Nederlands 3
Portaal Hoofdstuk 5
Definitie van lezen is: het achterhalen van de betekenis van geschreven taal.
Dit is geen doel op zich, maar een middel om een bepaald doel te bereiken.
De lezer zet kennis in.
Kennis van taal
Verschillende vormen van kennis van de taal:
Orthografische kennis en fonologische kennis; de lezer heeft letterkennis nodig en moet weten hoe
hij letters moet verklanken. Bij het leren lezen worden aan klankcombinaties visuele tekens
verbonden. Welke volgorde van letters mogelijk zijn (lettercombinaties).
Morfologische kennis; opbouw van woorden (vervoegingen, verbuigingen, samenstellingen,
afleidingen). Bevordert het vermogen om betekenis van onbekende woorden af te leiden door het
onbekende woord te herleiden tot bekende elementen.
Semantische kennis; een woord kan meerdere betekenissen hebben, afhankelijk van de context.
Semantische kennis betekend dat je weet dat er woorden zijn die verwijzen naar iets uit onze
werkelijkheid (zoals boom) en dat er woorden zijn die alleen een grammaticale betekenis hebben
(zoals omdat) maar wel mede de betekenis van de zin bepalen.
Syntactische kennis; grammaticale of syntactische kennis om betekenis toe te kennen aan een tekst.
Bij samengestelde zinnen die aan elkaar gevoegd zijn door het woord omdat wet je als lezer dat er een
reden volgt voor iets wat in het eerste deel van de zin vermeld is. (reden, gevolg, voorwaarde)
Tekstuele kennis en pragmatische kennis; weten welke tekstsoorten er zijn en welke functies deze
hebben. Herkennen door opbouw en vormgeving.
Kennis van de wereld
Kennis van de wereld wordt op school uitgebreid door veel te lezen en te praten over actualiteit en door voor
te lezen uit boeken over zaken die niet direct in de belevingswereld van kinderen liggen, maar ook door het
aanbieden van zaakvakken.
Analfabeten of laaggeletterden: mensen die de teksten die ze geacht worden te kunnen lezen niet of
nauwelijks begrijpen. Hun kennis van de wereld is kleiner dan die van geletterde mensen, omdat ze minder
toegang hebben tot geschreven informatie of die informatie minder goed kunnen gebruiken.
Geletterd zijn betekent dat niet alleen de techniek van het lezen en schrijven beheersen, maar ook teksten
kunnen kiezen en begrijpen die passen van de doelen die je hebt. Als iemand dat laatste niet kan spreekt men
van functioneel analfabetisme of laaggeletterdheid.
Het kunnen lezen is van belang om:
Te kunnen leren;
Te kunnen deelnemen aan de maatschappij
Te kunnen genieten van lezen
Lezen, schrijven, luisteren en spreken zijn taalvaardigheden.
Expressieve functie: middelen die je in staat stellen om jezelf te uiten.
Communicatieve functie: om met andere mensen te communiceren.
Conceptualiserende functie: om greep te krijgen op de wereld om je heen.
Taalbeschouwing, woordenschat en spelling staan in dienst van deze vaardigheden.
Receptieve vaardigheden: lezen en luisteren.
Productieve vaardigheden: spreken en schrijven.
Lezen en luisteren leveren geen direct meetbaar product op; spreken en schrijven wel, namelijk een gesproken
of geschreven tekst.
Vergelijking lezen en schrijven met luisteren en spreken, 2 verschillen
Bij lezen en schrijven is de ‘gesprekspartner’ afwezig.
Het taalgebruik in geschreven teksten is formeler.
Intonatie: De toon waarop iemand het bedoelt.
Modellen van het leesproces:
, Het bottom-upmodel verloopt van lagere-ordeprocessen (letter- en woordherkenning) naar hogere-
ordeprocessen (begrip). De visuele informatie (letters en woorden) wordt herkend doordat de lezer
gebruikmaakt van onderscheidende kenmerken van die letters (visuele discriminatie). Deze informatie
wordt vervolgend gekoppeld aan een klank (teken-klankkoppeling). Pas daarna kan er een betekenis
aan toegekend worden. Geoefende lezers gebruiken de tussenstap teken-klankkoppeling alleen bij
onbekende woorden. Bekende woorden worden meteen begrepen.
