100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Begrippenlijst Sociale psychologie (Macht, meningen & na-apers) $4.31   Add to cart

Other

Begrippenlijst Sociale psychologie (Macht, meningen & na-apers)

 49 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Het document bestaat uit een begrippenlijst voor het vak Sociale psychologie. Het omvat alle begrippen uit het boek Macht, meningen & na-apers.

Preview 2 out of 5  pages

  • January 9, 2023
  • 5
  • 2023/2024
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Affectief aspect (221) De evaluatieve component, de positieve of negatieve gevoelens die het
attitudeobject bij een individu oproept.
Affectieve reactie (282) De neiging om positief of negatief te staan tegenover de leden van een groep.
Affective priming test (APT) Een indirecte meting die gebruikmaakt van kennis over hoe mensen informatie
(232) verwerken. Als mensen nieuwe informatie verwerken, gebeurt dit sneller en
gemakkelijker als ze net tevoren met gerelateerde informatie bezig waren.
Agentic shift (211) De omschakeling van een autonoom individu naar een toestand waarin men
zichzelf beschouwt als uitvoerder.
Agressie (331) Gedrag waarvan het voornaamste kenmerk is dat het de situatie van de
ander(en) aversiever maakt.
Altruïstisch gedrag (389) Niet-louter-reactief gedrag waarvan het voornaamste kenmerk is dat het de
situatie van de ander(en) appetitiever maakt.
Anti-comformistisch gedrag Opzettelijk iets anders doen dan wat de anderen lijken te willen of goed te
(132) vinden.
Arousal (144) Een verhoogde fysiologische activiteit.
Aspiratieniveau (432) Welke prestatie de deelnemers de volgende keer nastreven.
Assimilatie (297) Mensen zien als meer op het stereotype gelijkend dan ze echt zijn.
Attitude (221) Een evaluatieve houding, bestaand uit een cognitief aspect en een evaluatief
aspect, tegenover iets (een ‘attitudeobject).
Autosociale macht (61) Macht over het eigen gedrag of de eigen situatie.
Bekrachtiger / versterker (64) Een appetitief gevolg van een gedrag.
Binnen-proefpersoons- Alle deelnemers blootstellen aan elk van de verschillende condities.
manipulatie (44)
Bogus pipeline (230) Een indirecte meting van attitudes waarbij mensen in de waan worden gebracht
dat de onderzoekers middelen hebben om na te gaan of hun antwoorden
oprecht zijn.
Boemerang-effect (104) Wanneer reactie mensen ertoe brengt om het tegenovergestelde te doen van
wat gevraagd wordt.
Bystander effect (400) Hoe meer getuigen bij een noodsituatie, hoe minder hulp er wordt
aangeboden.
Catharsis (zuivering) (344) De tijdelijke afname van de doodsdrift (thanatos) dankzij het feit dat die
uitgeleefd is.
Cognities (258) De klenste eenheden van kennis die op zinvolle wijze te identificeren zijn.
Cognitieve consistentietheorie Mensen vinden het onprettig tegenstrijdigheden te ervaren tussen de
(257) elementen in wat ze over zichzelf en/of de wereld rondom hen menen te
weten.
Cognitieve dissonantietheorie (De bekendste cognitieve consistentietheorie) Iemands kennis is een systeem
(257) van cognities (irrelevant, consonant of dissonant).
Conceptuele replicatie Hetzelfde verschijnsel en dezelfde mogelijke determinanten bestuderen, maar
anders operationaliseren.
Conformisme (131) De meerderheid heeft macht over het gedrag van de minderheid.
Contactconditionering / ‘mere De affectieve gevolgen van louter herhaald contact.
exposure’ (242)
Contiguïteit (68) De snelheid waarmee veranderingen volgen op een operant.
Contingentie (67) Logische samenhang (tussen het gedrag en de versterker/straf)
Contrabalanceren (45) Het systematisch variëren van een mogelijk storende variabele, zodat de
onderzoeker de invloed ervan wenst te neutraliseren.
Contrast (300) Wanneer een groepslid in overdreven mate als afwijkend van de groep wordt
gezien.
Correlatiecoëfficiënt (36) Een getal dat de positieve of negatieve samenhang tussen 2 of meerdere
variabelen uitdrukt.
Correlationeel onderzoek (36) Een methode om verbanden tussen gegevens te bestuderen.
Coverte gedragingen (11) Gedragingen die de handelende persoon zelf kan waarnemen, maar andere
mensen niet, zoals denkprocessen, affectieve toestanden, motivaties, …
Declaratieve kennis (282) Kennis die zowel informatie over de centrale tendens als over variabiliteit
omvat.

