Hoofdstuk 2, 5, 6, 9 en 10.
April 10, 2016
21
2015/2016
Summary
Subjects
ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
jrigter 2013
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening / MWD
Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
All documents for this subject (1)
1
review
By: nitaaa • 8 year ago
Seller
Follow
Lisa1889
Reviews received
Available practice questions
Hoofdstuk 6 Voedings- en eetstoornissen
Flashcards31 Flashcards
Free0 sales
Flashcards31 Flashcards
Free0 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Uit welke drie fasen bestaat een normale ontwikkeling van voedingspatronen?
Answer: 1. de zoog en zuigfase
2. de overgangsfase
3. mee-eten wat de pot schaft
2.
Drinken wordt geregeld door voedingsreflexen. Welke?
Answer: Rootingreflex
zuigreflex
bijtreflex
wurgreflex of kokhalsreflex
3.
Wat is de rootingreflex?
Answer: Op het moment dat je de wang van een pasgeborene aanraakt met je vinger, zal de baby zijn of haar hoofd naar de vinger toedraaien, de mond openen en de lippen om de vinger heen sluiten.
4.
Wat is de zuigreflex?
Answer: Na de rootingreflex zal de baby op de vinger gaan zuigen, waarbij het eveneens kauw- en slikbewegingen zal maken.
5.
Wat is de bijtreflex?
Answer: Ritmische beweging van de onderkaak van baby’s waarmee ze de melk uit de tepel of speen drukken.
Hoofdstuk 5 Slaapstoornissen en slaapproblemen
Flashcards42 Flashcards
$3.250 sales
Flashcards42 Flashcards
$3.250 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is de definitie van slaap?
Answer: Een verminderde motorische activiteit, verminderde verwerking van zintuiglijke prikkels en een toestand waaruit je gewekt kan worden.
2.
Er zijn twee soorten slaap. Welke?
Answer: Remslaap en non-remslaap
3.
Wat houdt de remslaap in?
Answer: Rapid eye-movement is de actieve of droomslaap, waarin de ogen achter de gesloten oogleden snel heen en weer bewegen. 80 tot 90% van de mensen droomt tijdens deze slaap.
4.
Noem een aantal kenmerken van de remslaap
Answer: 1. Hersenen zijn net zo actief als wanneer je wakker bent
2. Het lijkt erop dat de hersenactiviteit nodig is om het geheugen en het zenuwstelsel te vormen en in vorm te houden.
3. Alle spieren, behalve de oog en gelaatsspieren, verslappen
4. Cognitieve functie
5.
Wat is de non-remslaap?
Answer: Rustige slaap, waarin de ogen niet bewegen en kent vier fasen met verschillende slaapdiepte: de lichte, iets minder lichte, diepe en heel diepe slaap.
Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Flashcards17 Flashcards
$3.250 sales
Flashcards17 Flashcards
$3.250 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat houdt een classificatiesysteem in?
Answer: gedragingen van kinderen beschrijven, van elkaar onderscheiden en in delen in verschillende categorieën. Als een hulpverlener een stoornis vaststelt, heeft een kind een diagnose gekregen.
2.
Wat zijn voordelen van een classificatiesysteem?
Answer: onderscheid maken tussen verschijnselen, maar ook overeenkomsten signaleren en zowel oude als nieuwe verschijnselen in delen. Hulpverleners kunnen beter begrijpen wat er met een kind aan de hand is en hoe ze kunnen helpen.
3.
Wat is epidemiologisch onderzoek?
Answer: onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van psychische en lichamelijke ziekten onder de bevolking
4.
Waarom is onderzoek naar oorzaken van stoornissen lastig?
Answer: Omdat er bij het ontstaan van een stoornis heel veel factoren een rol spelen.
5.
Wat is het verschil tussen classificeren en diagnosticeren?
Answer: Classificeren: het in kaart brengen van mogelijk problematisch gedrag
Diagnosticeren: het proberen te begrijpen en verklaren van gedrag.
Hoofdstuk 10 Taal- en leerstoornissen
Flashcards55 Flashcards
$3.254 sales
Flashcards55 Flashcards
$3.254 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Taalverwerving kent een sensitieve periode, lezen en schrijven niet. Wat is de sensitieve periode?
Answer: Eerste twaalf jaar vind spelenderwijs het verwerven van taal plaatst. Daarna gaat het verwerven van (nieuwe) taal niet meer van zelf en moet daar hard voor geoefend worden.
