100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting van het hele boek! $6.43   Add to cart

Summary

Samenvatting van het hele boek!

 72 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Met deze samenvatting weet je alles wat er in de toets voorbij komt! Veel succes met doorlezen

Preview 3 out of 29  pages

  • Yes
  • January 9, 2023
  • 29
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting aardrijkskunde instaptoets PABO

Hoofdstuk 1 systeem aarde

Plaatsen op aarde worden gevormd door verschillende elementen die elkaar beïnvloeden.
Vier sferen vormen de aarde:
1. De atmosfeer: de luchtlaag rondom de aarde, waarin ook het weer plaatsvindt
2. De lithosfeer: het buitenste deel van de aardkorst, met reliëf, de bodem en de ondergrond
3. De hydrosfeer: al het water op aarde, waaronder het grondwater en land- en drijfijs
4. De biosfeer: al het leven op aarde, waaronder mensen, planten en dieren.

De vier sferen beïnvloeden elkaar. Het water, het klimaat en de bodem bepalen welke plantgroei
mogelijk is op een bepaalde plaats.
Het reliëf (de hoogteligging) heeft invloed op de tempratuur in de dampkring.
De sferen vormen een samenhangend geheel: een systeem.
Kringlopen maken onderdeel uit van het systeem; waterkringloop en gesteentekringloop. Deze
bevinden zich in de hydrosfeer en lithosfeer.
Koolstof verplaatst zich tussen verschillende sferen: planten (biosfeer) nemen koolstof op uit de
atmosfeer en zetten dit om in suikers.
Fossiele planten vormen steenkool (lithosfeer), en het koolstofdioxide komt na verbranding weer in
de atmosfeer terecht.

Plaatsbepaling op aarde
Om de ligging van een plaats op aarde aan te geven gebruik je de relatieve of de absolute ligging.
Relatieve ligging: de locatie ten opzichte van andere plaatsen. Hengelo ligt ten noordwesten van
Enschede.
Absolute ligging: de geografische coördinaten worden gebruikt om de ligging ten opzichte van de
evenaar en de nulmeridiaan aan te geven.
De evenaar ligt precies tussen de noord- en zuidpool in en verdeelt de aarde in een noordelijk en
zuidelijk halfrond.
De lijnen heten breedtegraden of parallellen. Op elk halfrond zijn er 90 breedtegraden.
Plaatsen op lage breedte liggen dicht bij de evenaar.
Breedteligging: plaatsen op hoge breedte dus vlakbij de noord- of zuidpool.

Lengteligging: aangeven hoe oostelijk of westelijk een plaats ligt ten opzichte van de nulmeridiaan.
Die lijn loopt door de plaats Greenwich. Er zijn 180 meridianen die ten oosten van de nulmeridiaan
liggen, op het oostelijk halfrond (OL) en ook 180 op het westelijk halfrond (WL).

Om de ligging preciezer te maken van plaatsen die dichtbij elkaar liggen worden de graden verdeeld
in 60 minuten en elke minuut weer in 60 seconden.
De absolute afstand tussen Utrecht en Amersfoort is 20 kilometer hemelsbreed.
De relatieve afstand kan worden uitgedrukt in tijd of geld. De snelste route is 24.9 kilometer lang
door al de treinen en andere transport.

De aarde in het zonnestelsel
De aarde is een planeet: een hemellichaam dat draait rond een ster.
De aarde is 150 miljoen kilometer van de zon verwijderd.
De juiste tempratuur maakt een leven op aarde mogelijk met de atmosfeer.
Zonnestelsel: de zon, acht planeten die om de zon draaien en de 70 manen die rond de planeten
draaien.

,Verschillende manieren waarop de bewegingen in het zonnestelsel op aarde merkbaar zijn:
- Aardrotatie: de aarde draait een rondje om zijn as. Hierdoor is er verschil in dag en nacht. Er
zijn 15 tijdzones (2x180 graden in 24 uur)
- Aardbaan: de aarde draait in een jaar een cirkel rond de zon. De aardas staat een beetje
scheef ten opzichte van de zon. De hellingshoek is 23,5 graden. Hierdoor vallen de
zonnestralen niet altijd loodrecht op de evenaar. De loodrechte stand van de zon beweegt
tussen de Kreeftskeerkring op 23,5 graden NB (in juni) en de Steenbokskering op 23,5 graden
ZB (in december).
Gebieden op hoge breedte kennen een groot verschil in de duur van de dag en nacht in de
loop van een jaar. In het noordpoolgebied is het rond 21 juni altijd licht (midzomernacht).
Rond 21 december is het altijd donker (poolnacht).
- De getijden zijn ontstaan door de aantrekkingskracht van de maan. Die draait in 27 dagen
rond de aarde. Bij oceanen is de zwaartekracht merkbaar door een bult water aan de kant
van de maan. Precies aan de andere kant van de wereld ontstaat deze op dezelfde tijd.
Wanneer het water omhoogkomt noemen we dat vloed. Als het weer afneemt is het eb.
Op Zandvoort draait door de aardrotatie langs de 2 waterbulten die ontstaan door de
zwaartekracht van de maan. Daardoor is het 2 keer per dag eb en vloed en duren 6 uur.

