Volledige uitwerking van de anesthesiologisch vaardig lessen van AZT 7. Met deze uitgewerkte lesstof kun je leren voor het AZT7 open vragen tentamen.
Inhoud:
1. Hypertensie
2. Cardiale ritmestoornissen
3. COPD
4. Intestinale obstructie
5. Obesitas
6. Obstetrie
~ Geschreven door een reco...
Casus:
Een 70-jarige patiënte met galsteenlijden wordt gepland voor een galblaasoperatie.
- bloeddruk 230/120 mmHg.
- pols: regulair 60 bpm.
- hematocriet: 38 % (man: 0,41 – 0,51 vrouw: 0,36 – 0,47)
- natriumgehalte: 140 (normaal: 135 – 145 mmol/l.), kaliumgehalte: 3,7 (normaal: 3.5 – 5.0)
- medicatie:
propranolol – β blokker - vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart -
hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af – vertraging van de
AV-geleiding antihypertensief effect - verder wordt de plasmarenine-activiteit
onderdrukt (bron: Farmacotherapeutisch Kompas)
chloorthiazide – thiazide-diureticum, werking voornamelijk in het distale deel van de
niertubulus door remming van de NaCl-terugresorptie. Diuretische werking: na 1–2
uur, max. na 4–6 uur. Werkingsduur: 10–12 uur. (bron: Farmacotherapeutisch
Kompas)
Werk deze casus uit zoals beschreven in de inleidende tekst aan de hand van de volgende
aspecten:
Pathofysiologie met eventuele differentiaaldiagnose
1. Definieer hypertensie en geef een classificatie van de ernst van de aandoening
hypertensie = verhoogde bloeddruk
European society of hypertension = diastole boven 90 mmHg + systole boven 140 mmHg
Classificatie:
- primaire (essentiële) hypertensie (95%) = oorzaak niet bekend
- secundaire hypertensie (5%) = aanwijsbare oorzaak
of
- geïsoleerde systolische hypertensie: systole boven 140 + diastole onder 90 (komt vaker voor
dan de geïsoleerde diastolische hypertensie ook omdat de diastole op de oudere leeftijd juist
daalt)
- geïsoleerde diastolische hypertensie: systole onder 140 + diastole boven 90
(bron: leerboek anesthesiologie; hennis)
Hypertensieve crisis = ernstige verhoging van de bloeddruk tot een diastolische bleddruk van 120 á
130 mmHg – gecompliceerd wordt door acute schade van de hersenen, hart, nieten, grote bloedvaten
of ogen
Maligne hypertensie = ernstige verhoging van tot DBD boven 120 mmHg met bilaterale
retinabloedingen en/of exsudaten met of zonder papiloedeem (gezwollen of verheven oogzenuwkop
(papil).
Beide situaties = noodsituatie = z.s.m. behandelen
(bron: leerboek anesthesiologie; hennis)
Dus je hebt primaire en secundaire hypertensie (oorzaak bekend en oorzaak niet bekend).
Daarbij heb je nog verschillende gradaties (graad 1 t/m graad 3) die de ernst aangeeft.
2
,2. Geef de incidentie van hypertensie
Hypertensie komt veel voor. Naarmate de leeftijd stijgt, stijgen de cijfers voor hypertensie ook. Dit
komt doordat het cardiovasculaire systeem stugger wordt.