Een kind kan in de sensitieve periode twee of meer talen leren, mist hij/zij oproeit in een omgeving waar deze talen gesproken worden. Kinderen niet opgroeien in een omgeving waar niet gesproken wordt, verliezen het vermogen op taal spelenderwijs te leren.
Answer: Onderscheid tussen klanken en de regels van klankcombinaties. Deze ontwikkeling is komt direct na de geboorte op gang
4.
Wat is morfologie?
Answer: Combinatie van klanken tot betekenisvolle woorden. Herkenning uit klanken (passief) tot uitspreken van woorden (actief).
5.
Wat is semantiek?
Answer: Betekenis van woorden en zinnen. ‘een stoel is om op te zitten’. Het kind begrijpt zinnen.
Orthopedagogische theorieë;n
Flashcards34 Flashcards
$3.250 sales
Flashcards34 Flashcards
$3.250 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is pedagogiek?
Answer: leer van de opvoeding; opvoedkunde. Pedagoog is de professionele opvoeder; Verbindende schakel tussen dagelijkse opvoedingspraktijk en wetenschap
2.
Wat is orthopedagogiek?
Answer: De wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke opvoeding en het in zijn ontwikkeling belemmerde kind.
3.
Wat is de definitie van opvoeden volgens Traas en Malschaert?
Answer: Een bepaalde vorm van omgang tussen volwassenen en jeugdigen die erop gericht is steun en richting te geven bij het proces van volwassenwording
4.
Wat is de definitie van opvoeden volgens Kok?
Answer: Het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden voor zelfontplooiing.
5.
problematische opvoeding actueel in de orthopedagogiek: leg uit.
Answer: Problematisch opvoeding Actuele orthopedagogiek
- Enerzijds: kinderen en opvoeders zo dicht mogelijk bij huis en zo kort mogelijk helpen en aansluiten bij eigen krachten en mogelijkheden.
- Anderzijds sterke roep naar diagnose met de verwachting dat een juiste diagnose zal leiden tot een juiste behandeling.
Content preview
Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen.
Wat is pedagogiek
leer van de opvoeding; opvoedkunde. Pedagoog is de professionele opvoeder; Verbindende
schakel tussen dagelijkse opvoedingspraktijk en wetenschap
Wat is orthopedagogiek
De wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke opvoeding en het in zijn
ontwikkeling belemmerde kind.
Definitie opvoeden Traas & Malschaert
Een bepaalde vorm van omgang tussen volwassenen en jeugdigen die erop gericht is steun
en richting te geven bij het proces van volwassenwording.
Definitie opvoeden Kok
Het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als
persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden
voor zelfontplooiing.
Functioneel de continue onderlinge betrokkenheid van de deelnemers aan het
opvoedingsproces.
Intentioneel de opvoeder wil het kind iets leren, iets duidelijk maken of het kind iets laten
ervaren. Doelgericht karakter van opvoeding.
Problematisch opvoeding actuele in orthopedagogiek
- Enerzijds: kinderen en opvoeders zo dicht mogelijk bij huis en zo kort mogelijk helpen en
aansluiten bij eigen krachten en mogelijkheden.
- Anderzijds sterke roep naar diagnose met de verwachting dat een juiste diagnose zal leiden
tot een juiste behandeling.
De orthopedagogische vraagstelling: een theoretisch concept waarin wordt uitgedrukt, dat
specifiek opvoeden het beantwoorden is van een vraagstelling om overaccentuering in het
opvoedproces, en wel zo, dat dit optimaal wordt, zodat een kind zijn eigenheid kan
ontplooien. Wat vraagt dit kind van mij? Specifiek opvoeden: de opvoeder legt speciale
accenten in zijn opvoedingsgedrag en houding, waardoor het kind weer kansen krijgt om zich
te ontwikkelen.
Het opvoedingsproces ontwikkelingsaspecten
Affectief
Heeft betrekking op het gevoelsleven en op affectieve relaties met andere mensen. Het
gevoel erbij te horen, affectief ingebed zijn in menselijk contact is een van de pijlers om
sociaal te worden en het fundament waarop gevoelens van veiligheid ontstaan. Op basis
hiervan moet het kind fouten durven.
Cognitief
Het leren kennen en begrijpen van de wereld om zich heen. De wereld presenteert zich in
structuren: ruimtelijke structuren, tijdsstructuren, structuren in taal en sociale structuren.
Structuur is: een ordening van dingen in de wereld om je heen, een patroon.
