de vier soorten
bloedgroepen: A, B, AB en 0. Je bloedgroep stimuleert het
plasma om antistoffen te maken tegen de factor die afwezig is
op de celwand van de eigen rode bloedcel. In het plasma van
iemand met bloedgroep A bevinden zich antistoffen tegen
bloedgroep B. Zie voorbeeld.
A B
B Agglutinogeen -> Anti- a -> Bloedgroep B
, A Agglutinogeen -> Anti- b -> Bloedgroep A
AB agglutinogeen -> Geen antistof -> Bloedgroep AB
0 agglutinogeen -> Anti- ab -> Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 is universele donor, omdat dit bloed aan iedereen gegeven kan
worden.
Bloedgroep AB is universele ontvanger, omdat dit bloed alles kan ontvangen.
Wanneer twee bloedgroepen bij elkaar komen die niet overeenkomen gaat
het bloed klonteren
(agglutinogeen + agglutinine tegen het vreemde agglutingogeen ->
Klontering = agglutinatie). Dit richt de rode bloedcel ten gronde en zij
verliezen hun functie.
Rhesus:
85% heeft rhesus + (positief) . Zij hebben anitgeen op het rode bloedcel.
Mensen met Rh - (negatief) maken bij transfusie met Rh- antistoffen ->
klontering.
Woordenlijst+ info:
- Cyt betekend cel.
- Anemie is een lager hematocriet.
- Polycytemie is een heel veel hoger hematocriet.
- Agglutininen is antistof bij bloedgroep.
Immunologie:
Inleiding
De vaccinatie is bedoeld om je te beschermen tegen gevaarlijke ziektes
waaraan je kunt overlijden. Vaccineren is het oproepen van antistoffen tegen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JAYY. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.