Het top-downmodel verloopt van hogere-ordeprocessen naar lagere-ordeprocessen. Op basis van
visuele informatie activeert de lezen zijn eerder opgedane kennis en vormt hij tijdens het lezen
verwachtingen (hypotheses) over het verdere verloop van de zin of de tekst.
Het interactieve model gaat ervan uit dat de lagere-ordeprocessen en de hogere-ordeprocessen
elkaar beïnvloeden. Een goed verlopend woordherkenningsproces zorgt dat begrip gemakkelijker tot
stand komt, terwijl door hogere-ordeprocessen (kennis van de taal en de wereld inzetten) die
herkenning sneller tot stand komt. Het interactieve model lijkt dan ook de meest realistische
weergave van het leesproces te zijn.
Voorkennis: kennis van de taal en kennis van de wereld inzetten om tot begrip te komen, wat weet je er al van.
Kenmerken van een goede lezer:
Hij heeft een leesdoel; een reden dat je een bepaalde tekst gaat lezen.
Hij maakt gebruik van aanwijzingen rondom de tekst; illustraties, tekstdragers (bron), vormgeving en
auteur.
Hij roept eerder verworven kennis op.
Hij kiest voor een bepaalde leesmanier.
Hij maakt al lezend steeds gebruik van zijn kennis van de taal; verloop van zinnen voorspellen.
Hij gaat tijdens het lezen na of hij de tekst nog steeds begrijpt; monitoren.
Hij bepaalt na het lezen of zijn leesdoel bereikt is.
Technisch lezen
Leerlingen moeten de letter-klankkoppeling onder de knie krijgen. Dat gebeurt vooral in groep 3: eerst aan de
hand van losse letters en woorden daarna aan de hand van eenvoudige teksten.
Steeds vlotter woorden herkennen – dit wordt getoetst door leerlingen hardop losse rijtjes woorden of korte
teksten te laten voorlezen (snelheid en foutloos). De uitkomst hiervan wordt gekoppeld aan een AVI-niveau:
het niveau waarop leerlingen teksten technisch kunnen lezen. De technische moeilijkheidsgraad van teksten
wordt bepaald door woorden en de lengte van de zinnen.
Verschillende manieren waarop technisch lezen wordt vormgegeven; (groep 4)
Aan de hand van een methode, losse woorden, zinnen en korte teksten hardop lezen;
Tutorlezen, minder vaardige lezers onder begeleiding van vaardige lezers hardop een tekst verklanken
Stillezen van speciaal op niveau geschreven teksten.
Vrij lezen
Leerlingen lezen dan een boek dat ze meestal zelf gekozen hebben. Leerlingen worden soms geacht boeken op
hun AVI-niveau te lezen of worden verplicht verhalende teksten te lezen – strips, tijdschriften en informatieve
teksten mogen dan niet gekozen worden.
Begrijpend lezen
Begrip van de gelezen tekst staat centraal. Alle methoden voor begrijpend lezen richten zich op het aanleren
van leesstrategieën. Welke strategieën aangeboden worden wisselt per methode.
Lezen bij de zaakvakken
De onderwerpen staan verder van de leerlingen af en bevatten woorden die zijn nog niet kennen of die net iets
anders betekenen dan in het dagelijkse taalgebruik. Bij het lezen voor deze vakken is heel vaak geen spraken
van transfer: wat leerlingen geleerd hebben bij de lessen begrijpend lezen wordt niet toegepast bij het lezen
van zaakvakteksten. Daardoor is het lezen van zaakvakteksten extra lastig.
Een kanttekening
Door het leesonderwijs te verdelen in verschillende aspecten (technisch, begrijpend, vrij lezen en lezen bij
overige vakken) kunnen leerlingen een vertekend beeld krijgen van wat lezen nu eigenlijk inhoudt. De plaats
waar iemand leest, is belangrijk. Het maakt niet uit of je zelfgekozen teksten leest op een zelfgekozen plek of
dat je verplicht teksten leest op een door iemand anders aangewezen plek.