Conatief
Als een opvoedingsproces goed verloopt zal een kind zijn eigenheid ontplooien: zelf keuzes
maken.
,Vraagstelling ordenend systeem
1. Emotionele ruimte bieden
De primaire behoefte van het kind is een opvoeder die gepaste ruimte biedt voor de
affectieve ontwikkeling, met name door het responsiever aangaan en onderhouden
van de relatie, waardoor er meer ruimte wordt geboden voor emotionele ontwikkeling.
Bij deze type vraagstelling is meestal sprake van een emotionele verwaarlozing.
2. Relationele ruimte laten
De primaire behoefte van het kind is relationele ruimte die de opvoeder het kind laat
doordat de opvoeder relationele afstand en relationele nabijheid doseert. Bij deze
type vraagstelling is de relationele ontwikkeling bij kinderen nauwelijks op gang
gekomen.
3. Structureren
De primaire behoefte van het kind is hulp bij het structureren en in het bijzonder bij
het inzicht krijgen in structuren. Bij dit type vraagstelling kunnen kinderen geen orde
aanbrengen in hun leefwereld en worden gemakkelijk overspoeld door prikkels.
4. Variëren
De primaire behoefte van het kind is hulp bij het variëren en versoepelen. Bij dit type
vraagstelling kunnen kinderen niet voldoende flexibel omgaan met hun omgeving,
houden krampachtig vast aan bekende structuren en durven niet af te wijken.
5. Profileren
De primaire behoefte van het kind is steun in het streven naar een eigen positie en in
het zichzelf realiseren. Bij dit type vraagstelling zijn kinderen onzeker en passen zich
te veel aan anderen aan.
6. Harmoniëren
De primaire behoefte van het kind is steun bij het streven naar afstand nemen van
zichzelf en steun bij het harmoniëren met anderen. Bij dit type vraagstelling zijn
kinderen teveel op zichzelf gericht.
,Pedagogische doelstellingen
• basisveiligheid geven
• persoonlijkheid versterken
• bijbrengen van sociale vaardigheden
• leren omgaan met autoriteit
• verbetering gedragsproblematiek • bevorderen van zelfstandigheid
• leren omgaan met vrije tijd
• schoolsituatie verbeteren
• leren omgaan met leeftijdgenoten
• verbetering emotioneel functioneren
Hoofdstuk 2
Classificatiesystemen
Gedragingen van kinderen beschrijven, van elkaar onderscheiden en in delen in
verschillende categorieën. Als een hulpverlener een stoornis vaststelt, heeft een kind een
diagnose gekregen.
Voordelen onderscheid maken tussen verschijnselen, maar ook overeenkomsten
signaleren en zowel oude als nieuwe verschijnselen in delen. Hulpverleners kunnen beter
begrijpen wat er met een kind aan de hand is en hoe ze kunnen helpen.
Op de vraag hoeveel kinderen een stoornis hebben, probeert epidemiologisch onderzoek
een antwoord op te vinden: onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van
psychische en lichamelijke ziekten onder de bevolking. Oorzaken naar stoornissen is veel
ingewikkelder om te verklaren, omdat er bij het ontstaan van een stoornis ontzettend veel
factoren in het spel zijn.
Classificeren: het in kaart brengen van mogelijk problematisch gedrag
Diagnosticeren: het proberen te begrijpen en verklaren van gedrag.
Gespecialiseerde hulpverleners: kinderarts, psychiater, ontwikkelingspsychologe,
orthopedagoog.
,Classificatie: een persoon herkennen, er een naam aangeven, indelen in een categorie.
(jongen, meisje, groente, fruit).
Doel van ontwikkelingspsychopathologie afwijkend of vreemd gedrag in kaart brengen,
stoornissen herkennen, van elkaar onderscheiden en indelen.
Nadeel van categoriestatie is dat mensen een etiket krijgen en dit kan stigmatiseren.
Kinderen en volwassenen worden nagewezen, omdat ze een stoornis hebben.
DMS: diagnostic and statistical manual of mental disorders, het handboek voor
psychiaters dat wordt uitgegeven door de APA, de American Psychiatric Association. Dit
handboek wordt wereldwijd gebruikt en brengt in kaart of een kind voldoet aan bepaalde
criteria: diagnose stellen. Categoriale dimensie.
DSM-5 kwam er in 2013. Zo’n 300 stoornissen. Gebaseerd op afspraken die specialisten
maken voor elke groep stoornissen. Die afspraken bepalen is een keuzeproces en andere
psychiaters en psychologen zijn het lang niet altijd eens met de keuzen die de DSM-
psychiaters maken.