- 20-25% - 1 op de 5 volwassenen in Nederland in de leeftijdscategorie 20 tot 60 jaar
patiënten voor grote niet cardiale ingrepen = 4-36% heeft hypertensie
ouder dan 40 jaar = 28%
ouder dan 50 jaar = 50%
vaatchirurgische patiënten = meer dan 80%
(bron: leerboek anesthesiologie; hennis)
3. Deel hypertensie in naar oorzaak
pathofysiologische factoren:
- verhoogde activiteit van sympathicus als reactie op stress
- overproductie van hormonen die natrium vasthouden en vasoconstrictoren
- te hoge natrium en calcium inname
- verhoogde renine uitscheiding
- deficiënties van vasodilatoren zoals prostaglandines en stikstofmonoxide (NO)
- aanwezigheid van ziektes zoals DM en obesitas
oorzaken van primaire hypertensie: waarschijnlijk genetisch bepaalde verhoogde instelling van de
bloeddruk (sterk familiair bepaald)(bron: leerboek intensieve care verpleegkunde deel 1)
oorzaken van secundaire hypertensie:
- vasculaire afwijkingen (nierarteriestenose, coarctatio aortae = aangeboren vernauwing in de
aorta)
- endocriene stoornissen (hyperaldosteronisme, de ziekte van Conn = de bijnierschors
produceert te veel aldosteron door vergrote bijnieren of een tumor)
- feochromocytoom (gezwel van het bijniermerg dat teveel stresshormonen (adrenaline,
noradrenaline) maakt)
- hypercortisolisme (syndroom van Cushing = meer vet op de buik en nek, dunne armen en
benen en minder spierkracht door medicatie met cortisol of een hypofyse adenoom = te veel
uitscheiden van adrenocorticotroop hormoon - of bijniertumor
- nierziekten (acute glomerulonefritis, chronische nefritis, diabetische nefropathie, hydronefrose,
auto-immuunaandoeningen)
- gebruik van bepaalde geneesmiddelen (niet-steroïde anti-infl ammatoire middelen,
cyclosporine, anticonceptiepil, prednison)
- zwangerschap
- overmatig alcohol en dropgebruik
(bron: leerboek anesthesiologie; hennis)
4. Geef de klinische patronen van hypertensie
Symptomen: Hoofdpijn, visusstoornissen, duizelingen
Klinische vormen (patronen) van hypertensie (uit Het hypertensie Formularium pp 19-25; de Leeuw,
2013)
5. Wat is de pathofysiologie van hypertensie?
De bloeddruk (BP) is de druk die nodig is om het bloed door het vaatstelsel te stuwen. De druk die
hiervoor nodig is wordt primair bepaald door de cardiac output (CO) en de perifere vaatweerstand
(PW).
BP = CO x PW
CO = hoeveelheid bloed die per minuut door het hart wordt uitgepompt – is afhankelijk van het
slagvolume en de frequentie
BP wordt ook bepaald door een aantal neurale en humorale mechanismen
- frequentie wordt bepaald door sympathische en parasympatische (n. vagus)activatie +
hormonale invloeden
neuronale controle vanuit het vasomotorische centrum in medulla oblongata – daar
bevinden zich:
cardio-accelerator-centrum = sympathische neuronen worden geactiveerd
cardio-inhibitor-centrum = parasympatische neuronen worden bestuurd
in rust heeft het hart rustfrequentie waarbij de sympathicus en parasympathicus een
constante hoeveelheid Ach en noradrenaline in het myocardium loslaten –
parasympathicus heeft de overhand
- het slagvolume wordt bepaald door het einddiastolische volume (= hoe vol zijn de ventrikels
aan het eind van de diastole aan het begin van de ventrikelcontractie) en het eindsystolische
volume (= hoeveel bloed blijft er in het ventrikel achter aan het einde van de contractie)
- de 2 belangrijkste neurale reflexbogen die de bloeddruk regelen zijn:
de baroreceptoren in de aortaboog en sinus caroticus voor de hoge druk en
de cardiopulmonaire receptoren voor de lage druk
de afferente signalen uit aortaboog (via n. vagus = X) en sinus caroticus (via n.
glossopharyngeus = IX) gaan naar vasomotorisch centrum in medulla oblongata en
de eggerente signalen gaan via de sympathische en parasympatische zenuwen naar
het hart en bloedvaten bv lage bloeddruk wordt door de baroreceptoren
waargenomen = reflexmatige stijging van de hartfrequentie + stijging van de perifere
weerstand (en andersom) = snelle reactie (enkele seconden)
- humorale mechanismen
RAAS systeem = tussen het aan en afvoerende vat van de glomerulus ligt het
juxtaglomerulaire apparaat (produceert renine) = verzameling cellen waarin
drukveranderingen en natriumconcentratie in de arteriolen worden geregistreerd +
eindigen zenuwen die invloed hebben op de bloeddruk
productie van renine = begin van de RAAS met uiteindelijke effect: stimulatie
productie van aldosteron uit de bijniercortex + natriumretentie + contractie van de
gladde spieren in de bloedvaten => verhoging BP = snelle en lange reactie (uren tot
dagen)
catecholaminen = adrenaline en noradrenaline (bijniermerg)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kirstn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.85. You're not tied to anything after your purchase.