, Deprivatie specifiek Het leerproces verliest kracht wanneer de behoefte bevredigd is.
Differentiatie De wil dat anderen gelijkaardige vaardigheden hebben, maar niet dezelfde.
Discriminatie (284) Wanneer mensen op grond van hun groepslidmaatschap anders bejegend
worden dan mensen die tot andere groepen behoren.
Discriminatieve prikkel (76) Een prikkel die signaleert dat in een bepaalde situatie een bepaalde
versterkings- of bestraffingscontingentie geldt.
Dominante respons (144) De respons die bij een bepaald individu in een bepaalde situatie het sterkst met
de prikkel geassocieerd is en dus de grootste kans heeft om uitgebracht te
worden.
Easterlinparadox (444) Ondanks de afwezigheid van een correlatie tussen de welvaart en het geluk van
de inwoners van een land over de tijd heen, bestaat er wel een correlatie
tussen het inkomen van mensen en hun gerapporteerde geluk.
Ecologische validiteit (26) De mate waarin een onderzoek conclusies toelaat over het ‘natuurlijk’
voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze in het echte leven ook
tegenkomen.
Eros (343) De levensdrift die tot zelfverwezenlijking leidt.
Evaluatief leren (236) De vorm van klassieke conditionering waarbij een neutrale prikkel
(voorwaardelijke prikkel) een evaluatieve betekenis verwerft doordat hij een
aantal keren samengaat met een betekenisvolle gebeurtenis
(onvoorwaardelijke prikkel)
Evaluatieve gedragsaansteking Zogenaamd tegenattitudinaal gedrag veroorzaakt geen verandering in een
(275) interne dispositie, maar louter in wat mensen beweren over die attitude.
Experiment (39) Een manier om gegevens te verzamelen waarvan de analyse uiteindelijk causale
conclusies toelaat.
Experimenteel realisme (41) De mate waarin een experimentele situatie zo meeslepend is dat mensen erin
opgaan, zodat ze zich spontaan gedragen.
Expliciete attitudes (231) Attitudes waarvan mensen zich bewust zijn en die ze kunnen rapporteren.
Expliciete sociale invloed / Wanneer een individu te maken krijgt met een verzoek vanwege anderen om
gehoorzaamheid (131) iets te doen of te laten, al dan niet gepaard met de belofte van een beloning
en/of de dreiging met straf.
Frustratie (346) Het niet kunnen bereiken van eender welk doel.
Frustratie-agressie hypothese Mensen reageren agressief als ze er niet in slagen een begerenswaardig doel te
(346) bereiken.
Fundamentele attributiefout / Een algemeen verschijnsel bij causale attributie, waarbij men de neiging heeft
correspondentievertekening om de rol van persoonseigenschappen (dispositionele factoren) te overschatten
(296) en situationele factoren te onderschatten.
General agression model (GAM) Een model dat geobserveerde effecten spaarzaam verklaart en toelaat nieuwe
(368) hypothesen te vormen, waarin inzichten over agressie geïntegreerd zijn.
General learning model (GLM) Een model, dat breder toepasbaar is dan het G.A.M., van hoe iemand onder
(416) invloed van allerlei factoren kan leren om een gedrag te vertonen.
‘Grote vis in een kleine vijver’- Zwakkere studenten aan prestigieuze en selectieve onderwijsinstellingen
effect (435) schatten hun academische kwaliteiten lager in dan sterkere studenten aan
minder selectieve onderwijsinstellingen, zelfs als ze objectief vergelijkbaar of
zelfs beter presteren.
Hoofdeffect (50) Wanneer een onafhankelijke variabele een significant effect heeft over de
condities van de andere onafhankelijke variabelen heen.
Hot sauce-methode Een methode voor de meting van agressie, omdat de hoeveelheid pikante saus
die de deelnemer klaarzet, bepaalt hoe aversief de situatie voor de volgende
deelnemer is.
Impliciete associatietest (IAT) Een test die de zowel het affectieve aspect van stereotypes als de declaratieve
(284) elementen kan onderzoeken.
Impliciete attitudes (231) Attitudes waarvan mensen zich niet realiseren dat ze die hebben.
Impliciete sociale invloed (131) Invloed van anderen op het gedrag, zonder dat deze anderen expliciet vragen
om mee te doen of hen na te doen.
Indirecte metingen (231) Metingen die ofwel gebaseerd zijn op gedragingen die niet (of minder) onder
bewuste controle staan, ofwel op zelfbeschrijvingen waarbij respondenten niet

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller teunvankerkhoven. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31  2x  sold
  • (0)
  Add to cart