Uitgangspunten van de DSM
Soort symptomen: Om te kunnen bepalen of iemand een psychische stoornis heeft, is
het om te beginnen nodig om af te spreken welke gedragssymptomen die stoornis
kenmerken: observeer baar gedrag en innerlijke kenmerken. Symptomen
BESCHRIJVEN de stoornis, ze verklaren ze niet.
Beschrijft welk aantal symptomen in welke mate en gedurende welke termijn
aanwezig moet zijn wil er sprake zijn een stoornis. Hoe meer symptomen, hoe
ernstiger de stoornis.
Symptomen moeten al een bepaalde tijd of vanaf een bepaald moment aanwezig
zijn.
Belangrijk is in welke mate de stoornis iemands functioneren negatief beïnvloedt en
een last is voor hemzelf/zijn omgeving.
Comorbiditeit: meer stoornissen tegelijkertijd
Nadelen DSM-systeem
o Houdt onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext waarin een stoornis is
ontstaan: kenmerken van stoornissen kunnen veranderen als een kind ouder wordt
en ze kunnen ook anders zijn voor jongens en meisjes.
o Houdt te weinig rekening met de culturele context. Culturele normen en opvattingen
hebben invloed op de definitie en het voorkomen van psychische stoornissen.
Er wordt een vragenlijst gebruikt op het IQ te meten van een persoon. Score: mate waarin
het kind ergens last van heeft. De CBCL, childs behavior checklist, is de meest gebruikte:
verschillende versies, voor verschillende leeftijdsgroepen en geslacht: in hoeverre is er
sprake van opstandig gedrag: Dimensionale benadering.
Voordelen
Sluiten beter aan bij ontwikkelingspsychopathologische ideeën: de door de tijd
veranderde psychische problematiek van kinderen beter in kaart brengt.
Gaat er vanuit dat er geen harde criteria bestaan voor psychische stoornissen: men
vergelijkt in welke mate bepaald gedrag van een kind afwijkt van zijn leeftijdsgenoten.
Niet alleen hulpverlener, maar ook het kind zelf, ouders en betrokkenen geven hun
opvatting. Er worden dus gegevens gebruikt uit meerdere bronnen.
, Nadelen
De mondiale verspreiding van de vragenlijst is lager dan de DSM
Subjectief
Zeldzame stoornissen met maar één symptoom worden niet goed opgespoord.
Diagnostiek
Bij diagnostiek gaat het om drie ‘waaromvragen’:
1. Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven
bestaan?
Verschillen tussen classificatie en diagnostiek
Classificatie Diagnostiek
Wat is er aan de hand Hoe is dat zo gekomen
Algemene kennis Specifieke kennis
Beschrijvend Verklarend
Betreft groepen Betreft een individu
Gedragskenmerken Zijn meerdere niveaus van de persoon en
context bij betrokken
Relatief snel te stellen Tijdrovend proces
Geeft enige richting aan hulpverlening Is voorwaardelijk voor hulpverlening
Hoofdstuk 5
Slaap
Een verminderde motorische activiteit, verminderde verwerking van zintuigelijke prikkels en
een toestand waaruit je gewekt kan worden. Herstelfunctie.
Remslaap
Rapid eye-movement is de actieve of droomslaap, waarin de ogen achter de gesloten
oogleden snel heen en weer bewegen. 80 tot 90% van de mensen droomt tijdens deze
slaap.
Kenmerken
o Hersenen zijn net zo actief als wanneer je wakker bent
o Het lijkt erop dat de hersenactiviteit nodig is om het geheugen en het zenuwstelsel te
vormen en in vorm te houden.
o Alle spieren, behalve de oog en gelaatsspieren, verslappen
o Cognitieve functie
Non-remslaap
Rustige slaap, waarin de ogen niet bewegen en kent vier fasen met verschillende
slaapdiepte: de lichte, iets minder lichte, diepe en heel diepe slaap.
Kenmerken
o Hoe dieper de slaap, hoe minder hersenactiviteit
o Spieren verslappen niet en je kunt je bewegen
o Energievoorraden worden aangevuld
o Eiwitten aangemaakt
o Nieuw weefsel gevormd
o De twee diepste slaapfasen betekenen letterlijk groeizaam voor kinderen.
o Schreeuwen lukt alleen in deze slaap.
o Lichamelijke functie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lisa1889. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.