, Geletterdheid in brede zin moet opgevat worden: je bent pas geletterd als je de kunst van het lezen en
schrijven beheerst en dat lezen en schrijven kunt aanwenden om te doelen te bereiken.
Voor de doelen die door de overheid gesteld worden (kerndoelen en referentieniveaus), is het belangrijk om
als school een visie te ontwikkelen over hoe en waarmee je die doelen wilt bereiken.
Doelen en inhouden
De overheid heeft in de kerndoelen en het referentiekader vastgelegd wat leerlingen moeten leren op het
gebied van lezen.
Tussendoelen beginnende geletterdheid: groep 1 tot en met 3.
Tussendoelen beginnende geletterdheid in groep 1 en 2
Boekoriëntatie en verhaalbegrip:
Prentenboeken – illustraties en verhaal hangen samen. Op plaatjes kun je zien waar het verhaal over gaat.
Praten over het verhaal.
Interactief voorlezen – door de leerkracht worden er voorspellende, concluderende en samenvattende
vragen gesteld en word ingegaan op reactie. Leesrichting.
o Voorspellende, concluderende en samenvattende vragen stellen. De leerlingen kunnen
ervaren dat ook de illustraties een deel van een verhaal vertellen. De leerkracht kan de
betrokkenheid vergroten door vragen te stellen over de inhoud, verloop en eigen beleving.
Het stellen van voorspellende vragen heeft alleen zijn als in dat kader daadwerkelijk
aanwijzingen te vinden zijn in de illustraties.
o Interactief voorlezen. Kinderen zelf betekenis aan het verhaal laten geven. strategieën om
taalkennis en kennis van de wereld in te zetten voor tekstbegrip.
o Prentenboeken. Werken aan de ontwikkeling van de literaire competentie. Via gerichte
vragen kunnen opmerkingen en reacties worden uitgelokt over de personages, de spanning
en de ironie van een prentenboek. Ironische humor ontstaat bijvoorbeeld als iets anders
gebeurt als dat je zou verwachten. Prentenboeken gebruiken in zaakvakken is ook mogelijk.
o Gedigitaliseerde prentenboeken. Animaties van prentenboeken hebben als voordeel dat ze
iets kunnen laten zien wat in boeken minder goed uitgebeeld wordt. Toevoegen van muziek is
niet wenselijk omdat het begrijpen van het verhaal ondergesneeuwd raakt.
o Controleren of het verhaal begrepen is. Verhaal laten naspelen. Aan de hand van een
verhaalschema, wie-waar-wat-pictogrammen.
Door prenten uit een boek in een goede volgorde te laten leggen (temporeel ordenen).
Relaties tussen gesproken en geschreven taal en functies van geschreven taal:
Leerlingen ontdekken door voorbeelden in hun omgeving dat je door te lezen en te schrijven boodschappen
kunt doorgeven: iets wat opgeschreven is, kan steeds weer worden opgeroepen.
o Taaltekeningen maken;
o Kaarten ophangen;
o Routines; handelingen die leerlingen bijvoorbeeld elke dag verrichten.
o Naam opschrijven;
o Informatie bordjes;
o Stappenplan maken.
Taalbewustzijn en alfabetisch principe:
Leerlingen leren langzaam het verschil tussen de vorm van een woord en de betekenis ervan. Een indicator
daarvan is het antwoord op de vraag welk woord groter is: koe of pissebed. Jonge kinderen zeggen koe omdat
dat dier groter is (auditieve objectivatie). Taal bewustere leerlingen zien of horen dat ‘pissebed’ een langer
woord is. Objectivatie.
De taal zelf is dan namelijk het object van denken.
Ze leren dat een woord uit verschillende klanken bestaat. Door bijvoorbeeld de klanken /t/a/k/ samen te
voegen krijg je het woord /tak/. Klanken corresponderen met verschillende tekens.
Taalbewustzijn
o Leerlingen kijken niet altijd uit zichzelf naar de vorm van taal en daarom moet de leerkracht
daaraan expliciet aandacht besteden. De namen van kinderen bieden vaak
aanknopingspunten om te leren dat woorden uit klankstukken kunnen bestaan. Dit wordt
fonologisch bewustzijn genoemd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alissavisch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.29. You're not tied to anything after your purchase.