Endogene krachten
Veel processen in de lithosfeer, ontstaan door endogene krachten: bewegingen die ontstaan binnen
in de aarde.
De aardkern bestaat uit: een binnenkern van vast ijzer waar het 6000 graden is.
De buitenkern is vloeibaar. Daaromheen zit een vaste aardmantel waar het een paar 1000 graden is.
Het buitenste deel van de aardmantel is 250 km dik en is taai-vloeibaar: de asthenosfeer.
In de asthenosfeer is heet gesteente dat stijgt met een paar centimeters per jaar omhoog en opzij.
De afkoeling zorgt voor daling, hierdoor kan het proces door blijven gaan.
Convectiestromingen: beweging van oceaanstromen, luchtstromen of in een pan soep op het vuur.

Boven op de asthenosfeer drijven platen: stukken aardkorst waarop oceanen en continenten liggen.
Oceanische korst is minder dan 10 kilometer dik en bestaat uit basalt (zwaar gesteente).
Continentale korst is dikker tot 100 kilometer. Deze korst bestaat uit lichtere gesteenten, graniet.
Deze is bij Nederland 31 kilometer dik.

Platentektoniek: door de convectiestromingen in de asthenosfeer zijn de platen gaan drijven.
3 bewegingsrichtingen van platen:
1. Divergentie: platen drijven uit elkaar. Dit kan alleen bij 2 oceanische platen en er wordt
nieuwe aardkorst gevormd. Magma stroomt tussen de uit elkaar bewegende platen naar
buiten. Zo ontstaan mid-oceanische ruggen: langgerekte onderzeese gebergteketens met
vulkanisme.
2. Convergentie: de platen bewegen naar elkaar toe. 3 verschillende mogelijkheden:
a. Een oceanische plaat botst tegen een contenitale plaat. De oceanische plaat duikt
onder de continentale plaat en zinkt in de mantel -> subductie. Door het zinken
ontstaat er een trog en zinkend in de mantel smelt het gesteente van de oceanische
korst. Opstijgende bellen met magma veroorzaken vulkanisme en aardbevingen
langs de subductiezone.
b. Subductie en een trog ontstaan ook wanneer 2 oceanische platen botsen. De oudste
en zwaarste plaat zakt onder de jongere. Het wordt een vulkanische eilandenboog.
c. 2 continentale platen botsen. Door het lichtere gesteente is er geen subductie maar
is er een plooiingsgebergte daardoor de continentale korsten in en over elkaar
worden geduwd en waarbij ook aardbevingen plaatsvinden.

, 3. Transforme beweging: de platen schuiven langs elkaar. De San Andreasbreuk (Californië) is
het bekendste voorbeeld. Door de opbouw van spanning in de aardkorst zijn er veel
aardbevingen.

Meer gevolgen van platentektoniek
De continentverschuiving verloopt zo langzaam dat het niet merkbaar is voor de mens. Een trillende
of vuurspuwende aarde is indrukwekkend maar richt ook veel schade aan.

Vulkanisme
Bij een vulkaanuitbarsting (eruptie) stroomt magma uit de asthenosfeer (het bovenste deel van de
aardmantel) uit een krater naar buiten. Magma uit de aardkorst -> lava.
Na eruptie komt naar buiten:
- Lava
- Vulkanisch as
- Gestolde brokken lava
- Verschillende gassen
Wanneer een vulkaan is bedekt met sneeuw of ijs wordt het een modderstroom.
Van de actieve vulkanen op aarde is 80% ontstaan bij convergerende platen (subductie) en 15% bij
divergerende platen. 5% door hotspots.
Hotspot: hete pluimen magma die uit het onderste deel van de mantel naar boven komen door de
lithosfeer heen breken en vulkanisme veroorzaken. Door platentektoniek verschuift de aardkorst
langzaam over deze constante mantelpluim, hierdoor ontstaat een rij vulkanische eilanden. Hoe
dichter bij de hotspot, hoe jonger de vulkaan. Hawaii, Canarische eilanden zijn hotspots. ‘

Typen vulkanen
Schildvulkaan/spleetvulkaan: magma erg dun en vloeibaar, makkelijk uit de aarde vloeit voor het
stolt dus flauwe hellingen geeft. Ze komen voor bij hotspots en divergerende plaatgrenzen.
Stratovulkaan: steile wanden opgebouwd uit afwisselende lagen lava en vulkanisch as. Komen voor
bij subductiezones, waar een combinatie van oceanisch basalt en het continentale graniet het
magma taai en stroperig maakt. Maakt een cyclus van:
- Stolling in de kraterpijp
- Opbouw van druk
- Explosieve uitbarsting van lava met vrijgekomen gesteentebrokken
- Vulkanische as en gassen
- Opnieuw verstopping in de kraterpijp
Caldera: wanneer een vulkaanuitbarsting zo explosief is dat het centrale deel wordt opgeblazen en
instort. In de diepte kan een kraktermeer ontstaan of een nieuwe vulkaan.

Vulkanische verschijnselen:
- Fumarolen: mineraalrijke warmwaterbronnen die soms giftige dampen uitstoten
- Geisers: het water verzamelt zich in een ondergrondse bron en als het tot het kookpunt reikt
komt het in een kokendhete straal omhoog.
- Vruchtbare landbouwgrond door de mineralen die in de lava en as zitten
- Delfstoffen in de bodem

Aardbevingen
Tussen aardplaten bouwen zich spanningen op. Vaak wordt de continentbeweging tegengehouden
door wrijving. De ontlading van de opgebouwde spanning zorgt voor een plotselinge beweging van
de grond en dit veroorzaakt trillingen en aardschokken: een aardbeving.
Het hypocentrum: de plaats in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat
Epicentrum: het punt aan het aardoppervlak recht boven het hypocentrum. Hier zijn de zwaarste
schokken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosalindegroeneweg01. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.43  2x  sold
  • (0)
  Add to cart