Basisgroep 4
Diagnostiek
Diagnostische begrippen
Misbruik van een middel
Problematisch gebruik van een middel met duidelijk klinisch beperken of lijden, met gedurende 12
maanden één of meer van de volgende verschijnselen:
- Herhaald gebruik, waardoor verplichtingen niet meer haalbaar zijn
- Herhaald gebruik in situaties waarin dat fysiek gezien gevaarlijk is
- Herhaald in aanraking komen met justitie
- Voortdurend gebruik ondanks aanhoudende problemen veroorzaakt door het middel
- Geen afhankelijkheidsverschijnselen
Afhankelijkheid
Problematisch gebruik van een middel met klinische belangrijke gevolgen blijkend uit 3 of meer van
de volgende gevolgen:
- Tolerantie: Toenemende behoefte of behoefte aan grotere hoeveelheden.
- Onthouding: onthoudingsverschijnselen bij vermindering of vermijding
- Gebruik in grotere hoeveleheden of gedurende langere tijd dan bedoeld
- Wens of pogingen zonder succes om te verminderen of te controleren
- Veel tijd besteed aan middelengebruik
- Belangrijke activiteiten worden gestopt of verminderd door middelengebruik (bv. Werk,
school)
- Doorgaan met gebruik ondanks wetenschap dat het een probleem is.
Het gaat dus om controleverlies!
Persoonlijkheidskenmerken betrokken bij middelenmisbruik
Temperament is een basale persoonlijkheidstrek van jongs af aan.
Harm avoidance: vermijding van gevaar.
Novelty seeking: behoefte aan nieuwe prikkels, wat leidt tot prikkelzoekend gedrag.
Reward dependence: afhankelijkheid van waardering van anderen.
Persistence: volharding.
Temperamentsvormen die negatief gerelateerd zijn aan middelenmisbruik:
- Hoog activiteitsniveau
- Negatieve stemming
- Rigiditeit
- Sensatiezucht
- Impulsiviteit
- Angst- en depressiegevoeligheid
Temperamentsvormen die positief gerelateerd zijn aan middelenmisbruik:
- Positieve stemming
- Sociabiliteit
- Taak/aandacht-oriëntatie
- Taak/beloning-afhankelijkheid
Een mediator is het proces, mechanisme of middel wat leidt tot middelenmisbruik. Bijvoorbeeld
slechte vrienden.
Een moderator is een variabele die de relatie tussen meerdere variabelen beïnvloedt.
, Fasen van verslaving
Initiatiefase: Ervaren van het belonende effect van drugs.
o Impulsiviteit
o Opioïde en dopaminerge systeem van VTA en N.Acc
o Genetische bepaling
Hypodopaminerge N.Acc: minder in staat tot plezierbeleving. Gaan op
zoek naar middelen die dit wel kunnen geven.
Verslavingsgevoelig!
Normo- of hyperdopaminerge N.Acc: Drugs zijn jusit te sterk.
Ontwikkelen eerder aversie tegen drugs.
Temperament
Continueringsfase: Veranderingen in hersenen waardoor craving ontstaat. Belang van
drugs wordt steeds groter (salience). Er treedt reward learning op in de amygdala.
o Compulsiviteit
o DA in N.Acc, CRH in Amygdala, DA en GLUT in basale kernen OFC
N.Acc core: craving onafhankelijk van omgeving
N.Acc cortex: craving afhankelijk van omgeving en omstandigheden
Cue-exposure: omgevingsfactoren triggeren craving
Onthoudingsfase: Consequenties van gedrag worden ervaren, reflective top-down
system wordt sterker. Ontstaan ontwenningsverschijnselen.
o Ontwenning door Glut, GABA, NorAdr en CRH in de locus Coereleus
o Leerprocessen hebben de link gelegd tussen
gedrag en consequenties
Terugvalfase: Craving zorgt voor terugval, als reactie op
stress of omgevingsfactoren die doen laten denken aan
drugsgebruik.
o Craving: OFC fyrus cinguli anterior
Amygdala
o Bij interne cues zoals stress: CRH en
Noradrenaline
o Bij externe cues zoals omgevingsfactoren:
Glutamaat en GABA
o Afwijkingen in reflectieve beloningssysteem:
VMPFC, OFC, anterior cinguli.
Liking is de hedonische impact van een stimulus. Ergens van genieten. Gereguleerd door cortex van
N.Acc en het opioïde systeem.
Wanting is de motivationele waarde van een stimulus. Verlangen naar beloning en hoe groot de
motivatie is om deze te verkrijgen. Gereguleerd door N.Acc en Dopaminerge systeem.
Incentive salience reward
DA release zorgt voor versterking van waarde van een stimulus.
Incentive salience theorie: bepaald type wanting van een beloning; cue triggered wanting. Een cue
kan een tijdelijke piek van verleiding opwekken (als het geassocieerd wordt met elkaar) salience
provoked phasic dopamine firing.
Normaal wordt DA ‘tonisch’ gevuurd, nu dus fasisch.
De cue zelf wordt de verleiding, alsof deze ook een beloning is, zonder dat er beloning betrokken is.
De andere kant van salience is de intrinsieke drive die dit versterkt.
Bij verslaving zorgt sensitisatie voor een hypperactief dopamine systeem, waardoor een extreme
wanting onststaat.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MMVDV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.